moet weezen. Ieder afdeeling uitgewerkt op zich zelve zou meer plaats vorderen. Dan de gevoelens des Redenvoerders zyn edel; hy drukt zich sterk uit. Maar zyn styl heeft, onzes oordeels, te veel van het Dichterlyke, en een voorgeplaatst Vers, en eenige ingevoegde, toonen, dat de Heer van bosvelt zich ook in dat vak oefent. Ligt loopt men, dat Dichterlyke te veel toegeevende, gevaar, om in het winderige te vallen, en van 't zelve is deeze Redenvoering niet vry te pleiten. Men oordeele uit dit staal:
‘Wiens hart moet zich niet van de voortreffelykheid der Verlichting overtuigen, die, maar eenigzins met haar gemeenzaam, weet dat zy in staat is, om ons tot den hoogst mogelyken trap van Menschlyke Kunde, ja! Godlyke Weetenschappen, op te leiden! Want niet alleen besluiten wy eerst door haar, met volkomene zekerheid, tot eene eerste Oorzaak aller dingen - maar zy schetst ons ook, daar zy alle nevelen voor ons gezigt verdwynen doet, die hoogste volkomenheid, als den liefderyken Vader der Menschen! - En daar zy ons den reeks onzer Pligten en de beminnelykheid der Deugd doet kennen, opent zy onze oogen voor den redelyksten, den schoonsten Godsdienst!
Zy meet de krachten der Natuur, en bepaalt haare werkingen!
Zy grypt de straalen van den Bliksem, en hoort onbekommerd den Donder boven haar heenen rollen!
Zy boeit de winden in haare vuisten, en maakt ze dienstbaar aan haaren wil!
Zy omvat de Poolen van het Noorden en Zuiden - verëenigt ze - en heerscht op de oppervlakte der Zeeën!
Stoutmoedig, beklimt zy de uiterste wolken - en daalt, onbeschroomd, in den diepsten afgrond neder!
Haar verziend oog reikt tot aan de Poorten des Hemels - spoort den loop van millioenen, om hunne as wentelende, waerelden na, en bereekent, door heur Godlyk vermogen, den eeuwigen afstand tusschen de duizende, voor haar oog schitterende, zonnen!
Ja, daar! - waar anders de Menschlyke Geest op den eersten drempel rust, en op de enkele gedagte angstvol te rug beeft, ontsluit zy, vrymoedig, de gewesten der Zaligheid, en dringt, door den rei van zalige Geesten, tot voor den throon van den oorsprong des lichts!’