voor onwettig kan houden, noch haar de magt betwisten, van dat geen, 't welk haar in de Constitutioneele Acte, als nadeelig voor de Vryheid, zal voorkomen, te verbeteren, zonder, ten zelfden tyde, de wettigheid der Conventie, van den jaare 1689, en die der besluiten, door dezelfde Conventie gemaakt, aan te tasten. - Voorts strekken deeze Aanmerkingen, om de Fransche Omwenteling tegen allen opspraak te verdeedigen, en de Vryheids-Vrienden tot het goedkeuren en omhelzen van haare zaak aan te zetten.
De Brief, bovengemeld, heeft een bepaalder doel, als byzonder ingerigt aan de Zwitzers, die, naar het gevoelen van den Heer condorcet, ‘de Fransche Staatsomwenteling met vergenoeging dienden te beschouwen: dewyl eene vrye Natie te meer in het evenwigt van Europa de Vryheid van alle de overige verzekert.’ - Het sneuvelen van zo veele Zwitzers, op den tienden van Oogstmaand, wil hy niet aan het Fransche Volk, maar aan de zamenzweering van het Hof, hebben toegeschreeven; ‘het ombrengen uwer Landgenooten,’ zegt hy, ‘is geenzins een misdaad der Natie, maar die van den Koning!’
Naa aangemerkt te hebben, ‘dat een Volk altoos het Regt heeft, om zich Wetten te geeven, en die te veranderen; dat het Regt heeft om zich te ontdoen van een Koning, van een Heer, die meineedig is, en zyne Eeden schendt,’ stelt hy hun de uitkomst voor van twee verschillende Systemas, waarvan zy 'er één noodwendig moeten verkiezen. ‘Het eerste, hunne naauwe vereeniging met het vrye en overwinnende Frankryk; het tweede, wanneer Frankryk door hun verlaaten, of veeleer door hun aangevallen, en dus te ondergebragt, zou kunnen worden, of ten minsten gedwongen deszelfs Staatkunde aan die van net Weener Hof te onderwerpen;’ - en lokt hun uit tot eene Verbintenis, zeer gemaklyk aan te gaan, van de grootste voordeelen vergezeld, en eene waarborg tegen de schroomlykste nadeelen. - Doch wy behoeven 'er niets meer uit aan te tekenen. Het Stukje is klein, en vol vuurs ingerigt aan hun, die het waarlyk edele bloed van willem tell nog door de aderen stroomt.