Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 561]
| |
Aardrykskundig berigt van Hindoostan, of Indie.(Ontleend uit de Mem. van Major rennell.)
De Aardrykskundige Beschryving van Hindoostan is, tot dus lange, zeer gebrekkig begreepen door de Europische Schryvers; en het scheen bewaard voor den Major rennell, om 'er een volkomener denkbeeld van te geeven, dan men ooit voorheen hadt. De Kaart, door hem van Hindoostan vervaardigd, met het Geschrift tot opheldering daarvan, geregtigt hem tot een hoogen rang onder de Mannen, die ryklyk toegebragt hebben tot de uitbreiding onzer AardrykskundeGa naar voetnoot(*).
* * * *
Hindoostan heeft men tegenwoordig in Europa begreepen, de streek Lands te behelzen, gelegen tusschen de Rivieren de Ganges en den Indus, ten Oosten en Westen; hebbende ten Noorden de Thibetische en Tartaarsche Bergen, en de Zee ten Zuiden. Maar, naauwkeurig gesprooken, is de uitgestrektheid van Hindoostan veel bepaalder, dan deeze Grensscheidingen ons een denkbeeld geeven; en de naam van Hindoostan moet alleen toegeëigend worden aan dat gedeelte van de bovengemelde uitgestrektheid Lands, 't welk ten Noorden ligt van de Paralellen van 21o of 22o. De Rivier Nerbudda is, in de daad, de Zuidlyke Grensscheiding van Hindoostan zo verre dezelve zich uitstrekt; en de Zuidlyke Grenzen van Bengalen en Bahar maaken het overige gedeelte uit. De Landen, ten Zuiden van deeze Linie, zyn, volgens de Indiaansche Aardrykskundigen, bekend onder den algemeenen naam van Deccan, en behelzen bykans eene helft van het Land, doorgaans | |
[pagina 562]
| |
het Mogolsche Ryk geheeten. Maar, dewyl de naam van Hindoostan, in een uitgebreiden zin, toegepast is op dit geheele Ryk, zal het noodig weezen het Noordlykst gedeelte daarvan te onderscheiden door den naam van het Eigenlyk Hindoostan. Dit Land heeft, in de daad, den Indus, en de Bergen van Thibet en Tartaryen, tot de Westlyke en Noordlyke Grensscheidingen; maar de Ganges wordt zeer onelgen voor de Oostlykste Grensscheiding gehouden; dewyl dezelve door verscheide van de rykste Landschappen des Lands stroomt; terwyl men de Burrampooter, die veel nader komt om de Oostlyke Grensscheiding te kenmerken, geheel niet kent. In deezen omschreeven staat, is de uitgestrektheid van het Eigenlyk Hindoostan omtrent gelyk aan Frankryk, Duitschland, Boheemen, Hungaryen, Zwitzerland, Italie en de Nederlanden, te zamen genomen; terwyl de Deccan en het Schier-eiland omtrent gelyk staan met de Britsche Eilanden, Spanje en Turksch Europa. Ik heb hier het Land, ten Zuiden de Rivier Kistna, den naam van Schier-eiland gegeeven, volgens het algemeen gebruik, schoon de gedaante voor die benaaming geenzins pleit. De benaaming Deccan, welke het Zuiden betekent, wordt, (gelyk gezegd is,) in den uitgestrektsten zin, toegeëigend aan het geheele Gewest, liggende ten Zuiden van het Eigenlyk Hindoostan. Ik begryp, nogthans, dat dezelve, in den strikten en bepaalden zin, alleen de Landen beduidt, gelegen tusschen het Eigenlyk Hindoostan, de Carnatic, de Wester Zee en Orissa; dat zyn de Landschappen Candeisch, Dowlatabad, Visiapour, Golconda, en het Westlyk gedeelte van Berar. De Naam India, by welken dit Land, voor zo verre het bekend was, onderscheiden wordt by de vroegste Grieksche Schryveren, blykt ontleend te zyn van Hind, den naam daar aan toegevoegd door de Oude Persen, van welken ongetwyfeld de Grieken en de kennis van het Land, en van den Naam, kreegen. Wy hebben de sterkste verzekeringen van den Heer wilkins, dat geene zodanige Woorden als Hindoo, of Hindoostan, in het Sanscreetsche Woordenboek voorkomenGa naar voetnoot(*). Het blykt, dat het Volk, | |
[pagina 563]
| |
by 't welk de Sanscritsche Taal de Volkstaal was, hun Land Bharata noemden, een naam, zo ik geloof, geheel nieuw klinkende in de ooren van het geleerd Europa. Het is, overzulks waarschynlyk, dat het woord Hind, dien van India aan de Grieken verschafte, en het woord Stan, zo veel als Land betekenende in de Persische spraake, is van eene laatere dagtekening; want wy vinden het gevoegd by veele van de oude Persische naamen aan Landen gegeeven; zo is Dahae, Dahe-stan; Tapuri is Taberi-stan; Corduene is Curdi-stan, met veele andere dergelyke. Met de toepassing van dien naam India, is het gegaan als met andere benaamingen; ik wil zeggen, men heeft denzelven gegeeven, niet alleen aan het Land oorspronglyk daardoor aangeduid; maar ook aan andere, daar by of daar omtrent gelegenGa naar voetnoot(*): want de Landen, tusschen Hindoostan en China, werden het Verdere India, of India | |
[pagina 564]
| |
extra Gangem, geheeten; terwyl Hind, of India, eigenlyk alleen behoorde tot het Land des Volks Hindoos geheeten, of die van India intra Gangem. Die benaaming is zo oud als de vroegste ongewyde Geschiedenissen thans voorhanden, en dit kan, onder veele andere voorbeelden, ten bewyze strekken van de hooge oudheid der Persische Taale. India heeft, door alle Eeuwen heen, de aandagt der Weetgierigen in alle leevensstanden getrokken. De zeldzaame Voortbrengzels deezes Lands, en de Goederen daar vervaardigd, trokken die der Kooplieden; terwyl de zagte en niemand stootende Godsdienst van Brama, en de Zeden daardoor voorgeschreeven, de oplettenheid der Wysgeeren gaande maakte. De Taal is desgelyks opmerkelyk, en heeft aanspraak op oorspronglykheid. Gelukkig ware het voor de Indiaanen geweest, hadden zy de aandagt niet uitgelokt van eene soort van Menschen, meer vyandig aan het geluk des Menschdoms: want de zagtheid en verwyfdheid, die de lugtstreek medebrengt, en de ryke aart des gronds, welke alles bykans van zelve oplevert, noodigde hunne veelvuldige stoutmoediger nabuuren uit ten aanvalle, en maakte hun tot een gereeden prooy voor elken vreemden invaller. Vanhier vinden wy hun agtereenvolgend overwonnen door de Persen, de Patanen en Mogollers, en het is waarschynlyk, dat zy, even als de Chineesen, zelden een Heerschappy van Koningen, uit hun eigen Land herkomstig, gehad hebben. De berigten, van twee-en-twintig Eeuwen herwaards, vertoonen de Indiaanen als een Volk tot een vry hoogen trap van beschaafdheid opgeklommen; maar, indien men oordeelt uit hunne oude overblyfzelen, hadden zy de nabootzende Kunsten niet tot de hoogte van volkomenheid opgevoerd, als de Grieken en Romeinen, of zelfs de Egyptenaars. Zo de Hindoos, als de Chineesen, schynen hunne Kunsten gebragt te hebben juist tot het punt tot nuttige einden noodig; maar zy klimmen nooit op tot volmaaking om den smaak te voldoen, of iets groots te bestaanGa naar voetnoot(*). De staat waarin Hindoostan geraakt is, zints den val | |
[pagina 565]
| |
des Mogolschen Ryks verschilt zeer veel van dien, waarin dit Land zich bevondt, vóór dat het vereenigd werd onder de Mahomethaansche Vermeesteraaren. Het was toen verdeeld in verscheide Koningryken van middelbaare grootte, die onderling in een zeker evenwigt tot elkander stonden. Dan tegenwoordig mag Hindoostan en de Deccan gezegd worden uit zes voornaame Staaten te bestaan, die alle de mindere, welke eene groote menigte uitmaaken, als Schattingschuldigen of Leenroerigen onder zich hebben. Deeze zes Hoofdstaaten zyn, volgens den Major rennell, de Britsche, de twee Mahratten Staaten, de Nizam, Tippoo Sultan en de Seiks: want welke woordonderscheidingen men ook moge maaken, eene gedwongene Verbintenis is ten minste eene afhangelyke, zo niet, met de daad, eene schattingschuldige GesteltenisseGa naar voetnoot(*). |
|