| |
| |
| |
Augustus en Magdalena.
Eene waare Gebeurtenis, ten dage der Fransche Omwenteling voorgevallen.
(Uit het Engelsch.)
Een jong Fransch Heer, die doorgaans in Parys zyn verblyf hieldt, in het Jaar vóór de Omwenteling na Toulouse gereisd zynde, werd door eenigen zyner Vrienden uitgenoodigd, om hun te vergezellen na Bareges, waar eenigen hunner heen toogen om zich te verlustigen; anderen om herstel hunner gezondheid te zoeken in het Bronwater, 't welk in heete en koude stroomen uit het Pyreneesche Gebergte voortkomt.
Deeze jonge Parysenaar, die eenigen smaak hadt in de verhevene tooneelen, welke de Natuur oplevert, oordeelde het een wellust eenigen tyd langer de Kunst-wandeldreeven der Tuilleries, en de Fonteinen van Versailles te verlaaten, om te wandelen tusschen het Gebergte, en te luisteren na de Watervallen, die van dezelve met geweld nederstorten. - Welke sterke aandoeningen ontstaan 'er niet in de Ziel, op het eerste gezigt van een zo grootsch tooneel! Wy schynen een nieuw bestaan te verkrygen: elke voorige indruk is, voor eene wyl, uit de geheugenisse gewischt, en de geest verliest zich geheel en al in de geweldige en overstelpende opwellingen van verwondering en verbaasdheid.
Bareges was, gelyk doorgaans in den Zomer, niet alleen opgevuld met gezelschap van Franschen, maar ook met Vreemdelingen uit andere Landen daar gekomen, om de beroemde Baden te gebruiken. 't Gezelschap vermaakte zich, als gewoonlyk by de Bronnen, met wandelen, speelen, en andere daar gebruikelyke, onschuldige, en ook wraakbaare, tydkortingen.
Het verblyf te Bareges valt kostbaar. Zelfs gemeene geryflykheden moet men duur betaalen; leevensmiddelen en huisvesting verkrygt men zomtyds met moeite. Bareges wordt daarom zeldzaam ten verblyf van eenigen tyd bezogt, dan door lieden van groote middelen, die de hinderpaalen, welke de bergen opwerpen tot het verschaffen van de aangenaamheden en gemakken des leevens, weeten weg te neemen door de alles overmeesterende kragt des Gouds.
Onder een aantal Persoonen van Rang en Middelen, bevondt zich, nogthans, eene Familie te Bareges, in eenen anderen toestand. Deeze Familie bestondt uit een oud zwak Fransch Officier, zints lang aan een beroerte kwynende, en zyne Dogter eene jonge Juffer van omtrent negentien Jaaren. Hun voorkomen en leevenswyze scheen aan te wyzen, dat, schoon deeze oude
| |
| |
Officier, te zyner beterschappe, na de Bronwateren van Bareges gereisd was, hy, dit doende, de paalen was te buiten gegaan, welke zyne inkomsten hem stelden; hy moest zich van alles speenen, wat zyn zwakke staat niet volstrekt eischte. Hy leefde zeer afgezonderd, in de slegtste verblyfplaats te Bareges. En, terwyl de andere Dames, in den eersten smaak, ryk en kostbaar, gekleed waren, en die vertooning van dag tot dag verwisselden, droeg zyne Dogter slegts een wit gewaad, 't geen, schoon altoos rein, verre was van fyn te weezen; haar bruin hair was, altoos, ongepoederd, en zonder eenig vercierzel. Gelukkig, egter, voor magdalena (want zo was zy geheeten) was haar Persoon geschikt om zich in die kleeding op het voordeeligst te vertoonen; en, hoewel zy niet zeer schoon was, hadt haar gelaad eene uitdrukking van bevalligheid, die aan 't einde der schoonheid beantwoordde, door Liefde en Verwondering te verwekken.
Het Gezelschap te Bareges maakte welhaast kennis met elkander. en de Dames vestigden altoos het oog op magdalena als zy haar op de wandelingen ontmoetten, 't welk, nogthans, niet vaak gebeurde; want haar Vader was dikwyls niet in staat om uit te gaan. Wanneer hy het deedt, werd hy aan de eene zyde ondersteund door magdalena, en aan de andere zyde door zyn knegt. Het was onmogelyk, zonder aandoening, te zien, welk een agt zy sloeg op haar Vader, dien zy geen oogenblik verliet. Men merkte op, met welk eene tedere bezorgdheid zy hem geleidde door de straaten van Bareges; wandelende zo langzaam haar mogelyk was, en 's Vaders zwakke schreden volgende. Als hy het niet durfde waagen uit te gaan, zat zy aan het venster van haar kleine Zydvertrekje, en las hem iets voor. Haar uitzigt en houding duidden spreekend aan, dat zy uit den aart leevendig was, en vrolyk zou geweest zyn, indien haar Vader niet ziek geweest ware. Maar al de vrolykheid, welke zy kon aanneemen, terwyl hy leedt, besteedde zy om hem te vermaaken, en de langzaam voortsleepende verdrietige uuren van kwyning en zwakheid te korten.
Hoewel magdalbna bevallig was, bevrydde de laagheid en geringe staat, waarin zy leefde, haar voor den nyd der Jufferschap te Bareges. Zy wisten ten vollen, dat de Heeren te Bareges, voor 't grootste gedeelte, Lieden van de groote wereld waren, die, hoe zeer zy schoonheid bewonderen, en deugd agten, egter zich wagten om zich zo verre te laaten verlokken, door eenig teder of zedelyk gevoel, dat het aanloopt tegen hun eerzugt, trotsheid en belang. Schoon de Omwenteling in Frankryk nog geen stand hadt gegreepen, was het deeze Dames bekend, dat, wat het Huwelyk betreft, de Tyd der berekeninge reeds gekomen was, en vreesden zy dus geene Mededingster in magdalena te zullen aantreffen. De Dames, zo wel als de Heeren, bewonderden de bevalligheden van haar
| |
| |
Persoon, en de beminnelyke hoedanigheden, welke zy in haar gedrag ten toon spreidde. Met één woord, magdalena werd, binnen kort, het voorwerp van algemeene agting.
Augustus, (want zo zal ik onze jonge Paryzenaar noemen, daar hy zyne Tytels verlooren heeft, zints de wet der Gelykheid in zyn Land hersteld is,) - augustus sprak minder dan andere Heeren te Bareges van magdalena; doch dit ontstondt misschien daar uit, dat hy meer op haar dagt. Zomtyds maakte hy, in zyne Morgenwandelingen, vergelykingen tusschen haar, en de Dames te Parys, onder welke hy den Winter gesleeten hadt; en de vergelyking eindigde dikwyls met een diepgehaalden zugt. Het tooneel deezer gepeinzen werkte zeker zeer ten voordeele van magdalena. Misschien zou te Parys, of te Versailles, augustus betoverd geworden zyn door de hoogbeschaafde bevalligheden van eene geblankette, gepoederde, en op het doen van vermeesteringen uitgeruste, Dame. Deeze kunstaanlokzelen zouden mogelyk genoeg zamengestemd hebben met de geschoore laanen en hoekige wandelpaden. Maar magdalena's natuurlyke lachjes, en onvoorbedagte bloozingen, waren veel eenstemmiger met den Natuurtoon der Pyreneesche Bergen.
Op zekeren avond, wanneer augustus, met eenige Dames, door Bareges wandelde, zag hy magdalena op eenen kleinen afstand, met veel moeite haaren Vader ondersteunende, die een nieuw toeval van beroerte scheen gekreegen te hebben. Augustus schoot 'er na toe als een pyl uit een boog, en onderstutte den Officier, tot hy een weinig bekwam: waar op hy, met een zagt geweld, magdalena, die doodsbleek en beevende daarby stondt, dwong haars Vaders arm los te laaten, en te gedoogen, dat hy den Knegt hielp, om haar Vader t'huis te brengen; zy waren slegts eenige schreden van diens verblyf. Augustus tradt binnen, en bleef tot dat de oude Officier eenigzins herstelde; en naa magdalena bewoogen te hebben om eenige druppels Hartshoorn te neemen, vertrok hy.
's Anderen daags 's morgens dagt hy, dat de gewoone beleefdheid van hem vorderde by den ouden Officier een bezoek af te leggen, en te verneemen, hoe hy den nagt hadt doorgebragt. Magdalena hadt juist dezelfde gedagten gekoesterd, en by zich zelve gezegd: ‘Zeker, het zou vreemd weezen, indien die jonge Heer, die met zo veel bezorgdheids myn Vader bystand boodt, en my eenige druppels Hartshoorn deedt gebruiken, niet na ons kwam omzien.’ - Dit denkbeeld was reeds verscheide keeren door haaren geest gegaan, en zy peinsde 'er op aan 's Vaders bedsponde gezeeten, toen augustus werd aangediend.
De oude Officier, die al de beleefdheid bezat van zyn Landaart en van zyn Beroep, ontving hem op de verpligtendste wyze,
| |
| |
en schoon hy met eenige moeite sprak, was hy overvloedig in dankbetuigingen voor de gedaane diensten van augustus. Magdalena drukte haaren dank kort en eenvoudig uit; maar de toon, op welke zy sprak, was zodanig, dat augustus voelde dat hy zyn leeven zou hebben kunnen waagen om dien dank te verdienen.
De oude Officier bleef ziek; en hierom hieldt augustus het steeds voor een blyk van oplettenheid, waar hy niet buiten kon, om 'er alle dagen te gaan, en naa den staat des kranken te verneemen. Hy begon ook gewaar te worden, dat deeze bezoeken, van dag tot dag, noodzaaklyker wierden voor zyn eigen geluk.
Dit geluk werd, in de daad, verbitterd, door veele smertlyke bedenkingen. Hy wist maar al te wel, dat de toestemming zyns Vaders, den Graaf van ****, tot het Huwelyk met magdalena, te verwerven, zo onmogelyk was, als voor hem om de Liefdedrist, door haar in zynen boezem ontstooken, uit te dooven. Hy kon berekenen in welk eene orde zyns Vaders naspeuringen, dit onderwerp betreffende, zouden loopen. Hy bevroedde dat 'er twee groote vraagen zouden moeten beantwoord worden - de eerste: ‘Hoe veel duizend Livres heeft zy in 't jaar aan inkomen?’ - En de tweede: ‘Is zy van Adel?’ En niets kon belemmerender voor hem weezen, dan dat de vraag, het Inkomen betreffende, de eerste zou komen: naardemaal dit het Artykel was, 't welk op geene voldoende wyze kon beantwoord worden: want tegen de Familie van magdalena kon geen tegenwerping vallen. Hoewel de vroegere Adel van Frankryk volstrekt de zuivere stroom van het Adelyk bloed niet wilde besmetten, door eene Egtverbintenisse met de Dogter van een Roturier. (een Burgerman) had zy altoos edelmoedigheids genoeg om eenige geslachten van Adel af te staan, voor schatten daar tegen over in de weegschaal gelegd.
Augustus, terwyl hy overtuigd was van de onmogelykheid om zyns Vaders toestemming tot het Huwelyk te verwerven, gaf, uit dien hoofde, geen bezoek minder aan magdalena; en wanneer het gewoone uur van zyne bezoekgeeving kwam, brak hy menigwerf schielyk de aaneenschakeling zyner redeskaveling over de onvoorzigtigheid zyner verknogtheid op ééns af, om zich te haasten na het verblyf zyner Zielsvoogdesse. - Binnen kort, liet hy alle redeneering op dit stuk vaaren, en gaf zyn hart, zonder eenig bedwang, over aan de geweldigste en onoverwinbaarste drift.
Augustus openbaarde aan den ouden Officier, welke gevoelens zyne Dogter hem hadt ingeboezemd. De oude Heer ontdekte dit aan magdalena, en zy antwoordde alleen met traanen, welker meening hy duidelyk verstondt. Toen augustus hem ontvouwde hoe het met zyn Vader gelegen ware, ver- | |
| |
zogt de Officier dat hy niet meer om zyne Dogter zou denken. Augustus voelde dat hy hem even goed zou hebben mogen verbieden, adem te haalen. Hy zette zyne bezoeken voort, en de oude Officier vondt zich welhaast in een staat van zwakheid, welke hem noch de magt, noch de wensch, liet om dit dagelyks komen te verbieden. Zyne kwaal nam hand over hand toe, en ging met de ontzettendste verschynzelen gepaard.
Het saisoen, om de wateren te Bareges te gebruiken, was nu ten einde geloopen: alle de Brongasten vertrokken, uitgenomen de oude Officier, die zich te zwak bevondt om vervoerd te kunnen worden, en augustus, die, zo lang magdalena bleef, zich van deeze plaats niet los kon rukken.
Binnen weinig weeken voelde de oude Officier dat zyn sterf uur naderde. Augustus knielde met magdalena by zyne bedsponde - haare stem werd door snikken belet; en augustus hadt naauwlyks het vermogen om met gebrooke woorden te betuigen, dat hy zyn leeven aan het geluk van magdalena zou opofferen. De oude Officier vestigde zyn oog vol tedere bezorgdheid en kommer op zyne Dogter, en blies den laatsten leevens-adem uit. Magdalena betreurde haaren Vader met de diepgaandste rouwe, en konden alle de opwagtingen van haaren Minnaar de droefenis niet verzetten, waar mede haar aandoenlyk hart den dood van haaren Vader beweende.
De Winter vry verre gevorderd zynde, stelde zy voor, haare reis na het verafgelegen Landschap, waar zy voorheen met haaren Vader gewoond hadt, tot het Voorjaar uit te stellen, en zich, in dien tusschentyd, in een Klooster, niet verre van Bareges, te onthouden. Augustus stelde al de kragt der welspreekenheid, door Liefde aangevuurd, te werk, om haar over te haalen ter toestemming in een geheim Huwelyk. Zy hing in twyfel over dit voorstel: en, terwyl zy over dit onderwerp spraken, werd de deur van de kamer, waarin zy zich bevonden, op 't onverwagtst, geopend, en augustus zag zyn Vader, den Graaf van ****, binnen treeden.
De Graaf hadt gehoord van de liefdebanden, die zyn Zoon zo lang te Bareges hielden, en zich gehaast om hem van daar te haalen, eer het te laat was. Hy beschuldigde zyn Zoon met hevig tegen hem uit te vaaren, en begon ook magdalena verwyten te doen: doch 'er was iets in haar gelaad, in haar stilzwygen, en in haare traanen, 't welk den toon van scherp verwyt, op welken hy begonnen was, verzagtte. Hy beval zyn Zoon uit de kamer te gaan, en verlangde met haar alleen te spreeken.
Naa aan magdalena voorgesteld te hebben, de onmogelykheid van immer met zyn Zoon in den Egt te treeden, en zyn besluit om hem te onterven, en al zyn goed aan zyn tweeden Zoon te maaken, indien augustus in zyne genegenheid tot
| |
| |
naar bleef volharden, - en, naa aangewende poogingen om haaren hoogmoed en edelmoedigheid op te wekken, verlangde hy te mogen weeten, werwaards zy ten oogmerk hadt heen te gaan. Zy gaf hem haar voorneemen te kennen, om onmiddelyk haar intrek te neemen in het Klooster van -. Hy keurde dit oogmerk goed, en liet haar alleen, om zyn Zoon te spreeken. De kamerdeur was niet digt, of magdalena gaf een ruimen loop aan den traanenvloed, die zy naauwlyks hadt kunnen tegenhouden, terwyl de Graaf met haar sprak. Nooit hadt zy haar toestand, als Wees, zo zeer gevoeld, als op dit oogenblik; en de dierbaare herinnering van haaren Vader mengde zich met de Zielssmerte eener te leurgestelde liefde.
Intusschen verklaarde de Graaf van **** zyn Zoon, dat de eenige kans, welke 'er overbleef om immer magdalena te verwerven, afhing van zyne volstrekte onvoorwaardelyke onderwerping aan zyn bevel, en dat hy oogenbliklyk met hem na Parys moest vertrekken. Augustus vroeg, met allen ernst, wat 'er van magdalena zou worden? Zyn Vader zeide, dat zy beslooten hadt zich na het Klooster van - te begeeven. Augustus weigerde volstrekt te vertrekken, of het moest hem vooraf vergund worden, magdalena nog eens te spreeken. De Graaf moest hieraan zyne toestemming geeven; doch, eer hy gedoogde dat zy zamen kwamen, verwierf hy van magdalena de toezegging, dat zy geene byzonderheden zou vermelden van het gesprek, tusschen haar en den Graaf gehouden.
Augustus deedt, in dit laatste onderhoud met magdalena, vergoeding voor de wreede versmaading zyns Vaders, door de staatlykste en vuurigste verzekeringen van getrouwheid, door geen tyd of omstandigheden aan 't wankelen te brengen; waar op hy, naa verscheide aangewende poogingen om de kamer te verlaaten, en naa geduurig weder te keeren, eindelyk zich uit haare armen rukte. Magdalena zag, met zyn vertrek, alle hoop op aardsch geluk verdwynen.
's Anderen daags vroeg ging zy na het Klooster van -; maar niet dan naa dat zy eenigen tyd weenende gezeten hadt op den stoel, dien augustus pleeg te gebruiken.
Magdalena sleet het overige gedeelte van den Winter in het Klooster te -; staande dien tyd ontving zy verscheide Brieven van augustus. Met het aankomen van de Lente, verzogt hy haar ten ernstigste, dat zy, in stede van na het Landschap haars voorigen verblyfs te vertrekken, nog een weinig in het Klooster zou blyven; en streelde haar met de zoete hoope van in staar te zullen weezen, om eerlang die Verbintenis aan te gaan, waar van al zyn geluk afhing.
In den Zomer, van dat jaar, greep de Omwenteling in Frankryk plaats, welke dien Zomer altoos gedenkwaardig zal doen blyven. Magdalena was eene yverige Voorstandster der Om- | |
| |
wenteling, die zy hoorde dat elk Franschman vrygemaakt hadt: ‘En, indien ieder Franschman vry is,’ dagt magdalena, ‘dan mag ook ieder Franschman trouwen, welke hem behaagt.’ Het kwam magdalena voor, dat, alle staatkundige redenen, stukken waarop zy niet veel gedagt hadt, ter zyde gesteld zynde, het verkrygen van vryheid in Huwelykskeuze, alleen, de onrust eener Omwentelinge wel waardig was; en zy was, uit hoofde van dit denkbeeld alleen, zo vuurig Patriotschgezind, als of zy de Verklaaring van de Regten van den Mensch, door de Nationaale Vergadering gedaan, in al derzelver uitgestrektheid en gevolgen begreepen hadt.
De Graaf van ****, die berigt gekreegen hadt van de Briefwisseling tusschen de Gelieven, en weinig hoops koesterde, dat zyn Zoon een liefdevlam zou dooven, die door deeze Briefwisseling steeds werd aangeblaazen, wist een middel te bedenken, om de Brieven van augustus, by het Klooster, te doen onderscheppen. - Te vergeefsch vroeg magdalena, met alle bezorgdheid, na Brieven. Te vergeefsch telde zy de uuren tot de wederkomst van een Postdag. Postdag op Postdag volgde, en 'er kwam geen tyding van augustus. Drie maanden verliepen 'er in de vreeslykste kwellingen van verwagting en angst, en werden eindelyk deeze van wanhoop gevolgd.
Magdalena begon te gelooven, dat zy vergeeten was - vergeeten door augustus! Zy raadpleegde met haar eigen hart, en het scheen haar ongelooflyk; nogthans kon zy, naa een stilzwygen van drie maanden, niet langer twyfelen,
De arme magdalena herinnerde zich nu met smert, in stede van vermaak, dat alle de Franschen vry waren. Zy zou eenigen zwakken troost gevonden hebben in het gevoelen, dat alle Franschen Slaaven waren. Het hadt gewis tot eenige ligtenis van haar hartenleed gediend, indien augustus gedwongen geweest ware haar te verzaaken; en zy verbeeldde zich, dat zy het zou hebben kunnen verdraagen, hem voor haar verlooren te rekenen, indien zy zich tevens hadt mogen verzekeren, dat hy haar nog beminde - 't was het verlies van hem door zyn eigen schuld, 't welk haar hart met bykans ondraaglyke angsten vervulde.
Het geringe overschot van geld, 't welk magdalena, naa het betaalen van haars Vaders schulden, bezat, kon geenzins toereiken om de kosten, als een Kostgangster, in het Klooster op den duur te betaalen. Zy hadt reeds, door haare zagtaartigheid en bevalligheid van zeden, de genegenheid van eenige der Nonnen gewonnen, zy was ook, eenigermaate, aan dezelve gehegt: deeze hielden steeds by haar aan om het Kloosterkleed aan te trekken: ‘En waarom,’ sprak zy te meermaalen by zichzelven, ‘waarom zou ik langer in twyfel hangen, om dit te doen? Daar augustus voor my verlooren is, kan
| |
| |
my net verzaaken der wereld niet veel kosten? Welk eene opofsering doe ik? Welk een geluk laat ik vaaren?’
Magdalena hadt geene gehegtheid aan de wereld, die zy maar weinig kende: maar zich onherstelbaar, en voor altoos, af te scheiden van hem, aan wien haare Ziel geheel verknogt was, - hem niet meer te zien, - hem niet meer te hooren, - geloften te doen, die het eene misdaad maakten aan hem te denken - hem geheel uit haare gedagten te verbannen; dit hieldt zy voor onmogelyk; haar hart, helaast zou verdeeld blyven.
Zomtyds kwam by haar het denkbeeld boven, dat augustus haar nog beminde. ‘En zal ik dan,’ was haare overpeinzing, ‘my zelve in een staat begeeven, waarin ik gedrongen zal zyn te wenschen, dat hy ongetrouw mogt weezen; ten einde ik van naaberouw mogt ontheven worden?’ - Zy stelde het denkbeeld, om onder de Aankomelingen tot het Kloosterleeven zich aan te melden, eenige weeken ter zyde.
Geene Brieven daagden op, haar voorneemen om eene Nonne te worden, kwam weder boven. ‘Waarom,’ riep zy uit, ‘zal ik langer dien onstandvastigen Minnaar betreuren, die aan my niet meer denkt? Helaas! zag hy de Zielsangsten niet die my folterden, toen hy van my scheidde? Weet hy de verlaaten toestand niet, waarin ik my bevinde. - Ach! - Ja - hy weet dat my geene andere uitkomst is overgebleeven, dan het Kloosterleeven. - Ongetwyfeld wenscht hy te hooren, dat ik daartoe myne toevlugt genomen heb. - Hy zal in myn verlaaten van de wereld eenige verschooning voor zyne ongetrouwheid vinden. Ach! Hemel! zal dan augustus hooren, dat ik van hem voor altoos gescheiden ben, zonder een eenige zugt te loozen? - Ach! waarom behoef ik my op dit stuk langer te beraaden? - Myne beproeving zal korten tyd duuren. - Ik voel myn hart zal breeken. - Ja de dood zal te myner verlossing aansnellen. - In den Hemel zal ik myn Vader wedervinden!’
Magdalena besloot, eindelyk, zich by de Zusterschap in het Klooster te voegen. De witte Sluier voor haar, als Aankomeling, lag gereed. De dag was bepaald, op welken zy, met het aangezigt ter aarde geboogen, met bloemen bestrooid, en met deels asgesneeden hairen, de intrede zou doen ter proeve van haare verzaaking der Wereld - en van augustus! voor altoos.
Eenige dagen vóór den dag tot die plegtigheid bestemd, werd magdalena in het spreekvertrek geroepen; waar zy haaren Minnaar vondt, met eenige der Officieren van de Stads Municipaliteit, met Nationaale Cocarden. - Magdalena kreeg, op het zien van augustus, met veel moeite, een stoel, waarop zy, geheel buiten kennis, nederzeeg; terwyl augustus zich niet kon onthouden, verwenschingen uit te boezemen tegen de yze- | |
| |
ren tralien, die tusschen hem en het voorwerp zyner Liefde waren, en hem belette haar bystand te bieden. Hy bezorgde, egter, hulp, en magdalena kwam by.
Een der Officieren onderrigtte haar, dat zy, daags te vooren, een Besluit van de Nationaale Vergadering ontvangen hadden; een Verbod inhoudende van Nonnen aan te neemen. Hy voegde 'er by, dat de Municipaliteit reeds eenig verslag van deeze nieuwe Wet gegeeven hadt aan de Abdisse, op wiens toestemming magdalena terstond het Klooster zou mogen verlaaten. - Terwyl hy deeze woorden sprak, wierp magdalena het oog op haaren Minnaar. Augustus haastte zich, om haar te vermelden, dat zyn Oom, die hem beminde, en hartelyk deel nam in zyn lyden, in 't einde een uitersten wil gemaakt hadt, by welken hy hem zyne goederen maakte, onder voorwaarde, dat zyn Vader toestemde in zyn Huwelyk met magdalena.
Augustus met de Officieren vertrokken zynde, begaf zich magdalena in haar kamer, om bot te vieren aan de aangenaame traanen, die ontsprongen uit een hart, overvloeiende van verwondering, dankbaarheid en vreugde. - Toen haar eerste driftvervoering eenigzins bedaard was, maakte zy een aanvang met het inpakken van haar kleinen voorraad van kleederen; ten oogmerk hebbende, den volgenden dag het Klooster te verlaaten. - ‘Ik was’ sprak magdalena by zich zelve, ‘altoos een Voorstandster der Omwenteling,’ (intasschen lag zy het witte gewaad, waarin zy 'sanderen daags zich als Nieuweling aan 't Klooster zou verbonden hebben, ter zyde) ‘en dit laatstgenomene Besluit is van alle het beste - maar indien het te laat gekomen ware!’ Op dit denkbeeld vatte magdalena den Nonnen-sluier nogmaals van tafel - besproeide dezelve met een vloed van traanen.
's Volgenden daags werden augustus en magdalena in den Echt verbonden, in de Kerk te -, en gingen, onmiddelyk naa de Huwelyksvoltrekking na Parys, waar zy thans een allergezegendst Paar zyn. |
|