Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRechten van den Mensch, Beginzels en Practyk vereenigende, door Thomas Paine,Secretaris der Buitenlandsche Zaaken by het Congres, geduurende den Americaanschen Oorlog, Schryver van het Werk, getyteld Common Sense, en van het Eerste Deel van de Rechten van den Mensch. Uit het Engelsch vertaald. Tweede Deel. Te Rotterdam en te Amsterdam by J. Meyer, en H. Brongers, Junior, 1792. behalven de Voorreden, 164 bl. In gr. 8vo.Volvuuriger pen, voor de Regten van den Mensch, zette zich mogelyk nimmer op 't papier, dan die de Heer paine voert. Het Eerste Deel, onzen Vaderlanderen, door een ruim vertier, bekend, kan daar van ten blyke strekken, en wordt dit nog bet gestaafd door het Tweede, deezer dagen vertaald van de Pers gekomen. By de aankondiging van het Eerste, hebben wy onze gedagten over 's Mans Schryfwyze te verstaan gegeeven.Ga naar voetnoot(*) Hy blyft daarin zich zelven gelyk, schoon dit Tweede Deel minder van een Tegenschrift hebbe, dan het Eerste, waarin hy als Party van den Heer burke te voorschyn treedt, en om die reden gevalliger is te leezen. Ook is het tegenwoordig voor ons liggend Deel in Hoofdstukken afgescheiden, welker Opschriften eenigermaate aanduiden, de stoffe daarin verwerkt, - eenigermaate zeggen wy; dewyl de losse schryftrant, vol invallen van een geestigen en steekeligen aart, den Schryver niet | |
[pagina 33]
| |
zelden van zaaken doet spreeken, die men juist uit het Opschrift niet zou verwagt, en 'er geene dan toevallige gemeenschap mede hebben. De Tytels der Hoofdstukken luiden - I. Hoofdstuk. Over de Maatschappy en Beschaaving. - II. Over den Oirsprong der tegenwoordige en oude Regeeringen. - III. Van de Oude en Nieuwe Regeerings-Stelzels. - IV. Over de Constitutien. - V. Wegen en Middelen, om den staat van Europa te verbeteren, met tusschengemengde Aanmerkingen. Het thans uitgegeeven Deel is opgedraagenGa naar voetnoot(*), aan den Heer de la fayette, dien hy omtrent vyftien jaaren lang hadt leeren kennen, zo in de moeilyke omstandigheden in America, als in verscheide onderhandelingen in Europa. Met dien thans ongelukkig gevangenen, verschilde hy niet zo zeer in de beginzels der Regeeringe, als wel in den tyd. Hy, voor zich, meent, dat het even nadeelig is, met goede beginzelen lang te talmen, als dezelven spoedig door te dryven. En voor deezen doordryvenden aart pleit dit geheel zyn Werk over de Rechten van den Mensch. Schoon de Heer burke thans het byzonder doel zyns Opstels niet zy, wordt hy, in 't voorbygaan, te meermaalen heftig aangetast: en daar paine zich als Voorstander en Verdeediger opgeeft van het Regeerings-Stelzel by Vertegenwoordiging, door hem het nieuwe geheeten, kan het niet missen, of hy moet, met zyn vuurige geaartheid, de andere aanvallen en verguizen; Koninglyke en Aristocratische Regeeringen, onder welk eene gedaante ook, heftig bestryden. Wie kan iets anders wagten van een Schryver, die, ten opzigte van zichzelven, verklaart: ‘By het opneemen van deezen taak zoek ik geen belooning - of vrees ik geen gevolgen. - Verschanst agter die grootsche onkreukbaarheid, welke de triomf en de neêrlaag beide veragt, wil ik de voorspraak zyn van de Regten van den Mensch. Het is tot myn voordeel, dat ik myne Leerjaaren heb uitgediend. Ik ken thans de waarde van zedelyke onderrigtingen, en heb het gevaar gezien van het tegendeel. - Al vroeg, even boven de zestien jaaren oud zynde, ruw | |
[pagina 34]
| |
en onbedreeven, en verhit door de valsche heldhaftigheid van eenen Meester, william knowles, Schoolmeester te Thetford in Norfolk, die als Krygsman gediend hadt, begon ik nu myn eigen fortuinmaaker te worden, en ging aan boord van den Kaper de Terrible, Kapitein death. Van deezen stap werd ik gelukkig te rug gebragt, door de hartlyke en ernstige vertoogen van eenen goeden Vader, die, uit hoofde van zyne eigene leevenswyze, zynde een Quaker van zyn geloof, my nu moest beginnen voor verlooren te houden. Evenwel hoeveel indruks dit, op dien tyd, in my verwekte, welhaast begon die te slyten, en ik ging naderhand in dienst van den Kaper, de Koning van Pruissen, Kapitein mendez, en stak daar mede in Zee. Niettegenstaande zulk een begin, en met alle de ongeschiktheid van dit eerste leeven tegen myGa naar voetnoot(*), verstout ik my nog om te zeggen, dat ik, met eene standvastigheid, die door geene moeilykheden aan 't wankelen te brengen was, en met een belangloosheid, die ontzag verwekte; niet alleen heb mede gewerkt om een nieuw Ryk in de Waereld op te rechten, gegrond op een nieuw Systema van Regeering; maar dat ik gesteegen ben tot zulk een uitsteekenden stap, in de Staatkundige Litteratuur, de moeilykste van alle Studiën om in te slaagen en uit te munten, dat de Aristocratie, met al haar hulpmiddelen, niet in staat geweest is my te bereiken en te evenaaren. Myn eigen hart kennende, en my zelven, zo als ik thans doe, verheeven gevoelende boven alle de schermutzelingen eener party, gebooren uit de ingewortelde vooroordeelen van belangzoekende of dwaalende tegenstanders, antwoord ik op geene valschheden of verongelykingen, maar gaa over tot de Gebreken van het Engelsch Gouvernement.’ - En elders: ‘Als ik van my zelven spreeken zal, myne Ouders waren niet in staat my eene Schelling te geeven, buiten het geen zy aan myne opvoeding te koste gelegd hadden; en om dit te doen, moesten zy zichzelven nog deuntjes behelpen: des niet te min bezit ik meer van 't geen men aanbelang noemt in de waereld, dan iemand op de gantsche lyst der Aristocraten van den Heer burke. - Staatkunde en zelf- | |
[pagina 35]
| |
belang zyn zoo algemeen aan elkanderen verknocht geweest, dat de waereld, daar zy reeds zo menigwerf bedroogen wordt, regt heeft om nopens publieke karacters behoedzaam te zyn; doch, wat my belangt, ik kenne mv hierin volkomen vry. Toen ik my eerst in de waereld begaf, naauwlyks zeventien jaaren oud zynde, wendde ik my tot onderwerpen betrekkelyk de Regeering, niet uit oirzaak van belang, en myn gedrag, van dat oogenblik af tot nu toe, is daar van een bewys. Ik zag eene gelegenheid gebooren, waarin ik dagt eenig goed te kunnen doen, en ik volgde nauwkeurig de inspraken van myn hart. Ik las noch boeken, noch bestudeerde de gevoelens van andere volkeren. Ik dagt voor my zelven, en 't geen hier toe aanleiding gaf was het volgende. Geduurende de opschorting van de oude Regeeringsvormen in America, zo wel voor als by het uitbreeken der vyandlykheden, stond ik verbaasd over de orde en geschiktheid, waar mede alles bestuurd werd, en dit doordrong my met het denkbeeld, dat een weinig meer, dan het geen de natuurlyke zamenleeving opgaf, het al was, wat men tot de Regeering noodig had, en dat Monarchie en Aristocratie niets anders dan list en bedrog waren voor het menschdom. Op deeze grondbeginzels gaf ik myn blaadje uit, getyteld Common Sense. De opgang, welke dit maakte, ging alles zedert de uitvinding der Drukkunst te boven. Ik gaf aan ieder der vereenigde Staaten regt op de Copy, en het gevraag beliep niet minder dan een honderd duizend Copyen. Ik vervolgde myn onderwerp op dezelfde manier, onder den tytel van Crisis, tot de volkomen daarstelling der Omwentelinge toe.’ Tot Secretaris van het Buitenlands Departement door het Congres verkoozen, bedankte hy eerlang voor die post; dan vervolgt hy: ‘Ik had te deezer tyd het oor en het vertrouwen van gansch America zo volkomen gewonnen, en myne eigene onafhangelykheid was zo zigtbaar geworden, dat zy my een rang deedt bekleeden onder de Staatkundige Schryvers, misschien boven al wat ooit iemand in eenig oord bezeten had. En, dat nog ongemeener is, ik behield die onverminderd tot aan het eind van het oorlog, en geniet die nog eveneens voor het tegenwoordige. Daar ik nimmer my zelven bedoelde, begon ik myn loopbaan met de vaste bepaaling, en geluk- | |
[pagina 36]
| |
kig ook met de geschiktheid, om door lof, noch door berisping, door vriendschap, noch door laster, bewoogen, noch door eenig personeel krakeel van myn stuk afgebragt te kunnen worden: en de man, die dit niet doen kan, is niet geschikt voor een publiek karakter.’ Wy oordeelden deeze opgave, die paine zelve verschaft, van zyn Character, inzonderheid als Schryver, te moeten mededeelen aan onze Leezeren. Het doet ons de Zelfgenoegzaamheid kennen van een Man, die in de Americaansche Staatsomwenteling zo veel deels gehad heeft, opgeroepen is om in die van Frankryk behulpzaam te zyn, en wiens uitzigten zich tot eene algemeene Omwenteling uitstrekten, gelyk dit geheele Werkje, en inzonderheid het laatste Hoofdstuk, uitwyst. - ‘In den tyd van weinige jaaren, schryft hy, onder anderen, hebben wy twee Omwentelingen gezien, die van America en Frankryk. By de eerste duurde de tegenstand lang, en de tweestryd was heevig; by de laatste handelde de Natie met zulk een welgevestigde aandrift, dat, daar zy met geen buitenlandsche vyanden te doen had, de Revolutie volmaakt in stand was, op het oogenblik, dat dezelve verscheen. Uit deeze beide voorbeelden blykt, dat de grootste magt, die men by de Omwentelingen in 't veld kan brengen, de reden en het gemeenschaplyk belang is. Daar deeze in werking kunnen gebragt worden, daar doet de vreeze den tegenstand den doodsnik geeven, of de overtuiging doet die te niete worden. Deeze twee, reden en gemeenschaplyk belang, hebben thans algemeen een grooten invloed gekreegen; en wy mogen hoopen, dat wy namaals nog eens Onwentelingen, of veranderingen, in Gouvernementen zullen zien gebeuren, op dezelfde bedaarde manier te wege gebragt, als waar op men eenige, door reden en overweeging te bepaalene, maatregels zou ter uitvoer brengen. - Als eene Natie van gevoelen en denkwyze verandert, zo kan zy niet langer, zo als te vooren, geregeerd worden; doch het zou niet alleen onregt, maar zelfs slegte Staatkunde zyn, om door geweld te onderneemen, het geen door de reden alleen kan ter uitvoer gebragt worden. Rebellie bestaat in het geweldaadig wederstaan van den wil eener Natie, 't zy door een party, 't zy door het Gouvernement. 'Er behoorde dienvolgens by ieder Natie eene manier te weezen, om van tyd tot tyd te verneemen, naar de publieke gevoelens, nopens het Gouvernement. In dit opzigt was | |
[pagina 37]
| |
het oude Gouvernement van Frankryk nog te verkiezen boven het tegenwoordig Gouvernement van Engeland; om dat men, by buitengewoone gelegenheden, de toevlugt kon neemen, tot het geen men destyds noemde de Staaten Generaal. Doch in Engeland bestaan geene zulke zomtyds te pas komende lichaamen, en wat de tegenwoordige zogenaamde Vertegenwoordigers aanbelangt, een goed deel daar van zyn loutere werktuigen van het Hof, Amptenaars of Afhangelingen.’ 't Is het Gouvernement van Engeland, waar op paine het inzonderheid gelaaden heeft, en hy voldoet, door de uitgave van dit Werkje, aan zyne voorlang gekoesterde begeerte, ‘om den Engelschen de oogen te openen, omtrent de slegt- en dwaasheid van 't zelve.’ De Gebreken der Parlementshuizen worden streng gegispt, en de Heer burke krygt in 't voorbygaan een slag. ‘Hoe kan, vraagt hy, de Heer burke van zyn Huis der Lords spreeken, als van den Pylaar van de belangen der Ingelanden? Al zonk deeze Pylaar in den grond, nog zoude dezelfde landeigendom blyven stand houden, en het ploegen, zaaijen en maaijen, zoude eveneens voortgaan. De Aristocraaten zyn de luiden niet, die het Land bebouwen en deszelfs producten inzamelen, zy zyn niet meer dan de verteerders der opgebragte renten; en als men ze met de werkzaame waereld vergelykt, zyn zy de Hommels, zo veel als een mannelyk Serail, die noch honig verzamelen, noch raaten maaken; maar die alleen bestaan om lui en lekker te leeven. - De Heer burke noemde, in zyne eerste Proeve, de Aristocratie het Corintisch Capiteel der beschaafde zamenleeving, om de figuur te voltooijen, heeft hy 'er nu de Pylaar bygevoegd; evenwel blyft de grondslag wankelbaar, en als de Natie eens op zyn samsons wil handelen, niet blind, maar stout, zo stort de Tempel van Dagon wel ras met alle de Lords en de Philistynen in.’ Van de Kroon spreekt paine op de laagste en veragtlykste wyze: onder anderen zegt hy: ‘De Kroon betekent eene Bediening in naam van een Millioen Sterling 's jaars, waar van al het werk bestaat in het ontvangen van het geld. Of de persoon, die deeze bediening heeft, wys of dwaas, gezond van verstand of uitzinnig, een inbooreling of een vreemde zy, doet niets ter zaake. Elk Ministerie handelt volgens 't zelfde denkbeeld, het welk de Heer burke in zyne Werken schryft, | |
[pagina 38]
| |
naamlyk, dat het volk geblinddoekt en in bygeloovige domheid gehouden moet worden, door den eenen of anderen bullebak; en het geen men de Kroon noemt, beantwoordt hier aan, en voldoet dus aan alle de doeleindens, die men daar van zou mogen verwagten.’ Het verwondert ons niet, dat dit Werk van den Heer paine, by eenigen in Engeland, gehaat, gevloekt, gedoemd, en thans, terwyl wy dit schryven (18 Dec. 1792), met de beeldtenis des Schryvers hier en daar, volgens de Nieuwspapieren, verbrand wordt. De weinige, doch vinnige, trekken, op ons Land slaande, die de Vertaaler oordeelde, ‘dat misschien aanstoot zouden geeven,’ heeft hy 'er uitgelaaten; doch zorg gedraagen, om ze, in 't Voorberigt, in 't Oorspronglyk Engelsch mede te deelen. |
|