zo is de vraag, wie die menschen waren? wy antwoorden:
Zyne discipelen en de schaare, die op eenen berg gekomen waren, en daar zyne Leerreden aanhoorden; gelyk wy uit het begin van het Vde, en het slot van het VIIde, hoofdst., vergeleeken met de 9 eerste versen van het VI Capittel in Mattheus Euangelium, opmaaken: onder deeze toehoorders waren niet alleen goede en rechtvaardige menschen, tot welke Hy, b.v. in 't VI hoofdst. het 14de vs. zeide: “Indien gy den menschen hunne misdaaden vergeeft, zo zal uwe hemelsche Vader ook u vergeeven.” Maar onder deeze toehoorders waren ook geveinsde, boose en onrechtvaardige menschen, tot welke hy vs. 15. zeide: “Maar, indien gy den menschen hunne misdaaden niet vergeeft, enz.” Zy dan, aan welke Hy het Onze Vader te bidden beval, waren dezelve toehoorders, die Hy aansprak, met tot hun te zeggen: Gy, uw hemelsche Vader, uw Vader, enz. by gevolg, en, derhalven, niet alleen goede en rechtvaardige, maar ook geveinsde, boose en onrechtvaardige menschen; aller welker Vader God is.’
Uit een ander antwoord, op de Vraag: Is 'er eene byzondere plaats in den derden hemel, en een geschaapen, uiterlyk, schoon, helder lichtend, flikkerend, en zichtbaar, teeken, waar in Christus is ter rechtehand Gods des Vaders? zullen wy het volgende overneemen: ‘'Er is:’ zegt de Eerw. becol, ‘naar alle waarschynlykheid, in die byzondere plaats van den derden hemel, zulk een teeken (als in de Vraag vermeld wordt), waarin zich de onzienlyke God noch meer, dan elders in dien zelven hemel, tegenwoordig betoond, en het welk, naar ons begrip, niet alleen de throon Gods, maar ook de throon des Lams, genaamd wordt; om dat zich de Heere Christus, na zyne hemelvaard, in, of naast, dat uitwendig teeken - met zyne verheerlykte menschelyke natuur, niet minder luisterryk en blinkend, ontdekt: hier op toch! rusten de spreekwyzen in de heilige Schrift, van Gods aangezichte te aanschouwen, enz. 't Is waar! Paulus spreekt van den onzienlyken God, en zegt, dat ‘die een ontoegankelyk licht bewoond; maar echter is dat ontoegankelyk licht een licht, 't welk schynt, en zichtbaar is in den derden hemel; want van Stephanus, de eerste Christen-Martelaar, of bloedgetuige, word Hand. VII: 55 en 56 gezegd, “hy - zag de heerlykheid Gods, en Jesus, staande ter rechte