Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigten van Sir Joshua Reynolds.
| |
[pagina 472]
| |
In den Jaare MDCCL, stevende de Heer reynolds, met Capitein (naderhand Admiraal Lord) keppel, na Minorca. Hy verzelde hem desgelyks na Italie. Toen hy te Rome was, schilderde hy eenige Caricaturen van de Engelsche Heeren, op dien tyd in die Stad zich onthoudende. Dit, veronderstelt men, geschiedde met hun eigene toestemming, en het was in die dagen zeer in de mode. Inzonderheid schilderde hy een stuk van dit slag, 't welk een soort van Parody was op raphaëls School van Athene, waarin hy alle zyne Engelsche kennissen te Rome bragt. Dit Schilderstuk, thans in 't bezit van joseph henry, Esq. van Straffan, in lerland, wordt by dien Heer in groote waarde gehouden; dewyl zyne Beeldtenis, nevens die van omtrent dertig andere Heeren, in 't zelve gevonden wordt. In deezen Zetel der Kunsten, bezogt de kunstminnende reynolds de Schoolen van de beroemdste Meesters, en oefende zich met allen vlyt in de voortbrengzels huns penseels. De Heer reynolds keerde, in den Jaare MDCCLIII, uit Italie te rug, en toonde welhaast, tot welk een toppunt van fraaiheid hy in de Schilderkunst was opgeklommen, door een Afbeeldzel, ten voeten uit, te schil- | |
[pagina 473]
| |
deren van zyn Patroon, welk by allen bekend is door de Prentverbeelding daar van gemaakt, en door veelen geoordeeld wordt, dat voor zyne laatere werken niet behoeft te wyken. Dit meesterstuk deed hem op éénmaal op het Portraitschilderen vallen, en daarvan zyn hoofdwerk maaken. Eenige schoonheden van den eersten rang geschilderd hebbende, liep al wat aanzienlyk was na hem toe, en welhaast werd hy de Schilder, van wiens hand men de Afbeelding moest hebben, niet alleen in Engeland, maar in Europa. Hy woonde ten dien tyde in Newport-street, van waar hy, in den Jaare MDCCLX na Leicester-square verhuisde. By de oprigting der Koninglyke Academie der Kunsten te Londen, ter aanmoediging van Teken- Schilder- en Beeldhouwkunde, in den Jaare MDCCLXVIII, werd de Heer reynolds tot Voorzitter gekoozen, en omtrent dien tyd tot Ridder verheeven; vervolgens tot Lid van de Koninglyke Societeit, en van de Societeit der Oudheidkundigen, gekoozen; de Universiteiten van Oxford en Dublin droegen hem den tytel van Doctor in de Regten op. Veele Jaaren lang, Rykdom en Eere, door hem zo wel verdiend, genooten hebbende, kreeg Sir joshua, in den Jaare MDCCXCI, een ongemak aan de oogen, 't welk hem met een volslagen gemis van zyn gezigt dreigde. Zyne doofheid hadt hem genoodzaakt, by het spreeken met anderen, een Gehoortrompet te gebruiken. Op dit ongemak aan de oogen, volgde eene geheele verzwakking, welke hy, schoon niet altoos zonder moedloosheid, nogthans zonder eenig inmengzel van gemelykheid en morrend ongenoegen verdroeg, overëenkomende met de bedaardheid en gelykmaatigheid, hem door al zyn leeven eigen. - Hy hadt, van den beginne zyner ongesteldheid, een volkomen doorzigt van zyne aanstaande ontbinding, en beschouwde dezelve met die gelaatenheid, welke alleen uit zyn onschuld, braafheid, welbesteed leeven, en eene ongemaakte onderwerping aan de Voorzienigheid, kon voortspruiten. Zyn gedrag, omtrent zyne Geneesheeren, was onderwerpelyk en inschiklyk; zelfs dan, wanneer zyne eigene bewustheid van het onvermydelyk einde zyner ziekte hem deedt gelooven, dat de uitwendig gunstige tekenen, al te gereed vergroot door den wensch zyner Vrienden, bedrieglyk waren. - Dagelyks zag hy zyne gemeenzaame Vrienden, en ging opgeruimd met hun om, zonder ooit voor hun te verbergen 't gevolg, 't welk hy | |
[pagina 474]
| |
voorzag, tot korten tyd vóór zyn dood, welken hy afwagtte met eene gelykmoedigheid, zelden betoond door de beroemdste Christen-Wysgeeren. In deezen toestand genoot hy alle de vertroosting van Familie-genegenheid, welke hy, door de zorge voor dezelve gedraagen, dubbel verdiend hadt. Hy overleedt den drie-en-twintigsten van Sprokkelmaand des Jaars MDCCXCII. Zyn lichaam werd twee dagen daar naa geopend, by welke opening bleek, dat zyn Lever, die niet meer dan vyf ponden hadt behooren te weegen, de verbaazende zwaarte van elf ponden haalde: deeze inwendige ongesteldheid was genoeg, om reden te geeven van die moedloosheid, die hy, gelyk wy reeds aanmerkten, zomtyds liet blyken, en welke zommige zyner Vrienden, die dezelve aan 't gemis van één zyner oogen toeschreeven, eenige maanden geleeden, oordeelden dat hy hadt behooren te overwinnen. Op den derden van Lentemaand, werd hy in de Hoofdkerk St. Paul begraaven, met al de eerbewyzingen, die betoond konden worden aan de Naagedagtenis van een Character, 't welk, als Kunstenaar, als Geleerde en als Mensch, eere hadt aangedaan aan de Eeuw, in welke hy leefde, en aan het Land, waarin hy woonde. Zyn Lyk werd, op uitdruklyken last des Konings, 's avonds te vooren na Sommersethouse gebragt, waar de Academie der Kunsten haare Vergaderingen houdt, en op een Paradebed in de beneden Kunstkamer gelegd, om 's anderen daags op den middag, met groote staatsie, in St. Paul's Kerk begraaven te worden. - De Lykstaatsie werd voorgegaan door den Lord Major, en andere Regeeringsleden der Stad Londen. De Slipdraagers waren de Hertogen van dorset, leeds en portland, de Markgraaven van townshend en van abercorn, de Graaven van carlisle, juchiquin en upper-ossory, de Lords eliot en palmerstrom. Robert lovell, gwatkin, met twee uit de Familie, en de Executeurs burke, malone en medcalfe, verbeeldden den rouw. Zy werden gevolgd door de Leden en Studenten der Academie, den Aards-Bisschop van york, den Markgraaf van buckingham, de Graaven van fife, carysfort en fortescue, de Lords sommers, enz. en eene groote menigte Heeren van Aanzien, in twee-en-veertig Rouwkoetzen gezeten; waar op nog negen-en-veertig eigen Koetzen van Edellieden en Heeren, ledig, volgden. | |
[pagina 475]
| |
Verbaazend groot was de toevloed der aanschouweren, zo op straat als in de kerk. Alle de Winkels waren in de straaten, waar de train doortrok, geslooten; de vensters van alle Huizen waren opgepropt met toekykers. Onder het gemeen, op straat, heerschte eene diepe stilte, welke alleen kon toegeschreeven worden aan het deel, 't geen allen, de geringste Ingezetenen niet uitgezonderd, aan de algemeene droefheid over dit gemis, namen. Wanneer het Lyk, onder de in Engeland gebruiklyke Kerkplegtigheden, naast het Graf van den grooten Bouwkunstenaar, christopher wren was bygezet, keerde de Rouwstaatsie te rugge na Sommersethouse, waar dezelve vaneen scheidde; doch de Academie-leden bleeven op een koud Collation, in de groote Zaal in gereedheid gebragt. Hier verscheen de Heer burke, om, uit naam van de Naastbestaanden en de Executeurs, de Leden te bedanken voor de Eer den Overledenen aangedaan; dan deeze Heer was dermaate ontroerd, dat hy slegts weinige woorden van dankbetuiging kon uitstamelen. Des volgenden daags lieten de Executeurs een ongemeen aartig Billet van Dankzegging rondbrengen aan de Huizen van allen, die de Lykstaatsie hadden bygewoond. 't Zelve was een Rouwkaartje, getekend door burnet, en in 't koper gebragt door bartolozzi; verbeeldende eene weenende Zanggodin, leunende op een Gedenkzuil, aan welks top Palet, Penseelen en Maalstok hingen. Ter zyde staat eene Genie op eene omgekeerde en uitgebluschte Toorts, in eene klimmende houding, als begeerig om het Byschrift op den Gedenkzuil te leezen. Onder aan het Plaatje stondt gedrukt: De Executeurs en Naastbestaanden van Sir joshua reynolds zeggen dank voor de beweezene agting aan des Overledens Schranderheid en Deugd; door uwe tegenwoordigheid by de Begraasenis van dien beroemden Schilder en allerbeminnelyksten Man, op Saturdag 3 Maart 1792. Ongelyk waren de Pryzen, op verschillende tyden, door den Heer reynolds op zyne Portraiten gesteld; omtrent het Jaar MDCCLV nam hy voor een Hoofd twaalf Guinies; kort daar naa in MDCCLX vyf-en-twintig Guinies; omtrent het Jaar MDCCLXX vyf-en-dertig Guinies, en van 't Jaar MDCCLXXIX, tot hy met schilderen ophieldt, vyftig Guinies; voor die hy ten halven lyve, of ten voeten uit, schilderde, moest, naar evenredigheid, zo veel meer betaald worden. - Men wil dat | |
[pagina 476]
| |
hy, behalven een schat van Schilderyen, een schat van 40,000 Pond Sterlings naaliet; zyne voornaamste Erfgenaame is zyne Nigt, Mejuffrouw palmer. Sir joshua reynolds was de eerste Engelschman, die den roem der Fraaije Kunsten by den anderen lof zyns Vaderlands voegde. In smaak, in bevalligheid, in gelukkige vinding, in rykheid en zamenstemming van kleuren, stondt hy gelyk met de grootste Meesters in de beste Eeuwen der Schilderkunste. In Portraitschilderen streefde hy hun voorby; want hy zette aan die afbeeldende Kunst, waar toe de Engelsche Kunstenaars zich meest bepaalen, eene verscheidenheid, eene verbeelding, en eene waardigheid by, ontleend van de hoogere takken, welke zy zelfs, die 'er uitmuntend in bedreeven waren, niet altoos bewaarden, wanneer zy een bepaald voorwerp afmaalden. Zyne Portraiten herinnerden den aanschouwer de vindingrykheid van den Historie-, en bevalligheid van den Landschaps-schilder. ‘Hoe zeer de Schilderkunst’ zegt de Heer horace walpole (nu Lord orford), ‘uit de assche herreezen is, getuigen de Werkstukken van veele nog leevende Kunstenaaren. De Prentverbeeldingen, gemaakt volgens de Schilderyen van Sir joshua reynolds, hebben zyne vermaardheid verspreid tot in Italie, waar tegenwoordig geen één Schilder is, die een mededinger kan weezen van eene verbeelding zo ryk, dat de Houdingen zyner Portraiten zo veel verscheidenheid hebben als de Historie-Schilderyen. Wanneer werden de wanhoop eens Vaders, en de verschriklykheden des doods, sterker uitgedrukt, dan in zyne Schildery van Graaf ugolino? Wanneer werden kinderlyke bevalligheid, of de eerst ontwaakende hartstogten, met zagter waarheid getroffen dan in zyne Portraiten van Miss price, en het Kind jupiter? Men heeft,’ voegt 'er de Heer walpole by, ‘Sir joshua reynolds beschuldigd van naaschilderen, en dat hy zyne Houdingen van oude Meesters ontleende. Opregtheid niet alleen, maar ook Oordeelkunde, moet den klem deezer beschuldiginge wraaken. Wanneer eene enkele houding gevolgd wordt uit een Historisch Schilderstuk, en toegepast op een Portrait in eene andere Kleeding, en met nieuwe byvoegzels, is zulks geen naaschilderen, maar aanhaalen; eene aanhaaling uit een groot Schryver, met eene nieuwe toepassing van den zin, heeft men altoos gehouden voor een teken van | |
[pagina 477]
| |
smaak, en kan zulks meer verdienste dan het oorspronglyke bezitten. Wanneer de Zoonen van jacob hunnen Vader bedroogen, door den rok van joseph; hem voorstellende: Zie of dit uw Zoons rok is, dan niet? stelden zy alleen een bedriegende vraage voor; doch die vraag werd geestig toen richard de I aan den Paus, als hy een Bisschop, dien de Koning in een veldslag gevangen genomen hadt, weder eischte, hem 's Kerkvoogds gemalieden Kolder toeschikte, en, met de woorden der Schriftuure, zyne Heiligheid vroeg, of die gemaliede Kolder de Kolder zyns Zoons was of niet? - Is 'er geen vernuft en satire in Sir joshua's stuk, waarin hy holbein's zwaarhangende en collossale grootheid van hendrik den VIII tot de jongelings vlugheid van Mr. crewe brengt? - Eene voorspelling wil ik waagen. Sir joshua is geen Naaschilder; maar hy zal 'er duizenden baaren. De weelderigheid van zyn vindingryken geest zal een spraakkunst zyn voor volgende Portraitschilders.’ De Heer walpole zegt dit niet in de drift eens alles pryzenden Lofredenaars; want hy was niet agterlyk in 't bekennen van 't geen hy begreep een gebrek te weezen in de Werkstukken deezes beroemden Kunstenaars. ‘De Regeering van george den II,’ zegt deeze oordeelkundige Schryver, ‘was niet ten einde toen Sir joshua reynolds het Portraitschilderen van smaakloosheid verloste, en zou hy de grootste Meesters in dit vak overtroffen hebben, indien zyn verf zo bestendig was, als zyn smaak en verbeelding onuitputbaar warenGa naar voetnoot(*).’ Schoon Sir reynolds voornaamlyk zyn talent te werk stelde in Portraitschilderen, valt het gereed op te maaken uit de Stukken, welke hy van tyd tot tyd opleverde, dat, indien hy het schilderen van Historie-stukken even verkieslyk geoordeeld hadt, in een Land, waar zyn kloek verstand hem aanwees, dat hy daartoe geene genoegzaame aanmoediging zou ontmoeten, hy daarin niet min | |
[pagina 478]
| |
zou uitgemunt hebben dan in zyne Portraiten. Een lyst derzelve toont dat hy meer was, dan een PortraitschilderGa naar voetnoot(*). De Keizerin van Rusland, die door haare aanmoediging, aan de schoone Kunsten verleend, meer uitsteekt dan door haare zorge voor het algemeen Geluk des Menschdoms, schonk Sir joshua reynolds haar Portrait met Diamanten omzet. - In dit vol bezit van binnen- en buitenlandsche vermaardheid, bewonderd door Kunstkenners en Geleerden, aangezogt door de Grooten, gestreeld door vreemde Mogendheden, en gepreezen door de uitsteekendste Dichters, verliet hem zyne aangeboorene Zedigheid en Nederigheid nimmer, zelfs niet by het ontvangen eener gansch onverwagte Eere; en was de minste zweem van Trotsheid niet zigtbaar voor het scherpziendst oog, in eenig gedeelte van zyn ommegang of verkeering. - Zyne veelvuldige en onderscheide begaafdheden, zyne gezellige deugden in alle de betrekkingen des leevens, deeden hem het middelpunt worden van veele aangenaame gezelschappen, welke door zyn dood verstrooid zullen geraaken. Te veel verdiensten bezat reynolds om geen jalousy te verwekken; maar teffens te veel onschulds om vyandschap te baaren. Met één woord, by eene volkomene afgerigtheid in de zaak zyns Beroeps, bezat Sir joshua reynolds de Letterkunde van een Geleerden, de Kennis van eenen Wysgeer, en de Beleefdheid eens welopgebragten Heers. Van het eerste hebben zyne Jaarlyksche Redenvoeringen, in de Koninglyke Academie gehouden, onwederspreeklyke proeven opgeleverd; en van het laatste zullen zyne talryke overgebleevene Vrienden langen tyd de herinnering met zich omdraagen. |
|