Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve over den Hoofdzwymel, of de Duizeligheid, door M. Herz,der Medicynen Doct. Geneesheer van 't Gasthuis der Joodsche Gemeente te Berlyn, enz. Met een Voorafspraak van B. Nieuhoff:en een Brief over de Krankzinnigheid. Te Harderwyk by J. van Kasteel, 1791. In gr. 8vo. 420 bl.Behalven eene aanpryzende Voorafspraak van den verdienstelyken Harderwykschen Hoogleeraar b. nieuhoff, bevat dit Werk van den, by de geleerde waereld alom met roem bekenden, Geneesheer m. herz, over den Hoofdzwymel, of de Duizeligheid, nog een Brief, of liever Verhandeling, over de Krankzinnigheid, geschreven door een Man die zig verkiest Eudoxus te noemen; dan wiens Werk van dien aart is, dat Hy gewis geene de minste oorzaak heeft, om die rede zyn waaren naam te verbergen, dat Hy zoude behoeven te vreezen, dat zyn Brief niet by hun, die echte Geneeskunde en waare Wysgeerte op den rechten prys weten te waardeeren, | |
[pagina 200]
| |
met genoegen zoude doorgeleezen, en, daar dezelve zulks inderdaad verdient, gunstig beoordeeld worden. Immers is het gewis ieder Artz, die een weinig tyds slegts zyne konst geoeffend heeft, voorgekomen, dat hy ziekten ontdekte, wier eerste oorzaak niet in het Lichaam, maar wel in de Ziele, huisvestte, die, zo als de Autheur het met alle recht noemt, uit een verbrooken evenwicht der Zielskrachten hunnen oorsprong namen. Hoe welkom moet het Hem derhalven zyn, in een kort bestek, de oorzaaken en gevolgen dier voor de Menschheid zo gevaarlyke krankten, met eene meesterlyke hand beschreven, en met de vereischte waarneemingen bevestigd, te zien: en niet minder vind de bespiegelende Wysgeer hierin eene ryke voorraad van stoffe tot nadenken, en zy, die het ambt van Volksleeraars uit verkiezing of plicht beoeffenen, vinden hier in geene minder ryke bron, die Hun tot eene meer gevorderde Menschkunde overvloedige stoffe kan opleveren. Dan, gaan wy tot het Werk zelve over, waar mede de gemelde Brief, uit hoofde der manier van behandeling, en der in veelen opzichte overeenstemmende aart der ziekte, een schoon geheel uitmaakt; want ook hierin vind men Geneeskunde en Wysgeerte met elkander vereenigd, en de groote herz toont, dat Hy niet minder het menschlyk hart, of liever zyne ziel, dan zyn lichaam, bestudeerd heeft. In eene bondig geschreeven en voor het Werk welgepaste Inleiding, betoogt de geleerde Schryver de noodzaakelykheid van de beoeffening der Zielkunde in de Geneeskunde: uit deeze hebben wy, niet zonder verontwaardiging, gezien, dat 'er in Duitschland Geneesheeren gevonden wordenGa naar voetnoot(*), die zich niet ontzien 'er openlyk op te roemen, dat zy geene Wysgeeren zyn, dat is, dat zy over hunne manier van doen niet wysgeerig redeneeren, en, met eene in zich vernoegde eenvouwigheid, die geenen op eenen hoonenden trant uitlachen, welke gelooven, dat men zelfs in de Geneeskunde, by zyn doen en laaten, niet in de bloote ervaaring (Empirie) berusten; maar ook de rede moet raadpleegen. Ach! mogten 'er in ons Vaderland zodanige niet te vinden zyn!!! De eerste Afdeeling bevat eene uitvoerige beschouwing der Menschelyke Ziele, en van derzelver werkzaamheid: - De tweede schetst den toestand der Ziele by een natuurly- | |
[pagina 201]
| |
ken voortgang der Denkbeelden, - te langzaame - te schielyke; de gebreken daar uit voortspruitende; de Hoofdzwymel, of Duizeligheid; kenmerken derzelve: - De derde beschryft de geschiktmaakende oorzaaken: - De vierde, of laatste, behelst de nadere verklaaring, onderscheiding, en volledigste geneeswyze, deezer ziekte. Ons voorneemen was, om nu iets ter proeve, uit het Werk zelve, onzen Leezeren aan te bieden, dan, behalven dat dit geschryf voor ons Maandwerk reeds genoeg uitgedyd is, vinden wy niets, het welk, zonder verminking of benadeeling van den text zelve, in een kort uittrekzel kan voorgedraagen worden; alles hangt onafscheidbaar aan elkander, en maakt te zamen het schoonste geheel uit, het welk ons over zoortgelyke onderwerpen ooit onder de oogen is gekomen. Wy kunnen dus niet meer doen, dan het zelve allen, die Menschkunde in hunne Studien nodig hebben, (en welk een man van letteren heeft dit niet?) op het sterkst aan te beveelen, en voor den Geneesheer moeten wy de gewoone uitspraak van hunne Leermeesters (non potes carere) slegts herhaalen. Dank zy ondertusschen ook den waardigen Hoogleeraar, onder wiens opzicht deeze Vertaaling geschied, en waar door dit lettergeschenk ook een eigendom voor onze Landof liever Taalgenooten geworden, is. |
|