| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Proeve over de vuurigheid van character, of geestdrift.
(Uit het Engelsch.)
De schakeeringen van de Characters der Menschen zyn zo veelvuldig, en de voordeelen, ontstaande uit eene diepdoordringende kennis aan dezelve zyn van zo veel aangelegenheids, dat, misschien, weinig voorwerpen de oplettendste bespiegeling in eene hoogere maate verdienen. Het zou eene taak van het hoogste belang weezen voor de Maatschappye, indien men de bron en de oorzaaken van die verscheidenheden konde opspeuren, en de byzondere voordeelen aanwyzen, uit beide voortkomende. Door het eerste zouden wy eenigermaate in staat zyn om onze Zielsgesteltenisse in den beminnelyksten en voordeeligsten stand te brengen; door het laatste gelegenheid hebben om de driften en gesteldheden, als zy ons voorkomen, tot derzelver eigenaartige voorwerpen te bepaalen.
Een taak als deeze zou een edel en verrukkend werk weezen voor den Wyzen, voor wiens oog, tyd en vlyt het groote boek der Natuure hebben opengeslaagen, en die gelegenheid hadt om diep in dit onderwerp in te dringen; dan dit voorregt is ontzegd aan den Schryver van Zedekundige Proeven. Nu en dan mag hy het oog op dergelyke voorwerpen vestigen, en eene en andere uitsteekende trek, ten vermaake zyner Leezeren, uitkiezen; dan hy moet het zeldzaam waagen verder dan tot een Schets, of een Fragment te komen.
Onder de oneindige verscheidenheid van Charactertrekken, op welke ik doel, doet zich, als een gepast voorwerp, op, de Vuurigheid van Character, die wy ook Geestdrift in eenen goeden zin zouden mogen noemen. Een Character, 't welk de zwakke Kinderen der hedendaagsche Verfyning (niet in staat om deszelfs Aandrift te
| |
| |
voelen), en de altoos werkzaame Zoonen des vlytigen Arbeids, (al te log om tot die hoogte op te steigen,) steeds gereed zyn te doemen; doch 't geen, naar myn denkbeeld, zeker geregtigd is om den prys van Eer en Nut in het Menschlyk Leeven te stryken. Het is door de werkingskragt, ingeboezemd door dit beginzel, dat wy het ontwerpen en volvoeren van groote en edele Ontwerpen wagten, die boven de gewoone gevallen en deugden der Menschen zweeven, en iets overlaaten om herdagt en door de Naakomelingschap bewonderd te worden.
Een Man, in de daad, van koele Driften, en met eene zeer middelbaare maate van Aandoenlykheid begaafd (en misschien des geheel misgedeeld,) moge, 't is waar, een zeer goed Wysgeer, en een Zedeleeraar, zyn, op welken bykans niets te zeggen valt; hy moge een stipt Waarneemer zyn van 't geen wy doorgaans verstaan door de Regelen van goed en kwaad. Maar zulk een Character zal zich alleen vertoonen by geringe gelegenheden, in gewoone bedryven en leevensstanden. Waar Regtvaardigheid (zo verre die bepaald is door Burgerlyke Wetten, of de bewyzen van zedelyk betoog) alleen vereischt wordt, zal hy misschien niet in gebreke blyven; hy moge zelfs edelmoedig weezen, wanneer eenig uitdruklyk Gebod van den Godsdienst, of eenige Grondregel van Wysbegeerte, hem onderrigte, dat het hem voege zo te handelen. Maar hy zal nimmer zyne bedoelingen uitstrekken tot groote betooningen van Vriendschap of Goeddaadigheid. En het is niet zeer te wagten, dat hy immer gevoelig zal weezen voor die edele kieschheid, die verfynde Menschliefde, die den bystand van edelmoedige weldaadigheid uitreikt zonder de aandoeningen te wonden des beweldaadigden, door eene wyze van gunstbetoon, die hem zyne minderheid met smert doet gevoelen. - Zo verre les en voorbeeld kunnen onderwyzen, moge hy geregtigd weezen tot den lof en het dankbetoon des Menschdoms, en zyne Deugden mogen éénen tred houden met de gevoelens der Eeuwe welke hy beleeft, van het Land waar in hy woont. Maar het zou de ydelheid zelve zyn van hem oorspronglyke bespiegelingen te verwagten in het vak der Zedekunde, stoutmoedige poogingen om de verouderde vooroordeelen te bestryden, de erflyke slaaverny aan kwaalyk begreepene regten af te schudden, op het denkbeeld van misbruiken, door gewoonte en algemeene toestemming geheiligd, te huis- | |
| |
vesten, en, ondanks de beschuldigingen van zonderlingheid en harssenschimmige najaagingen, tegen dezelve zich te verzetten, de boosaartigheid van omkoopbaare onmenschlykheid te
braveeren, en de zaak van een onderdrukt volk te bepleiten. Ten bewyze van deeze Stelling, zou ik my mogen beroepen op den onden en den jongen cato, met één woord, op den geheelen stoet der oude Stoicynsche Wysgeeren, indien de leevensbeschryvingen, en nog leevende voorbeelden van laateren tyde, geen gereeder en treffender blyken verschaften.
In 't kort, deeze koelbloedige Redeneerders zyn in de Zedelyke Wereld even als zommige blindeling bewierookte Persoonen in de Staatkundige, die, op den toetssteen van beproevende omstandigheden gebragt, bevonden worden enkel Mannen van werkzaamheid en dagelyksche uitvoering te weezen.
De Man van een Vuurig Character, integendeel, die sterke driften heeft en een hart vol gevoel omdraagt, vertoont zich nooit tot zyn voordeel, in den gewoonen loop der dingen; maar hy schittert met dubbelen luister, wanneer zyne kragtige Aandoeningen tot werkzaamheid opgeroepen worden, en hy zich in omstandigheden gesteld vindt, die hem aanzetten tot het doen van daaden, verder gaande dan de vastbepaalde Regelen van Deugd en Ondeugd, in de Schoolen geleerd; verder gaande dan de Letter der Wet!
In omstandigheden als deeze, is zyn Hart wyzer dan de Hoogeschool, zyne warme Driften, en ligt gaande wordende Aandoenlykheid, zyn beter dan Boekdeelen van Zedekunde, en lange lysten van Godsdienstige Grondstellingen. - Niet, dat wy, dit zeggende, eenigzins ten oogmerke hebben om het Licht der Openbaaringe, of de Hulp die de Wysbegeerte biedt, te versmaaden, zonder deeze zou het Menschdom voor altoos blyven omkruipen in de duisternis van zinnelyken lust, of steeds struikelen zelfs op het vlakke en effen pad des gezelligen leevens. Alles, wat ik 'er mede wil aanduiden, is alleen, dat wy in omstandigheden kunnen geraaken, ja of 'er na staan om in dezelve te komen, waarin de Ziel geroepen wordt om te streeven boven de Leerstellingen van de eerste, en om gedreeven te worden, eer door eene meer driftige gevoeligheid van den waaren Geest, dan door eene bedaarde gehoorzaamheid aan de enkele Letter van de laatste.
Ten einde men my niet verkeerd begrype, zal ik my- | |
| |
ne meening, door een voorbeeld, ophelderen, 't welk spreeken zal voor de ooren der tegenwoordige Eeuw van Menschlykheid. Het is zeker, dat noch de enkele Letter van den Godsdienst, noch van de Wysbegeerte, iets voorschryft ten betoon van dat Godlyk en uitgebreid Medelyden, waar door veele beminnenswaardige Characters thans zich bevlytigen, om de afschaffing te bewerken van eenen Handel, die zich, mag ik my dus uitdrukken, baadt in menschenbloed, en de zeilen doet zwellen door de zugten en 't gekerm van elende en verdrukking, schoon ten zelfden tyde de geheele Geest des Christendoms, by de zodanigen, die aandoenlykheids genoeg hebben om deszelfs weldaadige kragt te voelen, zich kragtdaadig verheft tegen de verschriklykheden en onregtvaardigheden van dien Handel. De Man, derhalven, die koelzinnig zyn gedrag regelt naar het woordlyk voorschrift, zou nooit de eerste geweest zyn om maatregelen te beraamen, strekkende tot het omhelzen van zulke edele en uitgebreide beginzelen. Neen: de Man, wiens Menschliefde eerst over den wyden Atlantischen Oceaan toog, en van de stranden van Africa tot die in de West-Indiën den verzagtenden balzem van verzoening en vrede poogde toe te dienen, moet den Godlyken gloed, welken ik beschryf, gevoeld hebben, en eene vuurige Deugd bezitten, wyd en ver verschillende van de werktuiglyke Eerlykheid eens Koopkantoors, of de onvolkomene Regtvaardigheid, die voor hangen of toekomende straffen, in de Wet voorgeschreeven, schrikt.
Ik moet, nogthans, niet verheelen, dat, gelyk dit Character zyne byzondere uitsteekendheden heeft, 't zelve ook voor byzondere gebreken bloot staat; nam ik deeze niet in aanmerking, de Zedeleer van myn Stelzel zou zeer gebrekkig weezen.
Dezelfde kragt van ziel welke ons de grootste hoogte van goeddaadigheid doet bestygen, en bystand biedt tot het betoon van het verheevenst vernuft, kan ons ook, wanneer het aan gepast bestuur mangelt, tot de grootste buitenspoorigheden van drift doen overslaan, en tot ongestuimheid en dwaasheid vervoeren. En, schoon ik gereed ben, om te verklaaren, dat het gevoelen van longinus, ten aanziene van Werken van vernuft even toepasselyk is op de menschlyke natuur, ten minsten wat het manlyk character betreft; schoon ik (naardemaal de eenpaarigheid van het eene niet vereenigd kan worden met
| |
| |
de verhevene deugden van het andere,) geene zwaarigheid maak, om te verklaaren, dat de veredelde geest en edelmoedige aandoenlykheid van het sterkwerkend Character, niet tegenstaande de gebreken, die 'er mede gepaard gaan, van losbandige driften, niet tegenstaande de onvoorzigtigheden en dwaasheden, die 'er uit voortspruiten, een besliste voorkeuze bezit boven de werktuiglyke onschuld van eene koeler geaartheid. Nogthans moet de gelegenheid nooit verzuimd worden om dusdanige Characters te vermaanen van de dringende noodzaaklykheid, waarin zy zich bevinden om zich dubbel te wapenen met naauwlettend toevoorzigt, met de voorschriften der Wysbegeerte, en de wederhoudingen der voorzigtigheid; naardemaal, anderzins, deeze ongeregeldheden, die verschooning kunnen vinden als slegts bykomende omstandigheden, de hoofdtrekken van hunne Gesteltenisse worden; en Edelmoedigheid zich zelve verliest in volslagene Buitenspoorigheid en Aandoenlykheid in wellust ontaart.
Naardemaal ik meest overhel, om aan de vereeniging van Zedelyke en Natuurlyke Oorzaaken deeze Verschynzels toe te schryven, die twee tegen over elkander gestelde Aanhangen van Wysgeeren, zo geregeld aan de eene of de andere willen toekennen, zou ik, gevraagd na den oorsprong van dit Character, denzelven deels zoeken in de oorspronglyke, werktuiglyke, schikking des dierlyken Gestels, deels in den invloed der Opvoeding op de Ziel. Die fyne zamenstelling der Zintuigen; die verzorgers van inwendige Aandoenlykheid; die vaardige en leevendige bevatting, welke zy, die gesteld zyn op het gebruik van woorden, die zy niet verstaan, en denken dat ze veel betekenen, om dat ze kunstwoorden geworden zyn, de groote dierlyke Geesten noemen; doch in de daad, de gevolgen zyn van die keurige en fyne overeenstemming van deelen, waar door de geheele Gesteltenjs vatbaarder wordt voor Ziels en Lichaams aanprikkelingen, en dikwyls den stroom des leevens door deszelfs kanaalen voert, met zulk geweld, dat men, zelfs in een staat van volkomene gezondheid, het voor eene ongesteldheid zou houden, - deeze zyn de beginzels van de Gesteltenisse, welke wy thans ontleeden - de bloozende kaak - het schitterend oog, - de bezielde weezenstrekken - met één woord, het geheel spreekend voorkomen van den Man met een Vuurig Character; - dit alles wyst ten vollen aan, dat het geene verbeelding, geene loutere veronder- | |
| |
stelling is, welke ons opleidt, om, ten voordeele van het zintuiglyk Gestel, te spreeken.
Maar, om het bevallig Kind van Mede-aandoenlykheid en Deugd te doen gebooren worden, wordt 'er iets meer vereischt. De Natuur, 't is waar, heeft de keurlyke stoffe verleend; doch het hangt van den Kunstenaar af om de maat van schoonheid of leelykheid, welke dezelve zal aanneemen, te bepaalen; en het bedwang der Opvoedinge kan, misschien, eenigermaate de schikkingen van de eerst vormende hand tegenwerken, en de ingelegde vermogens dooden. Dat dezelve deeze vermogens kan verkeeren, blykt genoegzaam uit den verbaazenden yver, waarmede zomtyds voorwerpen, haatlyk in 't oog der Rede, zomtyds naagejaagd worden, en de leevendigheid, de drift, die maar al te dikwyls glans en betoverende kragt aan de Ondeugd byzet.
Eene vroegtydig en met beleid aangewende te onder houding der voldoening van enkelen lust, veelvuldige aanspooringen tot het opvolgen van edeler driften, bestendige aanmoediging en opkweeking van verstandlyke vermaaken, en bovenal eene vroege kennis aan de ongelukken en elenden des Menschdoms, zullen altoos noodig weezen tot het voltooijen van een Character: en mogelyk hebbe men de rede, waarom wy zo zeldzaam voorbeelden van Zagtaartigheid en Medelyden by Menschen in hoogen rang aantreffen, daar in te zoeken, dat lieden van dien kring al te verre afgescheiden zyn van weezenlyk ongemak, om 'er of onmiddelyk of naauw mede verknogt te weezen, geduurende eenig aanmerkelyk tydvak huns leevens.
Dan men heeft in 't midden gebragt, of deeze Gesteltenisse, hoe voordeelig voor de Maatschappye, ook te wenschen zy voor een Mensch op zich zelven, als een bron van geluk, opweegende tegen de bekommernissen en ongelukken, waar voor zy den Mensch bloot stelt. De laaghartige Zoonen der gevoelloosheid scheppen niet alleen genoegen in de misslagen en onbestendigheden van een Character, na welks edeler hoedanigheden zy nooit kunnen dingen, ten toon te stellen; maar zy hebben 't zelve ook ten kwaalyk uitgekoozen voorwerp gesteld van hunne kragtlooze spotternye als een gekheid der natuure; zich zelve plaagende met noodlooze angstvalligheden, en zich zorgen op den halze laadende, die eene gelukkiger Onverschilligheid gemaklyk vermyd zou hebben. De veel- | |
| |
vuldige kweekelingen van gemaakte Aandoenlykheid, die met de waare Gevoeligheid niets gemeens heeft dan den naam, hebben, daar zy de beklemdheid des Medelydens zogten te vertoonen, om de eer hunner eigene Aandoenlykheid in veele gevallen op te houden, een schynbaar steunzel gegeeven tot aanmerkingen van dien aart.
De zodanigen, nogthans, die niet onkundig zyn van de Gemoedsbeweegingen, hier boven aangeduid, moeten menigmaalen ondervonden hebben, en zy, die myne bedenkingen gegrond vinden, zullen overtuigd zyn, dat zulk eene Gesteltenis, schoon dezelve ons onderworpen maake aan eenige bezorgdheden, waar van louter dierlyke groeijing, als ik deeze spreekwyze mag gebruiken, nooit bewustheid kan hebben, eene ruime vergelding vindt in de vermaaken en genietingen, na welke niemand, dan de bezitter van dusdanig eene Gesteltenisse, kan staan.
Dikwyls heeft men gezegd, dat de Deugd haare eigene belooning medebrengt; en dit zeggen, zo waar omtrent alle Deugd, mag inzonderheid voor waar gehouden worden, ten opzigte van de Goeddaadigheid. In de daad, gelyk Zelfliefde de groote bron is van eigen veiligheid, in dien eenzaamen staat, welken eenige harsenschimmige Wysgeeren den staat der Natuure genoemd hebben, zo is Goeddaadigheid de voornaame bronwel van die duurzaamer veiligheid, en dier verhevener genietingen, waar voor de gezellige verbintenis ons vatbaar gemaakt heeft; en zy, die de laagere boven de edeler aandoeningen stellen, zouden, om bestaanbaar met zich zelven te handelen, beter doen met weder te keeren tot de woeste wildernissen, of te erkennen, dat, indien zy, zonder de aanprikkelingen tot Goeddaadigheid zelve te voelen, de voordeelen daar van erlangen, 'er eene uitgeleezene voldoening moet gelegen zyn in het vol bezit, 't welk zy, die 'er van ontbloot zyn, nooit kunnen kennen.
Zelfliefde, 't is waar, verschaft voldoening aan zinlyk genot; maar verleent Goeddaadigheid dezelve niet in onbekrompener maate aan de Ziel? En welker genietingen duuren langst? De Zinnen zyn, even als de klei in de handen des Pottebakkers, voor geene vermaaken vatbaar, dan die 'er onmiddelyk worden ingedrukt; terwyl de Zielsaandoeningen, gelyk spiegels van keurig maakzel, niet alleen vercierd zyn, met haare eigene indrukzels, maar door te rugkaatzing alle de geneugten der
| |
| |
omstaande voorwerpen ontvangen, en misschien, wanneer de Aandoenlykheid ze op het keurigst gepolyst heeft, kaatzen zy het beeld te rugge met eene schoonheid en kragt van uitdrukking, grooter en sterker dan het oorspronglyk beeld.
Dus zal, derhalven, terwyl de weldaadige Man van een Vuurig Character geluk verspreidt, in de daad, teffens zyne eigene genietingen vermenigvuldigen; zyne hoogste genietingen - deeze, die geplant zyn in de Ziel, zullen, (om my van eene Oostersche zinspeeling te bedienen,) bloeijen gelyk de nimmer dorrende Amaranthen van het Paradys, bloeijen in zyn eeuwigduurend bestaan; daar de genietingen der Zinnen, gelyk de zwakke bloemen in dit ondermaansche, slegts voor een oogenblik bloeijen, verdorren en vergeeten worden. |
|