Gy handelt dwaaslyk, gy handelt verkeerd en onvoorzigtig, ô mensch! indien gy eene daad, welke gy heden verpligt zyt uit te oesenen, tot morgen uitstelt. Kunt gy over den dag van morgen beschikken, daar het oogenblik van heden nauwlyks in uwe magt is? Heden zyt gy; maar morgen niet meêr. - Heden blo it de bloem uwer jeugd, en morgen ligt ze verslensd op de aarde - Het oogenblik, waar in wy nog waarlyk zyn, is alleen het onze, het volgende is geheel onzeker. - Ieder oogenblik is het zelfde, ieder oogenblik is even onzeker. - Laat ons derhalven niet zo dwaas zyn, dat wy op een onzeker iets vertrouwen, 't geen buiten het bereik onzer eigen beschikking is; maar laat ons, integendeel, vlytig gebruik maken van die oogenblikken, welke ons geschonken worden; dan zullen wy verstandig handelen - daar wy anders de grootste, de uitzinnigste, dwazen zyn.
Wat is een mensch, die niets om handen heeft, of een luiaard, die den morgen aan den avond knoopt, zonder iets gedaan, zonder iets uitgevoerd, te hebben, dan slegts gegeeten en gedronken, het een uur aan het ander gegeeuwd en gegaapt te hebben? - - Wat is hy anders dan een ballast der Wereld, een last voor zich zelven en voor anderen. Kwelling en verdriet zyn zyne onafscheidbare gezellinnen. - Hy gaat henen, sterft, en laat geene gedagtenis agter.
Een opgeblazen mensch is een walg in ieders oogen. Vol iedelheid behaagt hy aan niemand, dan alleen aan zich zelven - met vingers word hy nagewezen, en men zegt: mogt de man zich zelven eens met zo een onzydig oog beschouwen, als hy, door al de Wereld, beschouwd word, gewis zyn hoogmoed zou dalen; want hy zou weldra begrypen dat hy niets boven zynen evenmensch bezit, zo hy niet veeleer by veelen te kort schiet.
Het is oneindig beter ongelyk te lyden, dan het een ander aan te doen - veel beter verwoest te worden, dan te verwoesten - vervolgd te worden dan te vervolgen. - Wee u, gy beledigers, - gy, die uwen naasten ongelyk aandoet - die onwettig hem beledigt! - Wee u, gy verwoesters, die vernielt het geen niet uws, maar uwes naastens, is! - - die Godlyke en menschelyke Wetten vertrapt, en de banden der zamenleving baldadig verscheurt! - Wee u, gy Vervolger, die uwen broeder vervolgt, die hem geene plaatze noch ruste laten wilt! - Wee u! want gy zult éénmaal vervolgd worden, als die jongste aller dagen verschynen zal - dan zult gy rusteloos vervolgd worden - daar een worm, die niet sterft, die eeuwig knagen zal, daar de getergde wraak des Hemels, u zal vervolgen, rusteloos zal vervolgen, en dat (ô hoe ontzachelyk!) eeuwig!
C. v.d. G.