Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMannen van vernuft, niet noodwendig ongelukkig, noch, in 't algemeen verwaarloosl, uit hoofde hunner talenten; opgehelderd door de ongelukkige lotgevallen eeniger Engelsche dichteren.(Uit het Engelsch.)
‘Gaven wy onlaugs plaats aan een Stukje, ter opschrift voerende, claudius, of de te leurgestelde Geleerde; Eene Vertelling, geschikt voor de Gunstelingen van Vernuft en GeleerdheidGa naar voetnoot(*), die zelfde pen verschafte in 't Engelsch het volgend Stukje over het Onderwerp hier boven opgegeeven, en hebben wy niet in twyfel gehangen om het tot eene wedergade van het voorige te vertaalen en te plaatzen.’
* * * * *
Wie immer luisterde na de in spreekwoorden als veranderde klagten des Menschdoms, en kennis nam van hunne heerschende begrippen en gevoelens, met een wyder strekkend oogmerk om derzelver waarheid liever op te speuren, dan ze te wettigen door eene verhaaste en uit traagheid geboorene aanneeming, heeft te meermaalen zich genoodzaakt gevonden, om Grondregelen, zints lang, als op onbetwistbaare gevallen rustende, omhelsd, in twysel te trekken, en de tegenstrydigheid te ontdekken, tusschen de ondervinding van redelyk onderzoek, en de verharde vooroordeelen die reeds verjaard zyn. - Met één woord, schoon ik verre ben van te gelooven, (niet tegenstaande het gezag van een Roomsch PausGa naar voetnoot(†) en een Atheensch RedenaarGa naar voetnoot(§),) dat de algemeenheid van een gevoelen ten bewyze strekt van deszelfs ongerymdheid, draag ik, nogthans, eene volle overtuiging om, dat de ongegronde vooroordeelen, welke oppervlakkige beschouwing en overgedreeven | |
[pagina 397]
| |
misnoegen voortbragten by het veronderstelde schrandere gedeelte des Menschdoms, en dezelve in bedrieglyke grondregelen hervormde, ontelbaar zyn. Alleen de bron van deeze Volksdwaalingen aan te wyzen, zou misschien eene gemakkelyke en onvoordeelige taak weezen; dezelve uit te dryven, een arbeid die de kragten van een hercules vorderde; doch het zou hoogst nuttig zyn voor het Menschdom. Elk Schryver schynt, derhalven, door de deugden, die hem aan de Maatschappy verbinden, (ik meen de deugden van vry zyne gedagten te zeggen, en yver voor het algemeene welweezen) verpligt zyne wapenen tegen die doodlyke pesten te wenden; om aan deeze roeping te voldoen (waar van de onbekendheid eens ongenoemden Proefschryvers, myns oordeels, geen ontslag verleent), vlei ik my niet in gebreke gebleeven te zyn. Myne wapens zyn, by herhaalinge, gekeerd geweest, en niet altoos, zo ik hoop, zonder doel te treffen, tegen het Vooroordeel en Bedrog; en zomtyds geef ik toe in de streelende veronderstelling, dat myne pylen menig een vyand van Deugd en Geluk in het stof vernederd hebben, schoon, te midden van dien vermengden stryd, de hand, die dezelve wierp, onbekend zal blyven. Ik behoef my niet te schaamen, eene Eerzugt als deeze te erkennen - eene Eerzugt als deeze port my aan om my te verzetten tegen een Volksvooroordeel (waar door menig eene pooging van een jeugdig verstand gestuit en verdrukt is; waar door de ziel van niet weinige Voorstanders der Weetenschappen met neerslagtigheid bevangen is, en veele Slachtoffers van ongebondene vermaakneemingen aangemoedigd zyn geworden, om aan de Zanggodinnen, dat verderf, of die onheilen, toe te schryven, welke zyne Ondeugden alleen veroorzaakt, en die, in eenigen anderen leevensstand, hun tot nog schandelyker danden zouden vervoerd, en tot een nog heilloozer einde gebragt hebben. Naa deeze Inleiding, behoef ik naauwlyks mynen Leezer te zeggen, dat de volgende Proeve ingerigt is tegen de zo luiduitgeschreeuwde, zo dikwyls herhaalde, en zo algemeen geloofde kwellingbaarende aanmerking, wegens de Vervolgingen, die byzonder Mannen van Vernuft treffen, de verwaarloozing, de veragting, en de ondankbaarheid, welke hun doorgaans van de Wereld wedervaart, en de bykans onvermydbaare ongelukken, welke hun op de loopbaan der Letteren treffen. 't Is waar, de naamen van eenen sauvage, van eenen chatterton, en de verdichte verschriklykheden wegens het lot van eenen otway, en de cierlyk uitgeboezemde klagten van eenen shenstone, eenen hammond, en veele andere voorbeelden, schynen maar al te veel steuns te geeven aan het bedroevend denkbeeld van het ongeluk des Vernufts. Deeze, nogthans, | |
[pagina 398]
| |
en zy leveren de sterkste by het gros des Volks gangbaare voorbeelden op, zullen maar zeer zwak een gevoelen onderschraagen, dat uitsteekende bekwaamheden, of zelfs de noodige daar mede gepaard gaande geschiktheid, eene onmiddelyke of weezenlyke strekking hebben, om de bevordering van Fortuin te verhinderen, of de gewoone genietingen des geluks te voorkomen. Het Leeven van sauvage is ongetwyfeld onderscheiden door veele lotgevallen, die niemand, dan een Mensch van Vernuftj, zouden hebben kunnen bejegenen; maar het zyn de gelukkige leevensomstandigheden alleen, die aan deeze oorzaak kunnen worden toegeschreeven; de donkerder trekken, welke zich daar over verspreiden, hebbe men toe te kennen aan zyne onvoorzigtigheid, en aan zyne ondeugden; was sauvage geen Dichter, geen Man van bekwaamheden, geweest, zyn armoede zou, (niettegenstaande de duisterheid van zyne afkomst,) voor altoos ongeholpen gebleeven zyn, en niet verligt door 't mededoogen; Gebrek of het Geregt zou schielyker den draad zyns elendigen bestaans hebben afgesneeden. De bekwaamheden van den Dichter, schoon verre van den eersten rang te zyn, dringen de eischen aan, welke de natuur te vergeefsch zou herhaald hebben om de bescherming te krygen van een edel huis; en zelfs naa dat deeze bescherming hem ontstondt, behieldt hy de aanhoudende gunstbetooningen van byzondere Persoonen, die, hadt hy deeze bekwaamheden niet bezeten, hem ongeholpen zouden gelaaten hebben, in den grooten hoop van onverzorgde behoeftigen. Was hy niet in staat om de bedwelming des voorspoeds te wederstaan, of met voorzigtigheid en dankbaarheid gebruik te maaken van de milddaadigheid der geenen, die medelyden hadden met zyn tegenspoed, 't valt dan ligt uit te maaken, of de Dichter, dan of de Man, te laaken is wegens zyne ongelukken - of, met één woord, de Wereld, dan of sauvage, geregtigd is tot de grootste maate onzer berispinge. Wat chatterton betreft, een Dichter zyn ongelukkig lot bezingende, moge ten slot de vergetelheid aanroepen om zyn leevens uiteinde te verbergen. Een Zedeschryver moet dit niet verheelen, maar, om de jammervolle uitwerkzels van wanhoop voor te stellen, en indien het mogelyk is, het pleegen van misdryven, zo beledigend voor de Maatschappy, in 't vervolg voor te komen, 'er byvoegen, dat, wanneer een afgezondene van liefddaadige ondersteuning 'er op uit was, om zyn verhoolen verblyf op te zoeken, de trotsche en onverduldige Jongeling, met vergift de naderende dageraad van eer en geluk voorkwam, en zyn nagt van elende door zelfmoord eindigde. In stede, derhalven, van het Menschdom te berispen over het verwaarloozen van zo groote Talenten, en in klaagtoonen uit te weiden over de jammeren van zyn kort- | |
[pagina 399]
| |
stondig leeven, behooren wy te bedenken, dat ongeregelde driften, niet het verheeven vernuft, van chatterton, de bewerkende oorzaaken waren van zyn deerlyk uiteinde: dat wy liever de woorden gebruiken van een vernuftig Schryver: ‘ô, Dat op dien tyd, wanneer de vergiftkelk beefde in de hand van chatterton, den ongelukkigen chatterton beefde, een vriendelyke boode, en hemelsch afgezant, hem onderregt hadt van de eer en de belooningen, die de goeddaadigheid van eenen fry bereidde voor dien Gunsteling des Vernufts; maar Voedsterling der elende, welk een schat van Letterëere was voor Brittanje bewaard gebleeven! Doch de Voorzienigheid hadt het anders beschikt - en de Mensch moet zich aan die schikking onderwerpen. Nogthans verbiedt de Godsdienst in geenen deele de traan die biggelt in het oog der aandoenlykheid; en onderwerping wraakt geenzins een diep gehaalde zugt van medelydenGa naar voetnoot(*)!’ Wegens otway loopt eene vry algemeen aangenomen vertelling, dat hy, naa lang gevast te hebben, eindelyk verstikte door te gulzig gebruik van gemeen voedzel; doch het is thans uitgemaakt, dat dit, hoe algemeen geloofd, nooit gebeurd zy, schoon hy ongetwyfeld in diepe armoede stierf; een armoede, welke, nogthans, niet geheel en al kan toegeschreenven worden aan 't verzuim waar mede de Wereld hem bejegende: dewyl verscheide van zyne Tooneelstukken de goedkeuring en bescherming, welke zy met zo veel regts verdienden, genooten. In 't kort, schoon ik verre ben van te veronderstellen, dat zich op de Letterbaan te begeeven, eenigzins, wat Voordeel of Eere betreft, in vergelyking kan komen, of met de Pleitzaal tegenwoordig, of met den Geestlyken stand in vroegeren tyde, hel ik, nogthans, zeer over, om te gelooven (zonder thans stil te staan op tegenovergestelde voorbeelden van gelukkig slaagende Letterhelden), dat de ongelegenheden en onheilen der Lieden van Vernuft, meer aan hun eigen wangedrag, dan aan eenige andere oorzaak, waren toe te schryven, en naauwlyks, in eenig geval, de enkele gevolgen geweest zyn van hunne Talenten, of de ongevoeligheid en onverschilligheid des Menschdoms, ten opzigte van hunne verdiensten. | |
[pagina 400]
| |
Ten aanziene van shenstone en hammond is het bezwaar, eenigzins, van eenen anderen aart, en het zou schynen als of zy, die het uitgeleerdst waren in de tedere kunst van zagtheid en overtuiging, het minst geschikt waren van te slaagen, om de tederste driften in het vrouwlyk hart op te wekken; als of verbeeldingskragt, kieschheid en aandoenlykheid, vyandinnen waren van de liefde, en de Schoonen afkeerig van die Talenten, best geschikt om de zagte dwinglandy haarer bekoorlykheden te bezingen, en de heugenis haarer bevalligheden te vereeuwigen. Doch hier, gelyk in andere gevallen, worden wy, door eene partydige opgave der gebeurtenisse op den dwaalweg gebragt. Hammond en shenstone, men moet het bekennen, waren tedere en fraaije Dichters, en egter hammond en shenstone doen, tot op dit uur, elk aandoenlyk hart smelten, door de weemoedige klagten van hunne slegt beantwoordde Liefde, en elk schoon oog blyft traanen storten over de tedere toonen, die kragtloos waren om de ongevoelige phillis, of de onverbiddelyke delia, in de armen dier Minnaaren te lokken. Dan het waren noch de Verzen van hammond, noch de Dichtstukken van shenstone, die de hoop van hunne verliefde harten te leur stelde; in tegendeel is 'er alle reden om te gelooven, dat deeze, in geene geringe maate, tot het wel slaagen, zouden medegewerkt hebben, hadden andere omstandigheden derzelver invloed niet verhinderd. Was de Beminde van hammond de Pupil niet geweest van een hem nydigen Staatsman, wiens bekrompene inzigten, geluk zo wel als eer tot een uitsluitend eigendom van Party wilde maaken, hy zou misschien in de armen van zyne delia het geluk van zyn Vriend en Medepatriot, lyttleton, genooten hebben; want het volgend gedrag van Miss dashwood toonde genoegzaam, dat zy verre van ongevoelig was voor de verdiensten of liefdedrift haars ongelukkigen Minnaars. Shenstone zou, gelyk ons verzekerd word door Dr. johnson (schoon hy, volgens zyne algemeene gewoonte, zich niet verwaardigt om ons te berigten, op welk gezag zyn verhaal rustGa naar voetnoot(*)), door volharding geslaagd weezen, en gedeeld | |
[pagina 401]
| |
hebben in het heil van gelukkiger Minnaars. Maar shenstone hadt zyn hart voornaamlyk gezet op zyn Landgoed, dit te verfraaijen verzwolg niet alleen het inkomen, maar ook de hoofdsom, van zyn gering inkomen; en hy schynt zyn aanzoek niet verder voortgezet te hebben, dan zo verre het kon strekken, om hem stoffe te verschaffen tot een Treurlied, of Herderszang, Gelyk hy bedreeven was, zo vondt hy ook misschien vermaak, in het opstellen van dichterlyke klagten, vol tederheid en wanhoop. En ik, die my zelven ten eenigen tyde overgaf aan het treurig vermaak van Klaagliederen op te heffen, kan gereedlyk gelooven, dat een Man van shenstone's geestgesteltenisse zeer ligt het kon laaten berusten by eene geringe weigering, welke hem de schoonste gelegenheid schonk, om zyne herderlyke Zanggodin in cypressen-lommer te doen zingen. |
|