schoone der deugd getroffen, en daaraan haar vuur verschuldigd is. 'Er is echter tevens geen één Stukje in deze Verzameling, dat niet eenige bewyzen oplevert van een' min kieschen smaak, en men ziet het ook vry duidelyk, dat de Dichter weinig of geen' tyd besteed heest aan het beschaaven van deze zyne voortbrengzelen, welk laatste echter gemaklyk te verschoonen is, daar dezelve enkel aan gemeenzaame vrienden van den Overledenen gewyd, en door hem niet ter openbaare uitgave bestemd waren. Men vindt dierhalven dikwyls schoone, groote, denkbeelden min gelukkig uitgedrukt; waarlyk - poëtische regels met louter prosaïsche afgewisseld; bloote spelingen van het vernuft en gekunstelde trekken onder de eenvouwigste en levendigste uitdrukkingen van wáár en sterk gevoel vermengd; zomtyds zelfs een zonderling mengzel van Heidensche Mythologie met de verlichter begrippen van het Christendom; een gebrek, dat onder de Dichters, die kort na het herleven der letteren bloeiden, vooral onder de Italiaansche, vry gewoon was; doch dat thans, by Dichters van een' kieschen smaak, gelukkig verbannen is.
Met alle deze gebreken, echter, bezitten deze Stukjes zo veele edele schoonheden, dat het Publiek den uitgever voor de meerdere verspreiding van dezelven grooten dank verschuldigd is, en dat ook jonge Dichters, met de vereischte voorzichtigheid, 'er een nuttig gebruik van maaken kunnen. Het Offer der Vriendschap, aan de overledene Zuster van den Dichter gewyd, is vooral een schoon stuk. Het bestaat deels uit eene Bespiegeling, in poëtisch prosa, deels uit een' Lykzang. Beiden zyn vol gevoel, en de Zang verdient naast de beroemde Elegie van engel geplaatst te worden. Achter aan is de Bruiloftszang gevoegd, die de Heer sels te voren aan deze zyne Zuster toezong, als mede een Geboortezang, waarmede hy weinige dagen voor haaren dood haar laatste Verjaarfeest vierde: maar de Lykzang munt buiten allen twyfel verre boven de andere stukken uit.
De Levensbeschryving, door den Heer vitringa voor deze Verzameling geplaatst, bevat niet alleen eene korte schets van des Dichters nuttig leven en voorbeeldig sterven; maar ook eene tekening van sels, als mensch, als burger, en als Christen; eene tekening, aan welker waarheid wy, daar wy den edelen man gekend hebben, getuigenis geven moeten; eene tekening, welke iederen Lezer, die eerbied voor ongeveinsde deugd heeft, met levendige hoogachting voor de nagedachtenis van sels vervullen zal. Aan het einde geeft de Heer vitringa ook een kort, eenigzins beredeneerd, verslag van des Dichters Werken; een verslag, waarin, zo wel als in de Levensbeschryving zelve, eenige trekken voorkomen, die voor hem, welke het ondernemen mogt, om, op uitnodiging van het Genootschap: Kunst word door arbeid verkregen, te Leyden, meer opzettelyk het poëtisch character van sels te bepaalen, zeer bruikbaar zouden zyn.
In dit verslag wordt ons ook nog hoop gegeven op eene