Henrici van royen, Carmen Elegiacum in michaëlem de ruiter. - Henricus van royen's Lofdicht op michaël de ruiter, in Nederduitsche Vaerzen overgebragt door Johannes Houtman, Thz.Te Amsterdam by P.J. Uylenbroek, 1792. In gr. 8vo. 36 bl.
In geen Stad kon, met meerder recht, den Lof van den grooten de rutter aangeheven worden, dan in Vlissingen, waar hy geboren, of in Amsterdam, waar hy begraven, werdt. De Heer van royen, waardig Rector der Latynsche Schoole te Vlissingen, voelde dit, toen hy den lof des grootsten van Neêrlands Zeehelden aldaar in Latynsche Verzen deedt hooren; en, naa eene gepaste Aanspraak, zyn Carmen met deeze losspraak voor Vlissingen, en voor zynen lield, begon:
Ingeniis foecunda bonis zelandia magnos
Jactitet, & merito, se genuisse Duces:
Debita flessingae sunt haec praeconia nostrae,
Ruterum nullos aequiparasse suum.
Graecia Miltiadas jactet, jactetque Conones,
Fabricios, Fabios Roma superba ferat:
Tu, flessinga! tuum michaëlem opponere tantis
Jure tuo populis, hoste fatente, potes.
Dat is, volgens de naarvolging van den Heere houtman:
Een rei van helden is op zeelands grond geboren;
't Heeft eedle mannen uit een vruchtbren schoot gebaard;
Maar eeuwig blyft die roem myn vlissingen beschoren,
Dat geen dier helden een' de ruiter evenaart.
De Griek moog' Conon, moog' Miltiades verhoogen;.
Dat Rome Fabius, Fabricius vermeld';
Gy, vlissingen! gy moogt op uw' de ruiter bogen,
Wien zelfs de vyand by dien stoet van helden telt.
De Dichter van royen heeft zekerlyk, in dit Stuk, die nooge vlucht niet genomen, welke de Lofdichten van