Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsch Woordenboek, oorspronglyk verzameld door Jacobus Kok.Zes en twintigste Deel. Met Kaarten, Plaaten en Pourtraiten. Te Amsterdam by J. Allart. In gr. 8vo. 350 bl.Onvermydelyk is het, dat in een Werk van die soort, als waar van wy thans het XXVIste Deel aankundigen, eene menigte, ja de meeste, Artykels van dien aart zyn, dat ze in andere Werken, in dezelfde vorm gegooten, reeds den Leezer voorkwamen, of van elders bekend zyn. Eene herhaalde bewerking en verbetering is veelal het eenige, dat wy, met grond, mogen verwagten. Schoon het tydsverloop tusschen de Uitgave van Woordenboeken, eenigzins op deeze leest geschoeid, groot genoeg zy, om een aantal nieuwe Artykels te verschaffen, kan dit Werk doorgaans 'er niet op boogen. Eene langzaamer Uitgave, die tyd liet, om meer te verzamelen, om bescheiden van deeze en geene Persoonen, Plaatzen, en Voorvallen, op te doen, zou dit gebrek grootlyks hebben kunnen voorkomen, en dit loflyk Werk eenen meerderen luister byzetten. Geheel, nogthans, is het niet van dit wenschlyk vereischte verstooken, en zal 't Stuk, 't geen wy 'er thans uit overneemen, hier van ten blyke strekken. Het Geslacht van sautyn, te Amsterdam bekend, als een Geslacht, waar van verscheide Leden aan Stad en Vaderland de gewigtigste diensten gedaan, en aanmerkelyke voordeelen toegebragt hebben, wordt, in den oorsprong en voortplanting, van de vroegste tyden, geschetst uit toegezondëne Papieren. | |
[pagina 176]
| |
Naa eene opgave van den Amsterdamschen en Zeeuwschen Tak deezes Geslachts, vermeldt de Opsteller deezes Woordenboeks, in 't byzonder, van twee Broeders, jacob sautyn, in den Jaare 1648, en johan sautyn, in 1650 gebooren; daar toe in staat gesteld, door de goedgunstige mededeeling derzelfde edelmoedige hand, aan welke hy de Geslachtlyst te danken hadt. ‘Lieden van een aanzienlyk vermogen, dus luidt het Verhaal, waren de twee Broeders jacob en johan, en daarenboven aangedaan met een blaakenden yver, om den vyand van het Vaderland, en den belaager van diens Vryheid, zo veel in hun vermogen was, afbreuk te helpen doen. Dit blykt uit hunne werkzaamheden, geduurende de Oorlogen, tusschen deezen Staat en deszelfs Bondgenooten, en tusschen Frankryk, gevoerd, in de Jaaren 1689 tot 1697, en vervolgens geduurende het tydsverloop van 1702 tot 1713. - Immers men vindt aangetekend, dat zy, voor eigen rekening, in Zee gebragt hebben, zes en dertig Commissie-vaarders, gewapend met twaalfhonderd en zes en dertig Stukken, zo Metaalen als Yzeren, Geschut, en bemand met achtduizend vyfhonderd en twintig Koppen: welke, geduurende gemelde Oorlogen, gedaan hebben meer dan vyfhonderd Kruistochten, terwyl de kosten, hier aan besteed, en uit hunne eigene Kas goedgedaan, bedraagen hadden eene somma van één en dertig Milloenen, éénhonderd en elfduizend Guldens. De gemelde Fregatten, of Commissie-vaarders, voerden de gewoone Vlag van den Staat: alleenlyk met dit onderscheid, dat dezelve, ten teken van byzonderen Eigendom, en uitsluiting van alle verdere Rederyen, op den middelstreep beschilderd waren, met het Familiewapen der sautynenGa naar voetnoot(*): gelyk ook hetzelfde Wapen was uitgehouwen agter aan de Spiegels der meergemelde Fregatten, aan de Campagnen of Zonnedekken, als mede op de Hakkeborden der Sloepen. Ook pronkten de kleppen | |
[pagina 177]
| |
van de Mutzen der Sloeproeijeren met dit Wapen, gelyk ook het Jagt der Eigenaaren. Dit alles blykt uit de Schilderyen en Tekeningen, welke, tot heden toe, onder de Familie bewaard worden. Eene gewenschte uitslag bekroonde deeze regt Vaderlandsche Poogingen, en deedt de Eigenaaren van hunne veel waagende kostbaare uitrustingen welverdiende vrugten plukken. Wanneer, in den Jaare 1691, eene aanzienelyke en zeer ryke Nederlandsche Smirnasche Vloot, bestaande uit zes en twintig Schepen, den steven gekeerd hadt na het Vaderland, staken, uit de Fransche Haven van Toulon, vyf zwaare Koningsschepen van Linie in Zee, onder het opperbevel van den Ridder de foubris, met oogmerk om dien vetten buit weg te neemen. Van zulk een oogmerk zwanger, wierd de Fransche Ridder ontmoet van verscheide Schepen van de Heeren sautyn, op de hoogte van Kaap Bonne, die hem straks slag leverden, en zo manmoedig bevogten, dat hy, met verlies van drie honderd dooden, en een goed aantal gekwetsten, en zeer zwaar beschadigde Schepen, genoodzaakt was de Haven van Toulon wederom op te zoeken. Intusschen was de Smirnasche Vloot, in de Baai van Kinsale, in Ierland, binnen geloopen, in de maand Juny des gemelden Jaars, en wierd van daar, in de maand Augustus daar aan volgende, door gemelde Commissie - vaarders, in Texel behouden binnen gebragt. Van geen minder belang was de dienst, door de Fregatten van de Heeren sautyn, eenigen tyd daar naa, aan het Vaderland beweezen. Ter gelegenheid dat 's Lands Vloot, in de Noordzee, eene nederlaage hadt bekomen, beraamde de befaamde Ridder jan bart het plan eener Landinge op het Eiland Walcheren, 't welk thans zonder bezetting, en van zyne meeste Inwoonders verlaaten, was; een plan, 't welk, indien het gelukt ware, geheel Zeeland in 's Vyands magt zou hebben doen vallen. 't Waren de Capiteinen der Commissie-vaarders van gemelde Heeren, welke dit onderwerp verydelden, althans de volvoering daar van deeden te leur loopen. Van merkelyken dienst waren ook de Fregatten in de beide Zeeslagen, op den acht en twintigsten May des Jaars 1692, en den 1 Juny daar aan volgende, tusschen de Vereenigde Engelsche en Nederlandsche, en de Fransche Vloot, voorgevallen op de hoogte van Kaap Houge, alwaar de ontthroonde Koning jacobus de II zich thans bevondt, die het gevegt van verre aanschouwde, en van | |
[pagina 178]
| |
de nederlaag der Vloot aan den Koning van Frankryk kennis gaf. 't Is bekend, dat van de aanzienlyke Fransche Zeemagt, die aangevoerd wierd van den Graave de tourville, als Admiraal, verscheide Schepen in den grond geboord, of verbrand wierden. Het Admiraalschip bevondt zich in het laatste geval. Een der Fregatten van de gemelde Heeren, de Zeven Provincien genaamd, gevoerd by Capitein evert de liefde, een kloek en weerbaar Vaartuig, voerende zes en veertig Stukken Geschut, en met vierhonderd Koppen bemand, was zo deerlyk gehavend, dat het na de Engelsche Haven Portsmouth moest worden opgezonden. Op eenen anderen tyd hadden eenige der meer genoemde Commissie-vaarderen het geluk, een rykgelaaden Oost-Indisch Retourschip, 's Lands Welvaaren, gevoerd by Schipper jan speelman, na 't zelve reeds een en andermaal tegen vyandlyk geweld behoed te hebben, voor de derde reize, voor de Haven van Duinkerken, uit een zo dreigend gevaar te verlossen, dat men, op 't gemelde Schip, geene andere gedagten voedde, of men zou zich, binnen weinig oogenblikken, hebben moeten overgeeven. Doch de dappere Kaaper-Capiteinen voorkwamen dien ramp, en bragten het ryk gelaaden Compagnieschip, op de Reede van Rammekens, ten anker. Doch boven al is der optekeninge waardig, het bedryf van twee Fregatten van de Heeren sautyn; het eene, reeds boven gemeld, de Zeven Provincien, thans gevoerd by den Gezaghebber gerart van der port; het ander, de Koningin Maria genaamd, onder bevel van den Capitein andries meyster. Deeze beide Schepen, voorbedagtlyk uitgerust om op de verwagtwordende t'huiskomende Fransche en Spaansche Zilvervloot te kruissen, ontdekten, op de hoogte van St. André, drie Fransche Oorlogschepen. Terstond maakten zy 'er jagt op; en naa dezelve onder het bereik van hun geschut te hebben gekreegen, deeden zy den aanval met zulk eene woede, dat een der vyandlyke Vaartuigen, l'Indiscret genaamd, gevoerd by den Capitein Baron de corsernac, naa een hevig gevegt, zich moest overgeeven. Uit deezen Capitein verstonden onze beide moedige Kaaper-Capiteinen: “dat de Spaansche en Fransche Zilvervloot, op de hoogte der Terreneufsche Banken door Storm en Mist van een verstrooid, en zich in een zwaar gehavenden staat bevondt.” Met deeze gewigtige ontdekking, en onder de vlag hebbende het veroverde Fransche Schip, begaf | |
[pagina 179]
| |
zich de Capitein van der port na Engeland, en deelde zyne ingewonne berigten ten Hove mede: waarop haare Majesteit aan den Capitein van der port bevel deedt geeven om de vereenigde Engelsche en Hollandsche Vloot op te zoeken, en aan dezelve van zyne kundschap verslag te doen. Ook hierin slaagde hy gelukkiglyk. Hy bragt de zaak ter kennisse van den Admiraal rooke, met verderen last van haare Majesteit aan den Vlootvoogd, om, zonder eenig tydverzuim, den steven na Vigos aan de kust van Gallicie te wenden, alwaar de Zilvervloot inmiddels was aangekomen. - Onder begunstiging van een zwaaren Mist, en zonder van den vyand gezien te worden, kwam de Vloot, op den één en twintigsten November des Jaars 1702, in de Baai ten anker. Terstond des anderen daags deed de Admiraal rooke vyf en twintig honderd man aan land treeden; die straks een aanval deeden op het Kasteel, en, hetzelve bemagtigd hebbende, aan de vereenigde Engelsche en Nederlandsche Vloot gelegenheid gaven om op den vetten buit aan te vallen. De uitslag is bekend, als mede dat de buit, hier behaald, op zes en twintig Millioenen wierd begroot. Geen kleine eere leidden de Heeren sautyn in, deels met de wakkerheid hunner beide Capiteinen, deels met de kostbaare en veel waagende onderneeming, als welke hun, by de uitrusting, meer dan honderd duizend Guldens hadt gekost. Om van verscheide andere verrigtingen te zwygen, zullen wy alleen nog aantekenen, dat de Fregatten der Heeren sautyn geene kleine diensten aan het Vaderland gedaan hebben door hunne Kruistochten op de Fransche (moet dit geen Nederlandsche weezen) Groenlandsvaarders, drie agtereen volgende jaaren volvoerd, als mede door een gevegt, by die gelegenheid gehouden. Want, op zekeren tyd, vier Fransche Oorlogschepen ontmoetende, welke het oog hadden op de Nederlandsche Groenlandsvaarders, leverden zy dezelven slag, en gaven zo gelegenheid aan de onzen, om het gevaar, 't welk hun dreigde, te ontvlugten, en in de Vaderlandsche Havens binnen te loopen. Naa al het bovenstaande zullen wy alleen aanmerken, dat aan de meergenoemde Heeren jacob en johan sautyn, in de gevaarlyke tyden, welke zy beleefden, de eernaam van verdienstlyke Ingezetenen van den Staat niet kan betwist worden. Voor zichzelven behaalden zy daar mede aanzienlyke voordeelen, en de algemeene wel- | |
[pagina 180]
| |
vaart wierd 'er door bevorderd. Op ruim tachtig wordt het getal der Fransche Schepen begroot, welke, door hun uitgeruste Commissie-vaarders, in den grond geschooten, gerantsoeneerd, of in de Nederlandsche Havens waren opgebragt. Duizenden van Matroozen kwamen hier door aan een bestaan. 's Lands Gemeene Middelen wierden 'er door bevoordeeld. Verscheiden Handwerken en Neeringen genooten 'er insgelyks hun aandeel van.’ |
|