en edelste goederen, konden bidden. Gelyk dan ook de Leeraar van oordeel is, dat wy dit Gebed nog heden ten dage wel mogen bidden. ‘Maar,’ schryft hy, ‘daar wy geen bevel hebben, om het altyd te moeten doen, maar integendeel het uitdruklyk gebod van jesus ontvangen, dat wy God, onzen hemelschen Vader, niet enkel met den monde, niet louter met woorden, zonder verstand en nadenken, maar in geest en waarheid, aanbidden moeten, is het aan den anderen kant ook waar, dat wy verpligt zyn, om het spaarzaamer te gebruiken; om dat het anders niet in geest en waarheid geschieden kan, gelyk ieder, uit het geen hy van zich zelven en van anderen gewaar wordt, duidelyk kan opmerken.’
In eene volgende voorafgaande Leerrede, spreekende over den Geest van het Gebed onzes Heeren, merkt de Prediker daar in op, de drie volgende zeer voortreffelyke kenmerken: ‘Kinderlyk vertrouwen op God, gepaard met deemoed - hemelschgezindheid, en trek naar verëdeling van den menschelyken geest, zonder evenwel het tegenwoordige voorby te zien - en eindelyk, algemeene, oprechte, menschenliefde.’ Zie hier eenige weinige trekken, omtrent de laatste hoedanigheid deezes uitmuntenden Gebeds: ‘Onze Vader, die in de hemelen zyt, wordt daarin gebeden, niet myn Vader, neen, Onze Vader, zegt de Bidder, hy ziet de gansche Menschheid, als eene familie, als broeders en zusters, die eenen gemeenschappelyken Schepper, Vader, en Verzorger hebben, die allen van den Vader bemind worden, die allen zynen bystand noodig hebben, en allen op zyne hulpen aanspraak maaken kunnen; daarom bidt de Menschenvriend: Onze Vader; ook bidt hy niet voor zich alleen, maar voor alle zyne broeders en zusters. Dat alles, wat hy voor zichzelven van den Vader wenscht te verkrygen, dat wenscht hy, dat anderen ook van hem verkrygen mogen. Hy bidt niet alleen, dat God van hun recht gekend en recht verëerd worde, hy bidt ook, dat alle andere menschen den Vader recht kennen en verëeren. Hy bidt niet alleen voor zichzelven om kragt, ten einde den wil des Vaders te doen, hy bidt ook, dat God wil op de gansche aarde van alle menschen gehoorzaamd worden. Hy bidt niet alleen voor zichzelven om vervulling der lichaamsnooden, hy bidt ook voor anderen om hun dagelyksch brood.