Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van den eerw. Philip Doddridge, D.D.(Vervolg en Slot van bl. 486.)
Dr. doddridge lag, op den tienden December des Jaars MDCCL, den laatsten Eerpligt af aan de gedagtenis van zyn uitsteekenden Vriend en Vader, Dr. clark, die op den vierden dier Maand stierf, door eene Lykreden te doen te St. Albans. De reis, welke hy aslei om dit | |
[pagina 517]
| |
werk te volvoeren, gaf aanleiding tot de kwaal die hem in 't graf sleepte. Hy vatte eene koude, welke hem het overige van den Winter bybleef. Met het Voorjaar, verminderde zyn ongemak aanmerkelyk; doch het keerde, in den Zomer, met geweld, weder. In deezen verzwakten staat van gezondheid, werd hem geraaden, voor eenigen tyd zyn openbaar Dienstwerk te staaken, gepaste Geneesmiddelen te gebruiken, en uitspanning te neemen. Men kon hem niet overhaalen, om het eerste gedeelte van deezen raad te gebruiken: want, naar zyn inzien, was werkloosheid erger dan de dood. Dewyl hy oordeelde, dat 'er geen onmiddelyk gevaar was, kon men hem niet beweegen, het Dienstwerk, waarin hy zo veel welgevallen vondt, te staaken. Hoe meer hy aan zyne ontbinding naderde, hoe duidelyker men zyne gestadige vordering in Hemelsgezindheid bemerkte. Hy scheen zich boven de Wereld verheeven te hebben, en, van dag tot dag, meerder na de Onsterflykheid te reikhalzen. Deeze Zielsgesteltenisse drukte hy met veel vuurs uit in verscheide zyner Brieven, en is openbaar uit zyn Laatsten Wil, dien hy, ten deezen tyde, maakte, en op de volgende wyze aanving: ‘Naardemaal het gebruiklyk is, by gelegenheden als deeze, aan te vangen met de Ziel in de Handen van god, door jesus christus, aan te beveelen, doe Ik zulks, niet uit sleur, maar in opregtheid en met blydschap; het voor myn grootst geluk rekenende, dat ik geleerd heb en bemoedigd ben dit te doen, door dat heerlyk Euangelie, 't geen ik, ten vollen geloovende, aan anderen, geduurende myn leeven, predikte; en 't welk ik voor een oneindig grooter schat reken, dan al myn geringe voorraad van tydlyke Goederen, of Bezittingen tien duizend maalen grooter dan de myne.’ De laatste keer, dat Dr. doddridge het Avondmaal aan zyne Gemeente te Northampton uitdeelde, was op den tweeden van Juny MDCCLI. In de voorafgaande Leerreden over Hebr. XII: 23, gaf hy eenige wenken van zyn naderend einde, en sprak, met veel tederheids en aandoenings, tot zyne Gemeente, over het vooruitzigt van hunne haast aanstaande scheiding. In July predikte hy nogmaals, en dit bleek zyne Afscheidsreden te weezen, over Rom. XIV: 8. Het laatste openbaare Dienstwerk, door hem verrigt, was op den achttienden dier Maand, by de Bevestiging van Mr. adams, te Bewdly. | |
[pagina 518]
| |
Naa deezen tyd verbleef hy, eenige weeken, ten huize van zynen Vriend, den Eerw. Mr. orton, te Shrewsbury. In Augustus ging hy na de Wateren te Bristol; doch zyne Gezondheid steeds afneemende, raadde men hem, als een uiterst middel, een Reisje na Lisbon te doen. Dewyl de Dr. zich in geene zeer ruime omstandigheden bevondt, leverden de groote kosten van zulk eene reis eene zeer gewigtige zwaarigheid op. Doch deeze werd weggenomen, door eene zeer ruime Inschryving onder zyne Vrienden; te werk gesteld door een zeer waardig Geestlyken, aan wien de Doctor, zonder eenigen toeleg, iets van zyne omstandigheden ontdekt hadt. Hy vertrok van Bristol op den zeventienden September, en ging, den dertigsten, aan boord van de Paketboot te Falmouth. Het zeilen met het Schip, het nieuw tooneel voor hem geopend, de zagte lugt en verfrischende zeekoelte, hadden een allergunstigste uitwerking op zyn gestel. Hy zat, het grootste gedeelte van den dag, in een gemaklyken Armstoel, in de Kajuit, en vermaakte zich met de ruime Zeegezigten. In de Baai van Biscaijen, werd het Schip eenige dagen door stilte opgehouden, en het weêr was zo heet, dat Dr. doddridge's overmaatig zweeten wederkeerde met eene zwakheid, die zyne spoedige ontbinding dreigde. Maar, toen het Schip voor de gewenschte Haven kwam, en wagtte om de noodige Klaaringe te doen, gaf de schoonheid van den dag, de zagtheid van de lugt, en de fraaiheid der voorwerpen die hem omringden, een nieuwen omloop aan zyne vogten. Hy kreeg zulk eene maate van verfrissching, dat de hoop, op herstel, hem begon te streelen. Op den dertienden van October, tradt hy aan land. Den volgenden dag, schreef hy aan den Heer, die te Northampton zyn Dienst waarnam, en gaf hem een kort verslag van zyne Reis. Zyne verregaande zwakheid en gevaarlyken toestand verhaald hebbende, voegde hy 'er nevens: ‘Des niet tegenstaande dank ik god; de ongestoordste helderheid van geest blyft myn deel, en myne Lichaamskragten zyn redelyk. Ik hoop en vertrouw op god, en berust volvrolyk in alles wat hy met my doet. Wanneer gy myne waarde Vrienden van de Gemeente ziet, onderrigt hun van myne omstandigheden, en verzeker hun, dat ik my wilvaardig aan gods wil onderwerp. Indien ik eenig verlangen op herstel koester, 't is voornaamlyk, op dat ik my moge bezig | |
[pagina 519]
| |
houden met christus, onder hun, te dienen; en dat ik my, door het Geloof, in staat bevinde, om den Dood aan te zien, als een vyand die overwonnen zal worden; en, wel te vrede, myne waarde Egtgenoote, in een vreemd Land, Weduwe te laaten, indien zulks de beschikking is van onzen Hemelschen Vader. Ik hoop mynen pligt gedaan te hebben. De Heere doe zo als goed is in Zyne Oogen!’ Te Lisbon, werd Dr. doddridge bejegend met al de hoogagting en vriendschap, die zyn uitsteekend en beminnenswaardig character kon verwagten. Maar de verandering van Lugtstreeke bragt geene gewenschte uitwerking voort. Op den vier-en-twintigsten van October, werd hy aangetast door een sterken Buikloop, die zyne weinige kragten uitputte. Des niet te min behieldt hy, den volgenden nagt, dezelfde bedaardheid, kragt, en vrolykheid, van geest, die hy, geduurende zyn geheele ziekte, gevoeld en te verstaan gegeeven hadt. De eenige smert, welke hem ontroerde, was het vooruitzigt op de droefheid en verlegenheid, waarin Mevrouw doddridge zich, by zyne aflyvigheid, zou gedompeld vinden. By zyne Kinderen, zyne Gemeente en Vrienden, verlangde hy, op de aandoenlykste wyze, in gedagtenisse gehouden te worden. De Godvrugtigste wenschen en verlangens boezemde hy uit; maar Mevrouw doddridge's hart was te zeer aangedaan over den aanstaanden Standswissel, om zich deeze onderscheiden te herinneren. Den volgenden dag, lag hy in eene zagte sluimering, die duurde tot een uur vóór zynen dood. By de laatste worstelingen scheen hy rustloos, en loosde veele diepgehaalde zugten. Kort hierop volgde zyne ontbinding, op den zes-en-twintigsten van October, Oude Styl, omtrent drie uuren in den morgenstond. Menigmaal hadt Dr. doddridge zyn wensch te kennen gegeeven, om in de Vergaderplaats te Northampton, waar zyne Kinderen, en zo veelen zyner Gemeente en Vrienden, waren bygezet, begraaven te worden. Geduurende zyne ziekte, nogthans, sprak hy hierover als een by hem onverschillig stuk, en, om de steeds toeneemende verlegenheid zyner Egtgenoote te verminderen, verlangde hy begraaven te worden, waar hy stierf. By onderzoek, bevondt men, dat het overvoeren van zyn Lyk na Engeland, met groote kosten, zou vergezeld gaan; men oordeelde daarom hiervan te moeten afzien. Zyn overschot werd, derhalven, begraaven op de Begraaf- | |
[pagina 520]
| |
plaats van de Britsche Factory te Lisbon, met zo veel staatlykheids, als de omstandigheden op de plaats toelieten. Het grootste gedeelte der Heeren, tot de Factory behoorende, vergezelde zyne Lykstatie. Schoon Dr. doddridge's Gemeente het treurig genoegen niet mogt smaaken, van hem in hunne eigene Vergaderplaats te zien byzetten, richtte zy in dezelve een fraai Gedenkteken voor hem op, en deedt een edelmoedig geschenk aan zyne Weduwe. Het Opschrift, vervaardigd door 's Doctors Vriend, gilbert west, Esq. (Schryver van eene uitmuntende Verhandeling, over de Opstanding van christus,) liep op deezen zin: Ter Gedagtenisse van philip doddridge, een-en-twintig jaaren Herder deezer Gemeente, Bestuurder van eene bloejende Academie, en Schryver eener menigte uitsteekende Werken; door welken zyn Godvrugtige, weldaadige en onvermoeide yver, om de Menschen wys, goed en gelukkig te maaken, veel beter zal bekend worden, langer vereeuwigd blyven, dan door dit donker en verganglyk marmer. Het nederig Gedenkteken, niet van zyn lof; maar van de hoogagting, de genegenheid en droefheid der geenen, die hem kenden, hem beminden, en hem betreurden; en die verlangen, door dit Opschrift, hun Vriendschaplyk, doch opregt, getuigenis te geeven aan de veelvuldige beminnelyke en Christelyke Deugden, die zyn meer byzonder Character vercierden: door welke hy, schoon dood, nog spreekt, en steeds in gedagtenis tegenwoordig, kragtdaadig, schoon stilzwygend, zyne eertyds beminde, en altoos dankbaare, Gemeente vermaant.
Hy was gebooren Juny 26, 1702. En stierf Oct. 26, 1751. Oud 50 jaaren.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 521]
| |
Zodanig waren de laatste oogenblikken van deezen grooten en braaven Man, hooggeagt niet alleen by de Geleerden onder de Dissenters; maar ook by veele uitmuntende cieraaden der Engelsche Kerk: by eenen barker, eenen miles, eenen neal, eenen leland, eenen lardner, onder de eerstgemelden, en by eenen costard, eenen warburton, eenen oliver, eenen newton, eenen secker, eenen ayscough, eenen grey, eenen hunt, eenen west, eenen maddox, eenen sherlock, eenen hildesley, eenen somerset, en eenen lyttleton, onder de laatstgenoemden. Over de Geaartheid, de Deugden en het Character van Dr. doddridge in 't algemeen, zal het, naa het reeds aangemerkte, niet noodig zyn hier uit te weiden; maar Dr. kippis, die de beste gelegenheid hadt om hem te kennen, heeft 'er een zeer keurig verslag van gegeeven: en, met het treffend einde daar van, zullen wy, zeer voeglyk, dit Leevensberigt besluiten. ‘Over 't geheel was Dr. doddridge niet alleen een groot Man; maar een der uitmuntendste en nuttigste Christenen en Christen-Leeraaren, die immer leefde. De indruk zyner veelvuldige en beminnelyke Deugden zal uit myne Ziel niet gewischt worden, zo lang dezelve eenig bezef en geheugenis behoude. 't Is 'er zo verre af, dat die indruk op my zal verlooren gaan, dat ik denzelven altoos, met allen vlyt, zal aankweeken; en ik agt het voor geen klein geluk myns leevens, dat ik bewaard | |
[pagina 522]
| |
gebleeven ben, om dit Getuigenis van pligt, van dankbaarheid en genegenheid, af te leggen aan de Naagedagtenis van mynen Weldoender, myn' Leermeester, myn' Vriend, en myn' Vader!Ga naar voetnoot(*)’ |
|