Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Bedenkingen over de staats-omwenteling in Frankryk, ten aanziene van het Godsdienstige, en de regten des geweetens.(Ontleend, uit a Charge delivered to the Clergy of the Diocese of Landaff. By Richard Watson D.D.F.R.S. Lord Bischop of Landaff, in 9 Juny 1791.)
‘Het moge vreemd schynen, dat een der Kerkvoogden van de Engelsche Kerk, de Staats-Omwenteling in Frankryk, ten onderwerpe neemt van eene Redenvoering voor zyne onderhoorige Geestlyken; dan de Hoog Eerw. watson heeft, onzes agtens, in die keuze een blyk van zyn Oordeel, en, in de wyze van uitvoeren, een bewys gegeeven, dat hy een Staatkundige, een Godgeleerde en een Christen Wysgeer, is; laaten de volgende stukken, daar uit ontleend, voor deeze waarheid spreeken.’
* * * *
Eene Staats-Omwenteling, die, ten aanziene van derzelver volvoering, in de Jaarboeken der wereld, geene wedergade vindt, heeft plaats gegreepen; of, om bepaalder te spreeken, grypt thans stand, in de Burgerlyke en Godsdienstige Gesteltenisse van een der grootste Koningryken in Europa. - Ik zal geen uitspraak doen, om de Ondersteuners of Wederstreevers dier Staats-Omwenteling te laaken, of te pryzen; het zou onvoeglyk zyn dit te deezer plaatze te doen, zelfs dan, wanneer ik volkomen onderrigt ware van alle de oorzaaken en gelegenheden, die dezelve te wege bragten: en het zou my niet passen het ergens te doen; naardemaal, hoe zeer anderen zich wel onderrigt agten omtrent dit stuk, ik bekennen moet, dat myne kunde van het inwendig Bestuur des Franschen Ryks, van den staat der Partyen in 't zelve, van de geaartheid des Volks, van de Geldmiddelen des Lands, en van | |
[pagina 270]
| |
de andere omstandigheden, die dit Staatkundig verschynzel hebben doen gebooren worden, zo groot niet is, dat ik in staat ben om een beslissend vonnis te stryken, over de geschiktheid of ongeschiktheid der genomene maatregelen. Als een Vriend der Burgerlyke Vryheid, welke bestaat niet in Volks ongebondenheid, maar in gehoorzaamheid aan Wetten, vastgesteld door de algemeene Toestemming van een vry Volk, kan ik niet nalaaten my te verheugen, over het ontslag des Franschen Volks, van de Dwinglandy der Koninglyke Regeering; maar het Despotismus zo van Volks, als van Aristocratische, Demagogen, nog meer dan dat van enkele Monarchen verfoeijende, bepaalt zich myne vreugd, of ook dit ontslag meer schynbaar dan weezenlyk mogt weezen. - Ik vertrouw, nogthans, dat de uitwerkzels daar van weezenlyk zullen zyn: want, welke ook de uitkomst van deeze zonderlinge worsteling moge weezen, denk ik dat de Franschen drie zaaken zullen verwerven. - Een regterlyk onderzoek door Gezwoorenen, - een Habeas Corpus-Acte, - en een ongekreukte handhaaving des Regts. Zegeningen van eene onschatbaare waarde! waarvan men, tot zeer onlangs, in Frankryk niet hoorde reppen; en die het geluk van Groot-Brittanje uitmaaken, en in welker genot het onze pligt, als Menschen, is, te wenschen dat alle Menschen deelen. Er mogen, in onze Burgerlyke, als mede in onze Kerklyke, Gesteltenisse, eenige dingen gevonden worden, die om eene bedaarde Hervorming roepen; dan met die alle zyn wy een gelukkig Volk, en wy doen wel met nayverig te zyn, omtrent eenige geweldige poogingen tot verbetering van een van beidenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 271]
| |
Dan de overweeging des Burgerlyken Staats van Frankryk daar laatende, wil ik uwe aandagt bepaalen tot de verandering, te wege gebragt in de Kerkelyke Gesteltenisse, en die de eenige reden was, waarom ik eenig gewag in 't geheel maakte van eene Staats-omwenteling, die zo zeer het oog van geheel Europa trekt. Niemand uwer heeft zich zo weinig aan dit stuk kunnen laaten gelegen leggen, dat hy niet opgemerkt heeft de veelvuldige veranderingen in de Gallicaansche Kerk, te wege gebragt door de Besluiten der Nationaale Vergadering. Ik zal my vergenoegen, met drie der voornaamste u te herinneren. De eerste betreft de vermindering der verbaazende Inkomsten van eenige Kerkhoofden, en de vermeerdering der schraale Bezolding van anderen. Wanneer men in aanmerking neemt de verschillende Talenten, natuurlyke en verkreegene, van de onderscheide Bedienaaren der Kerke, de verschillende graaden van Bekwaamheid, noodig tot het behoorlyk volbrengen van de onderscheide Bedieningen in een vastgestelde Kerk, en de Nuttigheid van onderscheiding en ondergeschiktheid in zulke vaststellingen, kan ik niet denken dat veele redelyke Menschen zouden verlangen, om alle Kerkelyke Bedieningen en Voordeelen op éénen voet gebragt te zien: dan allen mogen zy wenschen, dat niet alleen in Frankryk, maar ook in Engeland, en door geheel het Christendom, zulk eene welgeëvenredigde Voorziening gemaakt wierd voor de Geestlykheid, dat geene derzelven zo veel hadden, dat zy onöplettend wierden in de waarneeming hunner Pligten, en geene zo weinig, dat eene zamenvoeging van Standplaatzen noodig ware tot iemands onderhoud. De tyd, denk ik, zal komen, schoon ik mogelyk niet lang genoeg zal leeven om het te zien, | |
[pagina 272]
| |
dat een meer billyke verdeeling der Inkomsten van de Kerk van Engeland vastgesteld zal worden, op eene bedaarde en wettige wyze. Voor tegenwoordig zyn de veelheden der Standplaatzen, en het niet woonen op dezelve, zulke in 't oogloopende gebreken in onze Kerklyke Gesteltenisse, als alle bedagtzaamen wenschen geweerd en verbeterd te zien. Zy zyn, naar myn inzien, noodwendige verkeerdheden, ontstaande uit schikkingen, waar door duizenden van Standplaatzen van zo weinig waarde geworden zyn, dat ze geheel niet ten voeglyken onderhoud voor eenen Geestlyken kunnen dienen; en wy allen weeten, hoe zeer de armoede van een Geestlyken, dikwyls, den Godsdienst zelve in veragting brengt, by het ruw en beginzelloos gedeelte des Menschdoms. De Inkomsten der Kerk van Engeland zyn, zo ik vermoede, door veele Schryvers, zeer boven de waarheid vergroot. Ik heb althans geen grond om te denken, dat dezelve meer dan genoeg zyn, om een voeglyk bestaan aan alle de Dienaaren der Kerke op te leveren. Maar, zonder te wenschen dat alle Kerklyke Bedieningen even veel op mogen brengen, zal ik nooit ophouden te wenschen, dat geen Standplaats in 't Koningryk zo klein en gering mogt weezen, dat één Mensch 'er twee tot zyn bestaan behoefde. De Kerk van Frankryk is, (zo men my des naar waarheid onderrigt heeft) niettegenstaande 't geen zy verlooren hebbe, ryker dan de Kerk van Engeland, en in eenen volstrekten, en in een betreklyken, zin. Het daadlyk inkomen wordt begroot op omtrent zes Millioenen Ponden Sterlings: dat der Kerk van Engeland kan op verre na geen twee haalen. In Frankryk moeten omtrent vier en twintig Millioenen Ingezetenen door de Geestlykheid onderweezen worden, in Engeland omtrent acht. Eene andere verandering in de Gallicaansche Kerk, welke onze goedkeuring verdient, is de Afschaffing der Kloosteren. Veele Persoonen hadden, ongetwyfeld, in de afzonderingen van hun Kloosterleeven, van alle belangen deezer wereld afgestaan, en verhieven hunnen geest, met waare Godsvrugt, ten Hemel. Het zou mangel aan Liefde weezen, het tegendeel te veronderstellen; dan het loopt tegen de liefde niet aan, te verzekeren, dat veele Persoonen, van beiderlei Sexe, in hunne vroege jeugd, en vóór dat zy ryplyk konden oordeelen, wat tot hun geluk in | |
[pagina 273]
| |
het toekomende zou strekken, opgesloten wierden in deeze begraafplaatzen der leevenden, uit laage beweegredenen en Familie-belangens. - 't Heeft nimmer Klooster-Instellingen aan Voorstanders ontbrooken, zy strooken wonder wel met de naargeestige begrippen van Geestdryvers, en de veragtlyke oogmerken der Geveinsden: zy zyn der Christenheid niet byzonder eigen; doch waar zy ook bestaan, hebben zy ten hoofdsteunzel de ligtgeloovigheid des Gemeens, of het bygeloof der Ryken, en zy zullen in alle Landen, vroeger of laater, worden afgeschaft, naar gelange van de vermeerdering der kundigheden, of het aanhouden der onkunde. Een derde verandering in de Kerklyke Gesteltenisse van Frankryk, welke onze opmerking trekt, is die volkomene Verdraagzaamheid, die dezelve betoont omtrent alle Menschen, wat den Godsdienst betreft. Indien iemand denke, dat dit eer eene verandering is, in de Burgerlyke, dan in de Kerklyke, Gesteltenisse, ik wil met hem niet over woorden twisten; maar voortgaan met aan te merken, dat de Verbintenis (gelyk men het genoemd heeft), tusschen Kerk en Staat in Frankryk, niet verondersteld wordt zo naauw te zyn, dat de Staat gevaar loopt, indien Leden van de Kerk niet alleen verkiesbaar zyn tot Burgerlyke Bedieningen. Menschen, die de Mis niet bywoonen, de Maagd maria niet bidden, de Heiligen niet aanroepen, de Beelden niet verëeren, den Oorbiegt nalaaten, de Transubstantiatie niet gelooven, voor de pynen van het Vagevuur niet vreezen, of hun Geloof en Eerdienst niet schoeijen op de Leest der vastgestelde Kerke, - deeze Menschen zyn in Frankryk, uit hoofde hunner Godsdienstige begrippen, niet van de Regten des Burgerschaps uitgeslooten. Wanneer wy de natuur van den Mensch in 't algemeen beschouwen, en 't oog slaan op de onderscheide omstandigheden, waarin niet alleen verschillende Volken, maar ook onder 't zelfde Volk verschillende Persoonen, geplaatst zyn, ten aanziene van vorderingen in Godsdienstige Begrippen, moeten zy de noodzaaklykheid voelen, om elk Mensch, hoofd voor hoofd, het volstrektste Regt toe te kennen, om god, op zyne wyze, te dienen, zonder, uit dien hoofde, de voordeelen te verliezen, ontstaande uit den Staat der Burgerlyke Maatschappye. - Gy zyt een Christen, en gelooft dat jesus christus van god gezonden is, en dat 'er geen andere Naam onder den Hemel is, waarin iemand | |
[pagina 274]
| |
kan zalig worden: - gaa heen, en bely dit uw Geloof te Pekin of te Constantinopolen, en, wanneer gy daar versmaad, met veragting bejegend, en uitgeslooten wordt van alle Burgerlyke Bediening en Gezag, om dat gy de Hemelsche Zending niet erkent van confucius, of van mahometh, zoudt gy dan niet denken, reden te hebben, om de heerschende Magten, in deeze wyduitgestrekte Ryken, van onregtmaatigheid te beschuldigen? Indien god Almagtig het voeglyk oordeelt, de onderscheide Godsdienstbelydenissen in de wereld te dulden, gepast, gelyk 'er reden is om te denken, naar de verschillende, verstandige en zedelyke vatbaarheden der Menschen; dan, zeker, voegt het ons, vriendlyk en genegen te zyn omtrent allen, die met ons overeenstemmen in alle de Grondwaarheden des Christendoms, en alleen, in stukken van weinig aangelegenheids, van ons verschillen. Ik kan nimmer toestaan, dat het overeenkome met het beginzel, waarop de Burgerlyke Maatschappy gegrond is, of diene ter bereiking van de einden welke de Menschen beöogen in het aangaan van zulk eene verbintenisse, dat zy, die in Godsdienstbelydenisse van de Overheid des Lands verschillen, ter oorzaake van dat verschil alleen, onderworpen zouden weezen aan vervolging, en uitsluiting van Burgerlyke Bedieningen is vervolging; is het de vervolging niet van de Inquisitie of van Smithfield, zy verschilt 'er van in trappen; maar gelykt 'er op in soort. - Ik heb hierover by my zelven dus geredenkaveld. - Alle straffe, wegens Godsdienstige Begrippen, is vervolging; en kwaad van eenigerlei aart, op gezag van de Burgerlyke Regeering aangedaan, is straffe. Dit kwaad kan iemands Persoon, Vryheid, Eigendom of Character, betreffen. Burgerlyke Onbevoegdheid iemand door de Wet toegeschreeven, is een kwaad hun Eigendom en Character betreffende; hun Character, naardemaal het hun blootstelt voor de blaam van slegte Burgers te zyn; hun Eigendom, dewyl het hun buiten de mogelykheid stelt om voordeelen te erlangen aan zekere burgerlyke bedieningen verknogt. Deeze voordeelen, 't zy dezelve bestaan in rykdom, magt, invloed of eere, zyn iets waardig; derzelver waarde moge ongelyk geschat worden; daar zy nogthans iets waardig blyven, is de mogelykheid, om ze te verkrygen, desgelyks iets waardig, en die mogelykheid den | |
[pagina 275]
| |
Mensch te ontneemen, ter oorzaake van zyne Godsdienstbelydenis, is vervolgingGa naar voetnoot(*) Dus vrylyk myne gevoelens voorgesteld hebbende over 't geen my onregtvaardig en onstaatkundig toeschynt, om Menschen, uit hoofde hunner Godsdienstige begrippen, van Burgerlyke Bedieningen uit te sluiten, ben ik zeer ver- | |
[pagina 276]
| |
re van eenige goedkeuring, hoe genaamd, te geeven aan de geweldige wyze op welke de Leer of Tugt onzer vastgestelde Kerk is aangerand: alle geweld, of aanvallend, of verweerend, in zaaken van dien aart, smaakt naar Onverdraagzaamheid. Wanneer Unitarissen en Trinitarissen, wanneer Leden van de Hoofdkerk en Dissenters, van elkander ongunstig denken of kwaalyk spreeken, wegens het verschil van begrippen, schynen zy my toe over 't hoofd te zien de Hoofdpunten, waarin zy allen overeenkomen, en te vergeeten, dat zy allen Christenen zyn; dat zy allen ééne Hoope hunner Roepinge hebben, en het eeuwige Leeven verwagten als eene Genadegift van god door jesus christus. Het moet als eene Grondwaarheid erkend worden, ontleend uit de gelykheid waarin wy allen staan tot christus, onzen algemeenen Meester, dat geene Maatschappy van Christenen, welke ook, hoe uitsteekend in rang, magt, rykdom, aantal, of geleerdheid, het minste Regt kan hebben tot eenig gezag, om andere door bedreigingen, smaadheden, of straffen, van eenigerlei aart, te dwingen tot Medegenootschap. - Gy, behooren zy te zeggen tot allen, die van hun verschillen, gy zyt zo vry als wy; wy staan na geene Heerschappye over uw Geloof; wy zyn geen Heeren van het Erfdeel des Heeren; gaat en dient den Schepper en Onderhouder des Heeläls op uwe wyze; gebruikt geen Ring by de Huwelyksbevestiging, geen Overkleed by den openbaaren Eerdienst, schikt u in geene byzonder bepaalde gestalte by het ontvangen des Avondmaals, laaten 'er geen Getuigen by den Doop uwer Kinderen zyn, noch dezelve het formzel ontvangen als zy zyn groot geworden - maar gedoog ook, dat wy god, op onze wyze, dienen: laaten wy in elkander geene gebreken vinden; maar elkander een goed harte toedraagen, goede diensten bewyzen; laaten wy allen ons verzekerd houden, dat, ten laatsten dage, onze onderscheide wyzen van Eerdienst aangenaam zullen zyn by Hem, dien god gesteld heeft tot Regter over allen, naar gelange van de opregtheid onzer oogmerken, en de middelen, welke wy hebben aangewend om aangaande de waarheid onderrigt te worden. Een der beste middelen, welke wy, ter bereiking van dit einde, kunnen gebruiken, bestaat daarin dat wy onze Zielen onbevooroordeeld openhouden voor de kragt van bewysredenen, en vry van alle bitterheid van gevoelens | |
[pagina 277]
| |
of uitdrukkingen tegen de zodanigen, die van ons in Leer of Tugt verschillen. Ik weet voor my zelven, dat ik in myn hart geene vyandlyke begrippen koester tegen de vastgestelde Leer der Kerke van Engeland, en dat ik desgelyks aan dezelve niet gehegt ben met zulk een blinden en ingewikkelden eerbied, dat ik allen onderzoek daar van wraake. Ik heb, in myne eigene Letteroefeningen, altoos een vryen geest van onderzoek na de waare meening der Schriftuure gebruikt, en zoek denzelven by u aan te moedigen. Deeze geest behoort, aan den eenen kant, niet te veraarten in eene gesteldheid om zonderling te weezen, als of niets vastgestelds regt ware; noch, aan den anderen kant, zo belemmerd in deszelfs werking, dat 'er vreeze ontstaat, om de waarheid, van 't geen ééns door openbaar gezag is vastgesteld en geheiligd, in twyfel te trekken. Daar is een tyd geweest wanneer onze Voorouders Heidenen waren; - geduurende een ander tydperk waren zy Roomschgezind; en, indien de Stelling van zommigen - ‘dat 'er geene verandering ooit mag gedoogd worden in de Stellingen van de Kerk door de Wet vastgesteld,’ - door onze Voorouderen aangekleefd ware; wy zouden nog met de Druïden bezig zyn om Vaarentakken te snyden; of met de Roomschen om Meel en Water in de zelfstandigheid van God te veranderen! Het Euangelie van christus is door bedriegeryen der Menschen bezoedeld; het heeft die bezoedeling geleden van de vroegste Eeuwen der Kerke tot den tegenwoordigen dag, en niets schynt, onder medewerking der Godlyke Voorzienigheid, geschikter om het zelve tot de oorspronglyke Eenvoudigheid weder te herstellen, dan de gemaatigde yver van geleerde en onbevooroordeelde Waarheidzoekeren. Staatslieden, in 't algemeen, en, het smert my zulks 'er by te moeten voegen, veele Kerklyken, zyn vyanden van vry OnderzoekGa naar voetnoot(*). 't Is by veelen van beiden een aangenomen stelregel, dat de Godsdienstbelydenis, in een | |
[pagina 278]
| |
Land vastgesteld, moet gehandhaafd worden: en zy zyn gereed, om den zodanigen, die een van derzelver Leerstellingen in twyfel trekt, te smaaden en te straffen. Dit beginzel ontstaat by de Kerklyken, waarschynlyk, uit vreeze van eenig nadeel, 't welk de nieuwigheid zou te wege brengen; en komt by de Staatslieden, waarschynlyk, voort of uit eene bekrompe kennis van het Christlyk Leerstelzel, of uit een geloof, dat de eene wyze van Godsdienstoefening, zo wel als de andere, aan de oogmerken van het Staatsbestuur kunne beantwoorden; en dat alle Godsdiensten niets meer zyn dan Staatkundige vonden, geschikt om de zwakheid der Menschlyke Wetten te ondersteunen, en derzelver invloed uit te breiden. Zo lang dit beginzel blyft heerschen, zal vry Onderzoek in zaaken van den Godsdienst, zo verre de magt der geenen, die 't zelve omhelzen, uitstrekt, gestremd worden; en, indien de gesteldheid der tyden die Menschen niet wederhoudt, zullen 'er straffen en dwangmiddelen gebruikt worden omtrent allen, die, in gemoede, van het Leerstelzel des Staats verschillen. De Godlyke Waarheden van onzen heiligen Godsdienst hebben, te haarer onderschraaging, de hulp van Menschlyke Wetten niet noodig. Wanneer Christen-Overheden zich het regt aanmaatigen om twyfelagtige plaatzen der Schriftuure, in een bepaalden zin, te verklaaren, besmetten zy het Altaar onzes Heeren, schoon misschien met een oogmerk om het op te cieren, en heiligen dikwyls dwaaling door het gezag van Burgerlyke Wetten. - De Geschiedenis der Kerke, zints den tyd haarer Burgerlyke vaststelling, levert duizend bewyzen op voor de gegrondheid deezer aanmerkinge. - Onderzoekt de Handelingen der Kerkvergaderingen, door Keizerlyk of Koninglyk Gezag zamengeroepen, in de onderscheide gedeelten der Christen-waereld, van de Nicesche Kerkvergadering tot die van Trente, en gy zult bevinden, dat, op veele derzelven, zulke Leeringen zyn bepaald, als wy Protestanten voor volstrekte Dwaalingen houden. - Onderzoekt de Geloofsbelydenissen van de onderscheide Protestantsche Kerken, die tegenwoordig in Europa bestaan, en gy zult, in veele derzelven, zulk eene verscheidenheid van Leere vinden, dat gy wenscht, dat geen derzelve eenigzins een gedeelte van die Onfeilbaarheid, welke de Protestantsche Kerk met zo veel regts aan de Roomsche ontzegt, zich hadt aangemaatigd. | |
[pagina 279]
| |
Ten slot, myne Broeders! gy zult mogelyk denken dat het uw Pligt niet is, en ik hou my verzekerd dat het de myne is, om de gunst van god in eene andere Wereld te verwerven door het verkondigen van het zuiver Euangelie zyns Zoons in deeze; en de zuiverheid van dat Euangelie kan door geen middel zo wel verzekerd worden als door een opregt en nedrig Onderzoek van 't geen geschreeven is door de Euangelisten en de Apostelen; veel beter ons derwaards gevoegd dan tot calvinus, arminius, sabellius of socinus! |
|