Zyne kleine zwarte Oogen hebben geene leevendigheid; hy heeft, even als de Beeren, eene byzondere wyze om ze op de voorwerpen te vestigen.
De Ooren zyn kort en bykans onder het hair bedolven.
De Pooten en Dyen zyn zeer kort en sterk.
De Vingers, niet van elkander gescheiden, zyn vyf in getal, gewapend met lange en kromme Nagelen; het Beest bedient 'er zich van met eene wondere behendigheid, of van alle te gelyk, of van eenige in 't byzonder, om zyne spyze in kleine portien te verdeelen, en ze in den bek te brengen.
Als het Dier loopt, komen de Pooten niet geheel op den grond neder. Hier in komt het met de Beeren overeen.
De Kleur is donkerbruin en schitterend; aan den snoet wat helderder. Boven elk Oog is een bleek geelagtige vlek. Onder den Hals en aan de Borst ziet men een witte vlek.
Het Dier is zagt van aart; doch, getergd, slaat het een rauw geluid, en maakt een gegrom niet ongelyk aan dat der Beeren. Het schynt daar door klagte en ongeduld aan te duiden.
Het voedzel bestaat in Vrugten, Nooten, enz. Men heeft dit Dier gewend Brood te eeten, het zagte en het vette van Vleesch; altoos weigert het 't magere en dorre; zeer is het op Honig gesteld; doch wil geen Wortelen eeten.
Dit Dier graaft gaten in den grond, en woont 'er in. De Voorpooten zyn van zodanig een maakzel, dat het gemaklyk gaten daar mede delft, en het uitgegraafde tot kleine hoogten opwerpt.
Men ziet uit deeze Beschryving, hoe veel dit Dier op een Beer gelykt. Men weet dat de Beeren zich eertyds in Lybie, en in Africa, onthielden; van waar, volgens martialis en andere Schryvers, de Romeinen dezelve deeden komen tot hunne Dierengevegten. Niet vreemd, dat men ze als nog in 't binnenste van Africa aantreft.
Nogthans, indien de opgegeevene Beschryving naauwkeurig is, kan men dit viervoetig Dier voor geen Beer of Das houden.
1. Het heeft op den rug een verbaazend Hairbosch, welks hairen de gemelde langte van ettelyke duimen heb-