verheerlykt. - Hy verheugt zich in de gantsche onafmeetbaare schepping; zyn hart gevoelt het zoet van haare milddaadigheden, en - verblyd in haar geschenk, dankt hy zelfs de stormen der Natuur, begeert geen zaliger lot; ja, wat leed hem dreigen mag! - wat rampen hem genaaken, hy - beschouwt dezelven als dienende - ten zynen nutte. ô! Zaligend Landleven, welke genoegens! Het ontbreekt hem aan geene Runderen, wier uiërs overvloeijen van Melk en Boter, noch wit, wollig, Vee, wier geblaet de lucht doet weêrgalmen. Hy zet zich vergenoegd in de schaduwe van het geurig Bosch, of in eenen aangenaamen Oord, schooner voor hem, dan het Thessalische tempe daar - by het springen van eene bron, vergeet hy alle zyne moeiten, het Zangryk Heir der Vogelen leidt zynen geest ten Hemel, en - hy vindt, en ziet, de schuilplaats der zuivere onnozelheid; hy ontdekt, met blydschap, al het waare en schoone, vol jeugd en levenskragt, daar hy steeds fris en kloek zich werkzaam houdt, alles door en door beschouwende, en in stilte op alles let.
Naauwlyks ziet hy de jeugdige lente te voorschyn tree. den, of hy erkent, in het gebloemte, de Hand des almagtigen en wyzen Scheppers, - de Morgendauw ligt noch op het nuchtre kruid verspreid, - de Zon is even te voorschyn gekomen, en - hy aanbid reeds de heerlykheid van Gods groote Werken!
Wanneer de zomer rypt, en de herfst van vreugde juigt, dankt hy zynen God, hy ziet al het Land met gouden glans vervuld, - zyn geest word geroerd, - en - diepdenkende, aan de Wysheid der hoogste Goedheid, heft hy eenen dankbaaren lofzang aan; - ja, zelfs de winter, hoe wild en woest, is voor hem, vol van zegen - het vreeselykste Onweder zelf, de Sneeuw, Ys en Hagel toonen hem Gods groote Almagt, daar hy de Sneeuw als boomwol ziet nederdaalen, - daar hy den Rym als stuivende asch op de aarde ziet stroojen, en - de heldere schoone Nacht, opgeklaard door koude, toont hem de onafmeetbaare perken des Hemels, hy beschouwd dat pronkstuk van Gods Werken, de Maan, en - de Sterren, en - hy verliest zich zelven, verrukt door het schoon gezicht!
Dan - in zyn stil Vertrek gezeten, slyt hy gerust en zagt zyne nuttige uuren; - een welgeschreeven Boek is ook zyn vermaak, daar kan hy, al leezende, Landen en Zeeën doorkruissen, Steden en Vlekken doorreizen, en - al wat 'er geschied, onbelemmerd beschouwen.
Edoch - de tedere liefdebanden voltooijen ook een gedeelte van zyn aardsch geluk, eene beste Vrouw voert al zyn heil in top; hoe smaakt hem de omhelzing der kinder lyke handjes, die hy weder regt vaderlyk in de zynen drukt, terwyl het lieve, onnozele, Kroost, aan zynen hals gestrengeld, hem hartelyk kussende, zyne genegenheid tracht