Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 533]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Het aanbelang van 't onderwys des gemeenen mans.(Ontleend uit thomas christie's Miscellanies Philosophical Medical, and Moral.) Si l'Ignorance pouvoit s'abstiner de juger, elle seroit, sans doute, moins meprisable & moins dangereuse; malheureusement l'esprit humain ne peut être sans action, il faut qu'il ait des opinions bonnes ou mauvaises; il faut qu'il ait des prejuger, s'il n'a pas des connoisances, & des juperstitions au defaut de religion; j'en appelle a tous les peuples barbares qui existent de nos jours. Borde, seconde Replique à m. rousseau, p. 377.
Wyd en verre ben ik van toe te stemmen in het gevoelen der zodanigen, die het Wilde Leeven den voorrang toekennen boven den staat eener Beschaafde Burger-Maatschappye. Maar ik beken openlyk, dat, in de laatstgemelde, veele dingen Hervorming noodig hebben. De Menschen mogen, in derzelver oorspronglyken onafhanglyken Staat, vergeleeken worden by eene menigte baalen Wol of Vlas, nevens elkander geplaatst in een Koopmans Pakhuis, waar elk geheel en vol is, zyn eigene grootte en gedaante behoudt. Terwyl, in het Burgerlyk Leeven, hun toestand gelykt naar die van dezelve baalen, gemakshalven op elkander gestapeld tot den top van het Pakhuis, waar door zy eene algemeene drukking lyden, aan den top beginnende, en toeneemende naar gelange men laager komt; veele der benedenste hebben geheel de oorspronglyke gedaante verlooren, eenige zyn tot barstens toe geprangd. Zodanig is, vrees ik, het geval, meer of min, in alle Burger-Maatschappyen van het beschaafd Europa; in dit Land, (Engeland naamlyk) misschien minder dan in eenig ander. | |
[pagina 534]
| |
Gy Vrienden des Menschdoms! Gy, die eens anders leed kunt voelen, beslist dit vraagstuk! Wordt de Arme Man niet te zeer gedrukt? Maaken wy zyn last niet te zwaar, en zyne genietingen niet te weinig? Worden niet veele onzer geneugten gekogt voor zyn zweet - veele onzer overdaadigheden verschaft ten koste van zyne gezondheid, en van zyn leeven? - Doch laaten wy voortgaan. ‘Daar is geen Mensch,’ zegt de Eerw. clarke, ‘of hy is vatbaar voor Onderwys; geen Mensch, of hy zou daarom te beter gemaakt worden. Menschen van de geringste natuurlyke bekwaamheden kunnen eene ziel bezitten, oplettend op onderwys; zy kunnen liefde hebben tot waarheid en regt; zy kunnen braave en eerlyke harten in den boezem omdraagenGa naar voetnoot(*).’ De Heer borde brengt op dit stuk eene Aanmerking in 't midden, welke hier byzondere aandagt verdient. ‘Indien de onkunde zich kon onthouden van oordeelvellingen, dezelve zou ongetwyfeld min veragtelyk en min gevaarlyk weezen: maar, ongelukkig, kan 's menschen geest niet bedryfloos zyn; dezelve moet ten goede of ten kwaade werken, moet vooroordeelen hebben als dezelve kundigheden derft, en bygeloovigheden by gebrek aan Godsdienst. Ik beroep my, ten bewyze van deeze Waarheden, op alle barbaarsche Volken, die heden bestaanGa naar voetnoot(†).’ Ongetwyfeld zyn deeze bedenkingen van den Heer borde juist. De bekrompene vermogens van redenkaveling, het doorgaand deel der onkundigen, dienen om hun te misleiden, in stede van hun te bestuuren. Zy zyn gereed om zeer ongepaste vergelykingen te maaken tusschen den veronderstelden gelukkigen staat van hunne Heeren, en hunne eigene moeilyke omstandigheden, armoede, en, gelyk zy het aanzien, ongelukkig lot. Zy zyn gereed om uit te roepen: Wat zyn zy beter dan wy! en, op den grond deezer kwellende denkbeelden, voor zich zelven alle trouwloosheden te verdeedigen. 't Is een der kwaalen van de Onkunde, dat dezelve haar eigen gebrek niet kent. Gy zult nimmer een on- | |
[pagina 535]
| |
kundig Landman overhaalen om eenige verbetering, in den Landbouw uitgedagt, aan te neemen. Gy moogt, by eenen niet onderweezen Man, de voordeelen van de Inënting der Kinderziekte ophaalen, hy zal u het doove oor toe houden; of zeggen dat het eene verzoeking der Voorzienigheid is, gezonde Kinderen eene ziekte op den hals te brengen. Misschien begint, kort daar op, die vernielende kwaal in zyn huis te woeden, en gy wordt geroepen om een dier verrotte lyken ten grave te geleiden. Gy verbeeldt u, dit zal overtuiging baaren. Geenzins. Verblinde Onkunde zal u te gemoet voeren: ‘dat zy, daar het Kind in den weg van god gestorven is, zich des getroost; maar troostloos zou weezen, indien het door Menschen handen gestorven ware.’ Zeker SchryverGa naar voetnoot(*) opgemerkt hebbende, dat de Ontdekkingen in den Landbouw, door Geleerden en Kundigen gedaan, bykans nutloos worden, als men ze niet aan de gemeene Landlieden mededeelt, en aanpryst in Korte Begrippen, behelzende een eenvoudige en gemaklyke voordragt van dezelve, om ingevoerd te worden in de Schoolen, waar de Boeren-kinderen onderwys ontvangen, voegt 'er by: ‘Men zie het niet aan als een harssenschimmig Stelzel, onmogelyk uit te voeren, om het gemeene Volk dusdanig een Onderwys mede te deelen. De Ondervinding spreekt voor de uitvoerbaarheid. Een Duitsch Vorst (ernst de Godvrugtige, Hertog van Saxen Gotha) veranderde, niet meer dan eene Eeuw geleden, de gedaante van zyn Hertogdom. Waarlyk groot door zyne Staatkundige Deugden, hadt hy zyn Volk doen onderwyzen door Korte Begrippen van alle nuttige Weetenschappen op alle Landschoolen den Boeren-kinderen in handen gegeeven.’ Hy voegt 'er by, dat, schoon deeze Inrigtingen thans niet in derzelver oorspronglyke kragt bestaan, het verschil, egter, tusschen het Volk van deeze en andere Kreitzen, zeer aanmerkelyk isGa naar voetnoot(†). - Op den raad van den Boeren Wys- | |
[pagina 536]
| |
geer, werden de Zwitsersche Landlieden aangemoedigd, om de Zamenkomsten der Natuurkundige Societeit te Zurich by te woonen. Daar gaf elk verslag van zyne wyze van Landbouw, en ontving de gepaste onderrigtingen van de Societeit. Des Heeren hirzel's verhaal deezer zaake is, in de daad, belangryk, en kan niet missen te voldoen aan elk welgeplaatst hart. Het toont hoe veel wy zouden kunnen doen om het geluk en de kennis onzer Medemenschen te bevorderen; indien wy ons slegts eenige moeite wilden geeven; indien wy ydelen trots wilden ter zyde zetten; indien wy ons in staat stelden om te voelen, in welk een staat zy zich bevinden, en om ons te verheugen in Goed te doen. ‘Is 'er,’ luidt de taal van een Menschlievend Schryver, ‘is 'er aan deeze zyde des Hemels eenig ding, 't welk gelyk staat met het genoegen van gods Wysheid in de wonderbaare Werken der Scheppinge te kennen en te bespiegelen? En moet dit genoegen ontzegd worden aan allen, uitgenomen eenige weinige Wysgeeren en Priesteren, die veelligt werktuigen der Dwinglandye worden, om het Volk in Onkunde te houden, en op eene hoogte met de Dieren des VeldsGa naar voetnoot(*)?’ Men voege hier by, de klemmende aanmerking van den Heer d'alembert. ‘Eenige geleerde Mannen, 't is waar, gelyken zeer veel op die Egyptische Priesters, die hunne niets beduidende Verborgenheden voor de rest des Volks verborgen hielden, en wilden dat alle Boeken alleen ten hunnen gebruike bleeven; en het minste lichtstraaltje, zelfs in onverschillige zaaken, den Volke bedekt bleef - een licht, 't welk wy hun niet moeten benyden; dewyl zy het zo zeer behoeven, en 'er geen grond van vreeze is, dat het ooit te helder hun in de oogen zal straalen. In de daad, wy behooren anders te denken als Medeburgers, en misschien ook als Lieden van LetterenGa naar voetnoot(†).’ - Ongetwyfeld - het belang der Letteren hangt af van het aantal der geenen die dezelve beoefenen. Ik wilde de zodanigen, die zich zo beschroomd betoonen, om het gemeene Volk eenig vermogen van Zelfbestuur te geeven, wel verzoeken de Geschiedenis des Menschdoms | |
[pagina 537]
| |
te leeren, en dan rondborstig te verklaaren, of het zelve, door 'er het volgen van hun eigen oordeel aan toe te staan, ooit tot groover dwaalingen zou vervallen weezen, dan het nu verviel, door zich geheel te verlaaten op het bestuur van slinksche oogmerken bedoelende Lieden, die 't zelve doen volharden in de schandlykste en nadeeligste vooroordeelen, dikwyls tot opstand, vervolging, moord, bloedstorting, roof, en alle euveldaaden, aanzetten. Op den heilloozen Grondslag, 's Volks Onkunde, heeft men alle die standhoudende en verbaazende Stelzels van Bygeloof en Dwinglandy gebouwd, die, in onderscheide Eeuwen, en by verschillende Volken, het Menschlyk Geslacht vernederden en verdrukten. Wy behooren niet te voorbaarig te zyn in vast te stellen, dat de Godheid nooit ten oogmerke hadt, dat het gros des Menschdoms eenige Kennis zou bezitten; naardemaal zy het in eenen stand geplaatst heeft, waarin het voor 't zelve onmogelyk is, die te verkrygen. Wy moeten onderzoeken, of deeze onmogelykheid ontstaat uit de beschikking der Godheid, dan uit de onredelyke schikkingen der Menschen. In dit geval, gelyk in andere, heeft god de dingen derwyze verordend, dat veel van 't geluk van den eenen Mensch van het gedrag eens anderen afhange. Terwyl wy de Voorzienigheid beschuldigen, dat zy de Menschen in eenen stand geplaatst hebbe, waarin zy geene kundigheden kunnen opdoen, is het, in de daad, waarheid, dat, in veele Ryken van Europa, het arme Gemeene Volk in de diepste Onkunde gehouden wordt door dwinglandsche Overheden. Werd die tyd, welken men in Roomsch Catholyke Landen besteed tot het volvoeren van ongerymde bygeloovigheden, aangewend om het Volk te onderrigten, de Onkunde zou schielyk van onder 't zelve verbannen weezen. Ik kan niet afzyn van het, in Protestantsche Ryken, als eene onvoegelyke en onredelyke Staatkundige schikking te beschouwen, die het Volk tot onophoudelyken arbeid doemt van Maandag morgen tot Saturdag avond, zonder het eenigen tyd voor zich zelven over te laaten. In gevolge hiervan zal de Zondag, in 't algemeen, en, in de daad, bykans noodzaaklyk, tot vermaakneeming, zo niet in losbandigheid, besteed worden. En Ziel en Lichaam vorderen eenige ontspanning. Ik weet, men zal my hier terstond tegenwerpen het verlies van tyd, 't geen hier | |
[pagina 538]
| |
uit voor onze Handwerken zou gebooren worden; een bewysreden, die by zommigen zo sterk klemt, dat het hun leed doet, dat men den Zondag zelve niet tot werken besteedt. Maar ik beken, dat myne inzigten, op dit stuk, wyd en verre van de hunne verschillen. Ik staa toe hun plan zou dienen, om Gespen, Knoopen, enz. een weinig beter voor 't zelfde geld te maaken dan onze Nabuuren: - dan, wat wordt 'er intusschen van ons Volk? hoe staat het met 't vormen van hunne verstandlyke en zedelyke vermogens, dat werk van zo veel aangelegenheids? Is het eenige vergoeding voor de Maatschappy, voor het algemeene welzyn, voor het weezenlyk belang der Natie, dat een groot Manufacturier twintig duizend Ponden byeen verzameld heeft, indien hy deezen schat opeenstapelde, door veele honderden zyner Medeschepzelen in Onkunde en Zedebederf te storten? Ik wil elk rechtschaapen Staatkundige gevraagd hebben, welk eene uitwerking zodanige Stelzels in 't einde voor eene Natie moeten baaren? Kan zekere rang van Menschen bedorven worden, zonder teffens alle andere aan te steeken? Verspreidt zich de Ondeugd niet als de pest, in stilte, over allen? Worden de ligtekooijen in de Steden, waar de Handwerken bloeijen, alleen bezogt door lieden van haare soort, en stand? Bederven zy onze Dienstboden niet, zo Knegts als Meiden, en door deezen onze Zoons en Dogters? Maar, om weder te keeren: Zelfs in de thans standgrypende Staatkundige schikking kan 'er iets gedaan worden. Een gedeelte van een Zondag, ten minsten, zou men nuttig kunnen aanwenden tot Onderwys der zodanigen, die niet te Kerke gaan, en die men niet kan verwagten, dat 'er zullen gaan; dewyl zy noch leezen, noch schryven, noch verstaan, kunnen. Zints ik deeze aanmerkingen eerst op 't papier bragt, is 'er, door Mr. raikes van Gloucester, een groot en uitgebreid plan in Engeland geopend, tot Opvoeding des Gemeenen Volks. Elk begrypt, dat ik ooge op de Instelling van de Zondags Schoolen. 't Is met een oneindig genoegen, dat ik zie, dat zo veele aanzienlyke Persoonen van verdiensten zich reeds verbonden hebben, om deeze Instelling te bevorderen, en dat de goede uitwerkzels alrede alle verwagting te boven gaan. Voortreflyke Mr. raikes! Mogt uw weldaadig voorbeeld algemeen gevolgd | |
[pagina 539]
| |
worden! Gy hebt den verdrukten Mensch opgebeurd, en licht geschonken aan die in de duisternisse zaten. De zegen der geenen, die op 't punt stonden om verlooren te gaan, zal op u komen; en het Volk, dat, wegens gebrek aan Kennisse, het verderf in den mond liep, zal uwen Naam vermelden! By de veelvuldige Societeiten, om byzondere Takken van Kennis en Weetenschap te doen bloeijen, zou ik wenschen dat 'er eene Societeit wierd opgerigt tot het verspreiden van Kennis in 't Algemeen; eene Societeit, welke zich bevlytigde om zedige verdiensten aan te moedigen, door den Dorp-newton op te speuren, door het Vernuft, in een hut verborgen, uit dien donkeren schuilhoek te trekken, en den anders stommen, als een milton, te doen zingen - eene Societeit, die Boeken deedt vervaardigen, byzonder ingerigt om de Ongeleerden te onderwyzen, die, in verscheide Gewesten, zulke Stukjes deedt drukken en verspreiden, als eigenaartig strekten om de liefde tot de Letteren op te wekken, en de harten te verbeteren - eene Societeit, die een zeker aantal schrandere Jongelingen aannam; en, naa dezelve in de Weetenschappen onderweezen te hebben, uitvaardigde, eenigen als Zendelingen, om de bedriegeryen van Dwaaling en Onkunde van onder de Menschen te verdryven; en anderen om verscheide nuttige Standen in de Maatschappy te bekleeden, naar gelange hunne Talenten of Bekwaamheden medebragten, en die, ter belooning van de voordeelen der Opvoeding, hun geschonken, by hun vertrek alleen beloofden, dat zy, in hunne byzondere kringen, zich zouden bevlytigen om de zugt tot Kennisse te ontsteeken in den boezem hunner Vrienden, Bekenden, en van allen, die hun omringden - eindelyk, eene Societeit, die de Wysbegeerte in al de oorspronglyke waardigheid van haar Character vertoonde; en die, in stede van Dagen te vieren ter eere van gewaande Heiligen, en Geestdryvers, eene nieuwe soort van Almanach opstelde, en een Dag bepaalde om de Geboorte te vieren van aristoteles, van socrates, van confucius, locke, newton, en soortgelyke Mannen, die den vernederden Mensch verhoogden, het Menschdom in het gebruik van deszelfs vermogens onderweezen, de Regten der Menschlyke Natuur, en de zaak der Geleerdheid, Vryheid en Deugd, in onderscheide Tydperken der Wereld, verdedigden. | |
[pagina 540]
| |
't Is met wederzin, dat ik afstappe van een Onderwerp, waarover nog zo veel zou te zeggen vallen. Maar, dewyl ik niet verder gaan kan, dan tot het geeven van eenige wenken, zal ik 'er nog maar éénen, en wel eenen allergewigtigsten, wenk byvoegen, die de aandagtige opmerking verdient der Vrienden van de Vryheid in Groot-Brittanje [en, mogen wy 'er byvoegen, van de Vrienden der waare Vryheid allerwegen]; dezelve komt hier op neder. Een algemeene geest van Hervorming werkt onder ons; daar heerscht eene neiging, om, in alle opzigten, de Magt en de Voorregten des volks te verbreiden. Maar, misschien, zal men bevinden dat wy aan het verkeerde einde begonnen hebben; en dat wy, eer wy hetVolk meer Magts gaven, getragt moesten hebben om 'er hetzelve beter geschikt voor te doen zyn; ten einde wy niet, door 't zelve Magt te schenken, eer het Wysheid bekomen heeft, 't zelve ongelukkiger en slegter maaken dan het te vooren was. |
|