genoeg is, om aan blind geboornen het gezicht te geeven.’ Uit de spreekwyze Nieuwe Licht, in den tytel van dit Strydschrift gebezigd, zou, veelligt, iemand kunnen waanen, dat de Schryver tot de Luthersche Gemeenschap behoorde, voor zo veel de benaamingen van Oud en Nieuw Licht, aldaar, van byzondere toepassinge zyn. In de Voorrede verklaart hy een Ledemaat der Hervormde Kerk te zyn. Doch hy voegt 'er nevens, daar de Hervormden thans met de echte Navolgers van luther, met de voornaamste Leerstukken des geloofs eene gemeene zaak hebben, ook zomtyds luther en hunne Symbolische Schriften te zullen laaten spreeken; ‘te meer,’ zegt hy, ‘daar onze geachte Burgervaders, hun, welke volharden te blyven in de Leer van Jesus en zyne Apostelen, tot eenen toevlugt zyn.’
De onderwerpen, welke hier, by wyze van Zamenspraaken, verhandeld worden, loopen over de Nieuwe Hervormers, het Oude en Nieuwe Licht; de Goddelykheid der H. Schrift; de Goddelyke Drie-eenheid; het Eeuwig Goddelyk Zoonschap van Christus, en zyne waarachtige Godheid; de Leerstukken der Verzoening, en Eeuwigheid der Straffe; de Godheid van den H. Geest, en zyne Genadewerking in het harte van den Uitverkoorenen Zondaar. Niets nieuws, in het doorbladeren van deeze Zamenspraaken, hebben wy ten aanzien van deeze Gemeene Plaatzen van alle Godgeleerde Zamenstelzels aangetroffen. Met de meeste Twistschryvers heeft jan de vries dit gemeen, dat zyn tallentje inzonderheid zich ook bepaalt tot het bitze, scherpe, en kwaadvermoedende, en hy wyd vervreemd is van dien geest van bescheidenheid, welke eenen Christen, dien het om de waarheid te doen is, en voor de eere Gods en des gezegenden Verlossers yvert, bovenal behoort te kenmerken. De Man zelve schynt dit begreepen te hebben, daar hy, in zyne Voorrede, erkent, dat de Leezer, veelligt, hier of daar een sterken trek zal ontmoeten. Hoe weinig, intusschen, toont hy de Schriften te verstaan, daar hy deeze sterke trekken tragt te verdeedigen, met het voorbeeld ‘van den anders zo zagtmoedigen Jesus, welke een Wee uitsprak, over de getabberde Vaders, de Schriftgeleerden en Pharizeen.’ Kan 't hem onbekend zyn, dat de gezegende Meester, met deeze aankondiging van Gods ongenoegen, het oog hadt op de geveinsdheid en daar mede verknogte Zedelyke