Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 336]
| |
Aan de Heeren Schryveren van de Algemeene Vaderlandsche Letteroeffeningen.myne heeren!
Het nevensgaande verhaal zeer veel betrekking hebbende, en eenigzins behoorende, tot het door my vertaalde en uitgegeeven Verhaal der muiterye aan boord van het Engelsch Konings Schip de bounty, gevoerd geweest zynde door den Luitenant blighGa naar voetnoot(*), zullen U Wel Eds. | |
[pagina 337]
| |
zulks dienstig oordeelende, my verpligten met liet zelve in uw Tydschrift te plaatsen. Ik heb de eer, met alle achtinge te zyn
myne heeren! UE. D.W. Dienaar,
reinier arrenberg. Rotterdam, den van Juny 1792. | |
Authentique byzonderheden, betreklyk het verlies van het Engelsch fregat de Pandora, gecommandeerd door den Kaptein Edwards.Op den 17 November 1790, zeilde het Konings Fregat Pandora uit Engeland, om de Zeeroovers op te zoeken, welken zich, met geweld, hadden meester gemaakt van zyner Majesteits Schip de Bounty, gecommandeerd door den Luitenant bligh, en na zich te Tereniffe en te Rio Janeiro ververscht te hebben, zetten zy de reis voort naar den Stillen Oceaan. Op den 23 Maart 1791, kwamen zy te Otaheite aan, alwaar zy, niet zonder merklyke moeite, meester werden | |
[pagina 338]
| |
van veertien der zestien Zeeroovers, welken door die van de Bounty waren agtergelaaten, zynde de twee anderen, of door hun eigen Volk, of door de Inboorlingen, om hals gebragt: zy hadden, met behulp der Inwooneren, een Schooner gebouwd, in het voorneemen om daarmede naar India te stevenen, en zouden reeds gezeild zyn, indien hun het slegt weêr en de twist onder elkanderen over den persoon, dien zy tot hunnen Bevelhebber zouden aanstellen, hen niet te Otaheite, tot de aankomst van de Pandora, opgehouden had. Het Schip de Bounty was, in September 1789, van Otaheite vertrokken, met christian, als Opperhoofd, en nog agt andere Zeeroovers, na dat zy alvorens de Geweeren, Ammunitie en alle andere noodwendigheden, met de bovengemelde knaapen, gelyklyk gedeeld hadden; en schoon de Pandora sedert drie of vier maanden in deeze Zee kruistte en een groot aantal Eilanden aandeed, van welken 'er verscheiden nog nimmer ontdekt waren, konden zy echter nergens de Bounty ontdekken, of eenig berigt van de andere Zeeroovers bekomen. Uit de Journaalen, door de Zeeroovers, op de Bounty gehouden, bleek het, dat zy, na den Luitenant bligh, met zyne Officiers en Volk, uit het Schip gezet te hebben, gezeild waren naar Torbaniae, een Eiland in die Zee, door Kapt. cook ontdekt, alwaar zy voorneemens waren zich ter neder te zetten; doch de broodvrugten en de andere planten, die aan boord van de Bounty waren, vernield, en groot gebrek hebbende aan eene menigte andere noodwendigheden om dat oogmerk ter uitvoer te brengen, waren zy weder naar Otaheite gekeerd, om aldaar te koopen het geen zy benoodigd hadden. By hunne aankomst aldaar, vertelden zy aan de Inboorlingen, dat zy Kapt. cook, aan eene der Eilanden, ontmoet hadden, waar hy voorneemens was eene Bezitting aan te leggen, waarom zy hem de Broodboomen en andere planten gelaaten hadden, gelyk ook den Luitenant bligh, met het ander Volk, om hem in zyn voorneemen behulpzaam te weezen, en dat christian, door Kapt. cook tot Bevelhebber op de Bounty aangesteld zynde, hy hem naar Otaheite gezonden had, om meer Broodboomen, Planten, Varkens en Gevogelte te haalen. De Inboorlingen, overstelpt van blydschap zynde, op het hooren, dat Kapt. cook zich zo digt by hen bevond, hadden hun terstond driehonderd Varkens, een | |
[pagina 339]
| |
Stier, een Koe, en een groote hoeveelheid Gevogelte, benevens andere noodwendigheden, bezorgd: ook hadden zich eenige Inboorlingen, zo Vrouwen als Mannen, aan boord begeeven, met welken zy naar Torbaniae waren te rug gekeerd. Daar te rug gekomen zynde, zetten zy hun Vee af aan een klein Eiland, by den mond van de Haven, ligtten het Schip en haalden het aan de overzyde van de plaats, die zy voorneemens waren te verschansen. Na dat zy eenigzins in hun werk gevorderd waren, kreegen zy twist onder elkanderen, en daarby gestadig vegtpartyen met de Inboorlingen hebbende, welken veelal veroorzaakt werden door hunne rooveryen en andere gewelddaadigheden, bleef daardoor het verder afmaaken van hunne verschanfing steeken; daarenboven christian, vindende dat hy al zyn gezag over hen verlooren had, riep hen alle byeen, om te overleggen wat hun best te doen ware, en verklaarde dat hy bereid was het besluit van de meerderheid ter uitvoer te brengen. Na een zeer lang beraad, beslooten zy van hun plan, om zich te Torbaniae ter neder te zetten, af te zien, en naar Otaheite te rug te keeren; doch dat zy, die verkoozen daar te blyven, het konden doen, en dat de anderen daar tegen, die by het Schip wilden blyven, konden gaan daar zy het goed vonden. Ingevolge van dat besluit scheiden zy op de voorgemelde wys van elkanderen. Kaptein edwards, alle hoop om de overige Zeeroovers te vinden, opgegeeven hebbende, nam de te rug reis aan door de Endeavourstraat, in welke de Pandora ongelukkig bleef, op de banken van Nieuw Zuidwalles, den 29 Augustus 1791, op de zuiderbreedte van 23 graaden. Negen-en-negentig Mannen van het Scheepsvolk werden door de booten gered; vier-en-dertig verdronken 'er met het Schip, en daar onder vier van de gevangen Zeeroovers. Zy begaven zich, met de booten, naar een klein Eiland, omtrent drie mylen van het Wrak, daar zy de weinige Levensmiddelen, die zy by zich hadden, aan land bragten, waar na de booten terstond te rug keerden, om het overige Volk, dat zy misten, te zoeken, doch ongelukkig vonden zy 'er geen een eenigen. Ieder man sloeg, terstond na de schipbreuk, de handen aan het werk, om de booten, tot hunne voorgenomen reis naar Timor, gereed te maaken, waarmede zy | |
[pagina 340]
| |
twee dagen bezig waren; geduurende welken tyd zy eene der booten naar het Wrak zonden; doch het eenige, dat zy 'er van mede bragten, was een Lantaarn en de groote Bramzeilssteng, welke genoegzaam met de oppervlakte van het water gelyk was, en die hen, uit hoofde van gebrek aan Masten, wel te pas kwam. Op den 31 Augustus, hunne booten in gereedheid zynde, bragten zy dezelven te water, en scheepten zich in; hebbende alvorens het rantsoen, voor ieder man, daags, bepaald op twee oncen brood, twee kleine glazen water en een met wyn, maakende de drie omtrent eene halve pint uit, eene halve once Moutwyn en eene halve once Soupkoekjes. Na een togt van drie dagen, kwamen zy aan de Prins van Walles Eilanden, en vulden daar alle de Vaten, die maar water konden houden, waardoor egter hunne voorraad op niet meer dan anderhalve stoop, voor ieder man, konde berekend worden. Vervolgens namen zy den togt wederom aan door de Endeavoùrstraat naar Timor, daar alle de booten tusschen den 16 en 18 September behouden aankwamen, zonder één man verlooren te hebben, schoon hun rantsoen zo gering was geweest, en zy in de vier booten, te weeten, twee kleine Kotters, de groote Boot en de Pinas, zeer bekrompen gezeeten hadden. Zy waren ongelukkig van de Schooner, die zy den Zeerooveren ontnomen hadden, en door Kapt. edwards als een soort van Paketboot was uitgerust, aan het Navigators Eiland, afgeraakt; dan deeze Schooner kwam te Samoran, in het Eiland Java, genoegzaam op denzelfden tyd, dat Kapt. edwards te Timor aanlandde; hebbende, uit gebrek van water en Levensmiddelen, zeer veel elende uitgestaan. By hunne aankomst te Copang, de Hoofdplaats van de Hollandsche Bezitting op Timor, werden zy met de grootste menschlievendheid en oplettendheid bejegend door den Gouverneur wanjon, en de andere Heeren van die plaats. Zy vonden daar agt mans, eene vrouw en twee kinderen, welken, met een open en zesriemige Kotter, uit de Botany Baai ontvlugt, en daar aangeland waren. Deeze guiten hadden den Gouverneur wanjon diets gemaakt, dat zy met een Transportschip, dat naar de Botany Baai bestemd was, op de Kust van Nieuw Holland schipbreuk geleden hadden; doch zy waren niet lang daar ter plaatsse geweest, of men begon reeds te vermoeden, wat hun | |
[pagina 341]
| |
voorig bedryf was geweest, en toen zy, vervolgens, te samen verschil gekregen hebbende, elkander hunne schelmstukken verweeten, werden zy door den Gouverneur wanjon ondervraagd, wanneer het ras bleek, dat de geheele Historie van hunne schipbreuk verdigt was, waarop hy hen had doen gevangen zetten tot den 6 October, op welken dag hy hen aan Kapt. edwards overleverde, die destyds gereed stond, om met een Hollandsch Compagniesschip naar Batavia over te steeken, ten einde aldaar de gelegenheid af te wagten om naar Engeland te rug te keeren. In het begin van December, werd den Kapt. edwards toegestaan, om, aan boord van ieder Compagnieschip, dat naar Europa stond te vertrekken, twintig man van zyn Volk met een Officier in te schepen, terwyl hy zelf, met de laatste divisie, vertrok. |
|