Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijErnstige en trouwhartige Waarschouwing aan de Grooten deezer Waereld, voor het gevaar van eenen geheelen ondergang, waar mede de Troonen, de Staaten en het Christendom, gedreigd wordt, door het valsche Leerstelzel der hedendaagsche Verlichting, en de vermetele Vorderingen eeniger zogenaamde Philosophen, geheime Genootschappen en Secten. Met Bewysstukken en Oirkonden uit de Archiven van onze Eeuw voorzien, en in 't licht gegeeven door een Vriend der Vorsten en der waare Verlichting. Uit het Hoogduitsch vertaald. Derde Druk. Te Amsterdam by W. Brave, 1792. Behalven het Voorwerk, 95 bl. in gr. 8vo.De derde Druk van dit Stukje, waar van, naar luid der Voorreden des Vertaalers voor den tweeden Druk, een niet geringe Druk, binnen den tyd van drie weeken, uitverkogt werd, is de eerste ons door onze Boekhandelaaren bezorgd. De Schryver is, naar het vermoeden des Nederduitschen Vertaalers, de Hoogleeraar hoffmann, die 't zelve, als een Voorlooper van het Wiener Zeitschrift, onder zyn naam uitgegeeven, der waereld heeft willen mededeelen: en, als een Roomschgezinde, de verdeediging van de Rechten zyner Kerke en der Geestlykheid, tegen de inbreuken op dezelve, op zich neemt. In de daad, indien uitvaaren, en magtspreuken bybrengen, eene zaak kan afdoen, dan heeft de Hoogleeraar het gewonnen. Het Stukje vangt met veel vuurs aan, en | |
[pagina 39]
| |
dit blyft tot het einde branden. - Dan hy doet meer, gelyk de Tytel uitwyst, hy brengt Bewysstukken en Orkonden by uit de Archiven van deeze Eeuw, tot staaving der door hem aangevoerde Stellingen. Wy lochenen niet, dat, uit de opgetelde, en veel meer, Boeken, dan hier eene Lyst wordt opgegeeven, dusdanige Bewyzen kunnen ontleend worden. Veele slegte, deugd- en staatverwoestende, Stellingen zyn in die Werken voorhanden. Doch doet zulks de zaak af? Men moge dit met den naam van het valsche Leerstelzel der hedendaagsche Verlichting en de vermetele Vorderingen eeniger zogenaamde Philosophen, geheime Genootschappen en Secten, bestempelen, en in zeker voege gelyk hebben. 'Er is eene andere Verlichting, welke met deeze, die veeleer Duisternis mag heeten, geene gemeenschap altoos heeft; 'er zyn Wysgeeren, die de Philosophen, hier bedoeld, met alle reden, uit den grond huns harten, veragten, als Pesten der Maatschappye beschouwen, en hunne Stellingen, met het diepgaandste afgryzen, verfoeijen. Zy hebben hunne Aanhangers, die even als zy denken, en even verre als zy verwyderd zyn van de Staat en Godsdienst hoonende Stellingen, waar tegen deeze Vriend der Vorsten de stem verheft, en in den beginne zwaarigheid maakt of hy wel gehoor zal krygen. Dan wy gelooven hy heeft hier voor niets te vreezen! Deeze onderscheiding, zo billyk, zo noodig, is geheel, of grootendeels, uit het oog verlooren. Zelfs wordt, in een Aantekening, die wy voor eene des Vertaalers houden, bl. 29, de alzins agtenswaardige Abt jerusalem voor een Geleerde gehouden, die, in zyne laatste Schrifren, niet weinig mede gewerkt heeft, om de agtbaarheid der Openbaaringe, ware het mogelyk, te verminderen. Hoe bekend de Steller deezer Aantekeninge zulks agt, wy kennen dien Eerw. Schryver niet voor dien veranderden Man: en zyne laatste Leevens-Dagen, by den Boekverkooper plaat onlangs uitgegeeven, kunnen het tegendeel uitwyzen. Met eene zwarte koole tekent de Vertaaler, in zyne Voorreden, zonder onderscheid, allen die eenigzins deel genomen hebben aan de beoogde Grondwettige Herstelling in ons Vaderland; hy schildert hun af als ingenomen door de zogenaamde nieuwe Philosophie en de hedendaagsche Volksverlichting, en daar door schuldig aan de schendigste Misdryven. - Dan wy kennen onder Staatspersoonen, onder Geestlyken van verscheiden Gezindheden, onder | |
[pagina 40]
| |
amptlooze Burgers, veele Godsdienstigen en Braaven, die gruwen van 't geen waartegen in dit Stukje als Verlichting wordt uitgevaaren, en egter deelden in de toenmaalige Beweegenissen. - Men behoort beter te onderscheiden, en billyker te oordeelen. Wy neemen geen Partyverdeediging op ons, dit is vreemd van den aart onzes Werks; doch kunnen niet nalaaten den Vertaaler te wyzen tot de Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken, wier Schryver hy zeker niet onder de misleiden door die nieuwe Verlichting zal tellen. Deeze doet meer regts aan zynen Naasten, als hy de aanleidende oorzaaken tot het zoeken van eene Grondwettige Herstelling opgeeft, en het gedrag der meesten, die men Patriotten noemde, voor lieden houdt, die verschoonbaar dwaalden, omtrent de oorzaaken, of omtrent de hulpmiddelen, der erkende kwaale van ons Vaderland, of omtrent die beiden. ‘Hoe,’ dit zyn 's Schryvers eigene woorlen, ‘hoe zal men, zonder onderscheid, voor Vyanden van het Vaderland kunnen verklaaren, eene Party, die men moet erkennen, dat vooral heeft uitgemunt in het inzamelen, bestieren en uitdeelen, van Liefdegaven, tot wederoprigting van duizenden Landlieden, die in den Jaare 1784 door de noodlottige overstroomingen der Rivieren in Gelderland, en elders, waren tot armoede gebragt? die vooral heest uitgemunt in het oprigten van het loslyke Kweekschool voor de Zeevaart? die byzonderlyk heeft uitgeblonken in het verzamelen en overmaaken van Penningen voor onze Krygsgevangene Zeelieden in Engeland, ten tyde van den ongelukkigen Oorlog met dat Ryk? die zeer heeft geyverd in het oprigten of in stand houden van eene Maatschappy, onder de Zinspreuk: felix meritis, tot aankweeking en beoefening van allerhande nuttige Konsten en Weetenschappen, welker voortreffelykheid niemand kan in twyfel trekken? - Niet de edelmoedige gevoelens omtrent zynen evenmensch, vooral omtrent zyne Landgenooten, zelfs niet de Liefde tot het Vaderland, is het onderscheidend kenmerk der van Oud en Nieuw Staatsgezinden; deeze deugden zyn aan zeer veelen van de beide Partyen gemeenGa naar voetnoot(*).’ |
|