| |
Claudius, of de te leurgestelde geleerde. Eene vertelling, geschikt voor de gunstelingen van vernuft en geleerdheid.
(Uit het Engelsch.)
Het is menigmaalen opgemerkt, door den hoogmoed des Vernufts en de grommigheid van ongelukkig geslaagde Minnaars, dat Vernuft en Geleerdheid slegte aanbeveelingen zyn, in de gunst der Schoonen, en dat de Sexe, wel verre van behoorlyke hoogachting toe te draagen aan uitmuntende Zielsvermogens, altoos gereed is om de voorkeuze te geeven aan het indringend geslacht van Petit Maitres en Ligtmissen, boven de zodanigen, wier arbeid gestrekt heeft om het geluk der
| |
| |
Maatschappye te bevorderen; of wier gaven, de Eeuw waarin zy leefden, of het Land hunner inwooninge, tot luister strekten. ‘Indien gy bedoelt,’ is hunne taal, ‘de gunst deezer Kinderen van gemaaktheid en beuzelaary te winnen, moet gy, op éénmaal, vaarwel zeggen aan het gedrag en de waardigheid van een redelyk weezen, haare grillige luimen vieren, haare trotsheid onophoudelyk veel vleijen, en uwe aandagt geheel bepaalen op de jammerhartigste beuzelingen; met één woord, gy moet het kruipende van een Schoothondje, en de leevendigheid van een Aap, aanneemen.’
Maar deeze haatlyke beschuldiging, hoe algemeen ook toegestemd, en hoe schynbaar onderschraagd door de veelvuldige te leurstellingen, in de tedere geneigdheden der Geleerden, en Mannen van Vernuft, agt ik geheel van allen vasten grond ontbloot; ja, ik durf beweeren, dat, wanneer wy de gevallen behoorlyk overweegen, wy zullen bevinden, hoe het gebrek aan een gelukkig slaagen in dit opzigt, waar over de Geletterden zo veele klagten uitboezemen, voornaamlyk moet toegeschreeven worden aan hunne eigene Dwaasheid, (om het geen harder naam te geeven,) en, in veele gevallen, eer een bewys oplevert van het gezond verstand, dan van de zwakheid, der zo zeer ten onregte beschimpte Sexe.
Dat enkele Ligtmissen zomtyds gunstelingen der Sexe zyn, is eene onloochenbaare waarheid; dit valt Schoothondjes en Aapen ook ten deele. Maar hoe groot is het getal, of wie zyn de Vrouwen, die meer neigen, om de eerst-, dan om de laatstgemelde, te omhelzen, in het character van Egtgenooten? De vraag valt gemaklyk te beantwoorden! Er zyn, buiten twyfel, verstandloozen en beuzelaars, by beide de Sexen, en het is voegelyk, dat zy elkander gaande houden. Maar, indien wy raadpleegen met de gevoelens en het gedrag der Vrouwen, wier verstand niet zeer verre beneden het gewoone peil daalt, zullen wy doorgaande bevinden, dat zy, ter begunstiging zyn vooringenomen omtrent de zodanigen, die zich onderscheiden door hun vernuft, hunne schriften, of braafheid; en, indien zy, die gelukkig genoeg waren, om gunste te verwerven door hunnen goeden naam, dien vervolgens door hun gedrag verbeuren, zal het niet bezwaarlyk vallen, daar van de waare oorzaak op te geeven.
Lagen de Jaarboeken der Galanterie geheel voor ons open, zy zouden, geloof ik, ons overtuigen, dat de Mannen doorgaans slaagen, naar gelange van de uitsteekenheid hunner bekwaamheden; en vinden wy ons genoodzaakt een moeilyk vallende uitzondering te maaken, ten aanziene van Mannen van uitsteekende bekwaamheden, zullen wy dan ook niet gedrongen zyn, deeze uitzondering toe te schryven aan eene oorzaak, nog vernederender voor den letterkundigen hoogmoed? en moeten bekennen, dat, wanneer Beuzelaars en Ligtmissen zomtyds slaa- | |
| |
gen, terwyl Dichters en Geleerden versmaad worden, 'er maar al te veel reden is, om te vermoeden, dat de laatstgemelden zomtyds min berekend zyn, om een redelyk denkend weezen gelukkig te maaken! Ontelbaare gevallen zullen het staaven, als wy beweeren, dat zy doorgaans grommiger, dwinglandischer, ongezelliger, meer aan zelfbehaagenden hoogmoed overgegeeven, en zelfs min gespraakzaam en onderhoudend zyn, (in den kring van hunne eigene Familien,) dan zelfs hunne ongeletterdste mededingers. En welk eene maate van geluk kunnen uitsteekende bekwaamheden aanbrengen, indien de zorgzagtende bevalligheden van eene gezellige, gespraakzaame en inschiklyke, geäartheid geheel en al ontbreeken?
‘Ik verstaa u,’ roept veelligt een misnoegd Student uit: ‘'t is niet wegens de meerderheid onzer Bekwaamheden; 't is niet van wegen onze Talenten of opgedaane Kundigheden, dat wy moeten verwagten in aanmerking te zullen komen; 't is door deeze gaven op het altaar van de trotsheid der Schoonen op te offeren. De oorzaak van ons mislukken is blykbaar genoeg; wy kunnen ons niet schikken naar die kleine, niets beduidende, en slaafsche, oppassingen; waar door anderen haare gunst verwerven, zich zelven vernederende.’
Neen, dit is niet noodig. Beleefdheid, betooning van agting, en gezellige oplettenheid, om de Schoonen met tederheid, goedaartigheid en eenige leevendigheid, te onderwyzen, zal meer voldoen aan het Vrouwlyk hart, dan al de vleiende dienstvaardigheid van Moesjankers, en de kleine vryheden der Ligtmissen. De Man van Geleerdheid of Vernuft, die zich zo verre niet kan vernederen, heeft geen regt om zich te beklaagen, indien de agting voor zyne bekwaamheden niet in staat is om den wederzin, welke zyn voorkomen moet veroorzaaken, te onder te brengen: en valt de Schoone niet te berispen om het verwerpen van een Man, die zich te veel op zyne Talenten laat voorstaan, om haar met tederheid en beleefdheid te bejegenen, of wiens schoolsche ruwheid hem alle gezellige zagtaartigheid ontzegt, welke aan het leven de zoetste bekoorelykheden byzet, en, zonder welke, men het genoegen des Huwelyks-leevens, of zelfs de genoeglykheden der Vriendschap, te vergeesch zoekt. Geleerdheid en Vernuft moeten, even als schoonheid en Vrouwlyke leevendigheid van aart, alleen aangemerkt worden als de cleraaden van 't leeven, het weezenlyke van 't zelve is goedheid van aart en deugd: en, wanneer deeze laatstgenoemde, of een van beiden, ontbreeken, kunnen geene Talenten, hoe schitterend, aan den bezitter regt geeven tot liefde, of zelfs tot agting.
Claudius was een Jongeling van verbaazende Talenten, van een wonder vroeg ryp oordeel, en hy maakte vorderingen verre boven zyne jaaren. In het voortzetten zyner Studien, en het
| |
| |
aanleeren van Weetenschappen, spreidde hy eene kragt en fraalheid van Vernuft ten toon, vroeger dan men by de Jeugd in 't algemeen aantreft, dat zy eene keuze uit eigen beweeging doen in haare uitspanningen en tydkortingen; in een ouderdom, dat de Ouders op hunne Kinderen zouden geroemd hebben, als zy in vormen, van eigen maakzel, looden paardjes gegooten hadden, hadt hy zyne vrienden verrast met een schoon Historisch Schilderstuk, en behaalde roem door Proeven, in Onrym en Dichtstukjes, in de geagtste Maandwerken geplaatst.
Zodanig waren de begaafdheden, om welke claudius bewonderd wierd by zyne Ouders, by zyne Familie, en een vry uitgestrekten Kring van Bekenden, die van zyn Vernuft en vroeg behaalden Roem spraken; doch onder zyne Speelmakkers, (indien wy deezen naam mogen geeven aan die Schoolgenooten, met welken hy zich nimmer vermengde, dan om hun lessen te geeven, of met hun geschil te voeren,) stond hy bekend, door eene halstarrige aankleeving aan zyn eigen gevoelen, en onderwerping aan zyne aangemaatigde meerderheid. Het jeugdig tydperk des menschlyken leevens draagt de sterkste merktekens van aankleeving aan de Regten van de gelykheid der Menschen, en jonge Knaapen zyn zo ongenegen, om zich te onderwerpen aan de Aristokratie van verdiensten, als Menschen van verstand aan eenig ander soort van Aristokratie. Deeze geschiktheid van claudius vernielde, derhalven, al het geluk, 't welk hy aanzag als het Godlyk Regt van zyn grooter verstand, en hy was, in 't einde, eer hy den bedoelden loop zyner Letteroefeningen voltrokken hadt, genoodzaakt het Kweekschool te verlaaten, waar men eene algemeene vervolging tegen zyne benyde Talenten aanrigtte.
Met de jaaren van claudius, vermeerderde zyne Bekwaamheid, en zyne geaartheid werd desgelyks versterkt: en, dewyl de Drukpers en het Penseel, even zeer, de werktuigen waren, om zyne beroemdheid te verspreiden; werden allen, die door gelykheid van jaaren, door verbintenis of leevensömstandigheden, eenige betrekking op hem hadden, aangedrongen om zyne Vriendschap te zoeken: doch even zeer als zyne bekwaamheden hun trokken, stootte zyne geaartheid hun af: zo dat, schoon allen, die hem van verre kenden, zyne verkeering zogten, naauwlyks één eenige, die gemeenzaam met hem wierd, hem met een tedere of volstandige genegenheid bybleef. Hy miste niet, zulks toe te schryven aan de onstandvastigheid, de dwaasheid of zelfs de ondankbaarheid, des Menschdoms: want 'er greetig op gesteld om Vriendschap te verkrygen, die hy niet kon behouden, besteedde hy altoos zyne gunstbetooningen, aan elk die hy maar eenigzins kende; hoewel hy dikwyls, door de onbevallige wyze, aanstoot gaf, als hy meende te verpligten.
Alle deeze omstandigheden konden niet naalaaten zyne natuurlyke naargeestigheid te vermeerderen, en de stugheid van zyn
| |
| |
aart te versterken; hier kwam nog by, dat zyn Vader, die zyne afkomst rekende van een lange reeks Krygsbevelhebberen, het Ouderlyk gezag gebruikte, om den Voorouderlyken trots te handhaaven, en hem dwong, om, rechtstreeks strydig met zyne geaartheid, eene post in den Krygsdienst te aanvaarden.
Niet lang na zyne intrede in dit eervolle beroep, (want, zo hebben de zamenstemmende vooröordeelen des Menschdoms 't zelve altoos aangezien,) kreeg hy kennis aan een Medeöfficier, met wien hy wonder overeenkwam, in haat tegen zyn Beroep, en verontwaardiging tegen het Vaderlyk gezag, 't welk hem tot het aan vaarden genoodzaakt hadt. - Deeze Officier, Capitein woodford, een Man van Letteren, en een tot geestdryvens toe Bewonderaar van allen, in welken hy het minste zweemzel van een vroeg ryp Vernuft ontdekte, hadt de voortbrengzels van onzen Held dikwyls gezien en bewonderd. De regtmaatigheid der gevoelens, de rykheid van verbeelding, en de kragt van uitdrukking, strekten niet alleen tot eere voor een Jongeling van negentien jaaren; maar Schryvers van naam zouden zich niet geschaamd hebben, ze voor de hunne te erkennen. Hy vondt, derhalven, grooten smaak in de verkeering met iemand, zo lang door hem gezogt; hy kweekte dezelve aan met een yver, welke hem verblindde omtrent alle gebreken, in de geaartheid en Zeden van zyn nieuwen Vriend, en de Bevelen van den Souverain, die, binnen kort, den jongen claudius met zyn Regiment riepen, om buiten 's Lands te dienen, voorkwamen het, dat zyne oogen voor die begocheling geopend wierden; terwyl eene briefwisseling, zo geschikt (zonder eenig behulp van voorbedagte veinzery,) om de beminnelykste trekken van zyn character op te hoogen, en de mishaagelyke te bedekken, de steeds aangroeiende vooringenomenheid tot de sterkste verknogtheid deedt opwassen.
Dewyl Capitein woodford eene Zuster hadt, die hy zeer beminde, en met welke hy in de grootste vertrouwlykheid omging, las hy haar menigwerf de Brieven voor van zynen schranderen Vriend, in het vast vertrouwen, dat, het geen hem zo zeer behaagde, ook tot haar genoegen zou medewerken.
De tederhartige evelina luisterde met eene steeds toeneemende voldoening na Brieven, die, in de vuurigste taal van opregtheid, eene onverbreekbaare verkleefdheid aan haar geliefden Broeder te kennen gaven, en teffens, in de tederste uitdrukkingen van gevoel, de gunstige trekken van den geest van claudius schilderden; doch de ongelukkige gebreken van zynen aart, die, in het eenzaam schrysvertrek, zo zelden gelegenheid vinden om te voorschyn te komen, in eene ondoordringbaare duisternis lieten, en kon haar Broeder het altoos niet nalaaaten, in de vrolykheid des onderhouds, zyne hoop onder het dekkleed van jokkerny te kennen te geeven; haar vertellende de Legenden der
| |
| |
overlevering, en Romans van Ridders en Jonkvrouwen, zugtende om een beroemden Naam, en kwynende door de in de lugt schermende zugt na vermaardheid.
Van deezen aart waren de vooringenomenheden der beide Partyen toen claudius in Engeland wederkeerde, niet bekleed met eerlaurieren van betoonde Krygsdapperheid, maar met eenige maate van roem wegens persoonlyken Moed, welken vyf of zes Tweegevegten buiten alle mogelyke tegenspraak gesteld hadden. Welhaast werd hy ingebragt by evelina, en gevoelig voor haare bekoorelykheden; en schoon zyn persoon, die onbevallig en klein was, slegts weinig beantwoordde aan het afgetrokken denkbeeld van een Held of Aanbidder van Apelle en de Bevalligheden, bragt de schoone evelina op 't leevendigst voor haare verbeelding de treffender schildery van zyne zielsuitmuntendheden, en nam, haare te leurstelling aan eene zyde schuivende, met eene pryzenswaardige grootsheid de noodiging aan, die haar, door middel van haaren Broeder, werd voorgesteld, om den erkenden Man van Letteren na eene plaats van openbaar vermaak te vergezellen. Zyne styve houding (want hy was welnig gewoon in 't gezelschap van Dames) zag zy over 't hoofd, en luisterde met greetigheid na zyne aanmerkingen, hoewel ze zelden tot haar waren ingerigt; en kon zy niet naalaaten naderhand by haaren Broeder te betuigen, dat zyne bedenkingen, zelfs op de beuzelagtigste omstandigheden, iets in zich hadden, 't welk de verheevenheid van zyn vernuft en verstand aantoonde.
Naardemaal woodford zeer verslaafd was aan eenen vrolyken leeftrant, en nimmer na eene plaats van openbaar vermaak ging zouder zyne Zuster, dong claudius 'er na om hem in dien smaak te volgen; zo dat men dit vriendlyk Drietal, eene geruime wyl, bykans in alle fatsoenlyke cirkels aantrof. Claudius voer voort met zyne aanmerkingen aan woodford mede te deelen, en evelina hieldt hem bestendig voor een jong Heer, dien elk moest bewonderen en hoogagten.
De eerste keer dat zy hem in een eenigzins ongunstig licht beschouwde, was op een Bal. Te deezer gelegenheid was hy door den draaiboom eener boersche styfheid, en een afstandvol ontzag, heen gebrooken, en dong na de eer van haare hand te mogen verwerven; doch hy kweet zich zo ongeschikt in een bedryf waar voor hy niet berekend was, dat hy eenig gelach onder het gezelschap verwekte; zyn aangebooren aart ontdekte zich in eene jaloursche trotsheid en het aandringen op de geheele aandacht van zyne Beminde, 't welk zy, ondanks al haar believen, en vriendlyke gezindheid, niet kon verdraagen.
Woodford zag, met leedweezen, deeze sterke opwellingen van eene geaartheid, welke hy reeds in claudius hadt beginnen te vermoeden; en, vreezende dat derzelver invloed op het hart
| |
| |
zyner Zuster eene Verbintenis mogt te leurstellen, op welke hy zeer gesteld was, besloot hy het tooneel te veranderen, zo ongeschikt tot het ten toon spreiden van de Talenten zyns Vriends, en hem gelegenheid te verschaffen om de verloorene agting te herwinnen. Hy nam eene gelegenheid waar, om zyn kleine party (meest bestaande uit jonge lieden, die liefhebbers van letteren en lieden van smaak waren) in eene nabygelegen kamer byeen te krygen, waar een koud Collation tot hun onthaal gereed stondt. Welhaast wist hy onzen Held, (die meer bedreevenheids bezat in het gebruik zyner stemme, dan van zyne lichaamsvermogens ten stryd,) uit te lokken tot het ontvouwen van eenige Grondstelling in de Zedekunde. Claudius, die een opregt en vuurig Zedekundige was, bevondt zich nu in zyn natuurlyk element; hy bekoorde den geheelen kring door de geestige en fraaije wederlegging der valsche Grondstellingen, welke zyn edelmoedige tegenstreever, met voordagt, hadt aangevoerd; en volkomen botvierende aan zyne verbeeldingskragt, deedt hy de reeds warme gevoelens van Deugd en Goeddaadigheid nog beminnelyker worden door de schoone beschryvingen, welke hy 'er aan toevoegde. - De stem van claudius, wanneer hy ingenomen was met eenig onderwerp, was welluidende, en vermeesterend. Dit bragt te wege, dat de onbehaaglyke herdenking van zyne lompheid en kwaadaartigheid welhaast week uit den zagten boezem van evelina, ja hy maakte een diepen en voor hem allergunstigsten indruk op haar hart, door het gelukkige vertoon zyner verstandlyke vermogens.
Woodford begon welhaast zich zelven geluk te wenschen, over het gelukkig slaagen van zyn list; want daar claudius vooraf zyn Vriend opening gegeeven hadt van de vuurigheid zyner liefde, len gebeden om zyne medewerking tot het verwerven van de wederliefde zyner Zuster, nam deeze, naa dat zy weder t'huis gekeerd waren, eene gunstige gelegenheid waar, om het gesprek van de algemeene ontmoetingen in den avond te wenden op het byzonder onderwerp, 't geen hem zo na aan 't harte lag; hy schilderde met gloeiende kleuren de liefdedrift van zyn Vriend, en drong de zaak met zo veel vrymoedigheid als de kieschheid voor de vryheid der gevoelens zyner Zuster gedoogde, by haar aan. Evelina, die een Kind der Natuure en een Vreemdeling der Kunst was, beleedt openlyk aan haaren Broeder, dat zy eenige vooringenomenheid omtrent claudius gevoelde, dat zy zyne bekwaamheden bewonderde, en zyne beginzels hoogagtte.
Maar dit vrolyk toelachend uitzigt werd welhaast beneveld; want als claudius nu toegang vergund werd op den voet van een verklaard Minnaar, vermenigvuldigden zyne bezoeken, en de gelegenheden, om met zyne Schoone te verkeeren, verschaf- | |
| |
ten haar middel om zyne waare geaartheid te ontdekken. Het smertte haar grootlyks de edelste verstandsvermogens gepaard te zien met de onaangenaame hoedanigheden van een ongezelligen aart; het baarde by haar wederzin, als zy bevondt, dat de aanmoediging, welke zy gegeeven hadt, om zyne vreesagtige beschroomdheid te verdryven, hem op ééns met een zich alles aanmaatigend vertrouwen vervulde; en zy kon niet dan met verontwaardiging ontdekken, dat hy de fynste bekwaamheden van vernust, by de minste terging, gebruikte, tot oogmerken die eene heerschzugtige kwaadaartigheid te kennen gaven, en dat de schitterendste betooniugen van eene leevendige verbeeldingskragt, geheel en al, overspreid waren met de donkerste verwen van jalousy en agterdogt, welke al haare toegeevenheid niet kon verzagten.
Claudius bemerkte welhaast, of hy verbeeldde zich te ontdekken, dat hy maar schaars deelde in haare genegenheid: en deeze ontdekking vervoerde hem tot een gedrag, 't welk noodzaaklyk dezelve moest verminderen. Zyne houding, zints hy als Minnaar was toegelaaten, droeg de kentekens van een wonderlyk mengzel van onoplettenheid, ruwheid en verwaandheid; doch nu werd dezelve stuursch, lomp en aanstootlyk. Het was altoos zigtbaar geweest, dat hy het verstand der Sexe zeer laag stelde; maar nu kon hy zich niet wederhouden van versinaadende uitdrukkingen; en indien zy slegts een woord sprak tot een Heer van haare kennis, die zich nevens hem by haar bevondt, kon zy zeker staat maaken, dat zy een onderhoud te wagten hadt vol schampere aanmerkingen over de schrandere voorkeuze aan Domooren en Ligtmissen, en de wysheid der Sexe, die vermaak schiep in Mannen van verstand ter bespottinge te stellen, terwyl zy zich vergaapten aan opgepronkte Gekken, en Modehansen.
De arme evelina ontwaarde thans hoe groot een onderscheid 'er is tusschen bewondering van Letterkundige bekwaamheden en Liefde, en hoe moeielyk het is alle de hoedanigheden, welke de eerste aanpryzen, te vereenigen met alles wat tot een tegengift van de andere kan dienen; en terwyl claudius, tegen de beuzelagtigheid der Sexe uitvoer, als altoos ongevoelig voor de verdiensten en de drift van Lieden van Geleerdheid en Vernuft, merkte zy, met meer reden, op, dat zy, indien ze ongelukkig moest worden, het voor haar een kranke troost zon weezen, of het schepzel, 't welk haar ongelukkig maakte, bewonderd wierd om zyn Verstand, of bewierookt wegens zyn Vernuft.
Dan de meeste kommer ging evelina aan, uit hoofde van de engte waarin zy zich gebragt vondt ten aanziene van haaren Broeder; want zy vreesde voor het doen eener verklaaring, die zyne naauwste vriendschaps-verbintenis op eenmaal moest afbreeken, en nogthans kon zy het denkbeeld niet verdraagen,
| |
| |
om, zonder des reden te geeven, strydig te handelen met zyne begeerte; zelfs in gevallen waarin zyne braafheid haar altoos hadt voorgehouden, dat zy voor haar zelve moest kiezen.
Het gedrag van claudius verloste haar, nogthans, welhaast uit deeze verlegenheid. Want, korten tyd daar naa, op eene bepaalde Masquerade zich bevindende, verbeeldde zich de on rustige jalousy van claudius, (vooraf verbitterd door de weigering van zulke vryheden, als zyne vermetelheid hem eer dan het gezond oordeel voorschreef,) dat elk Masker een begunstigd Mededinger bedekte, en hieldt elk woord tot een ander gesprooken voor een hoon hem aangedaan; en hy borst uit in zulke onbeschofte bewoordingen, dat hy drie of vier onderscheide uitdaagingen kreeg; vervolgens betoonde hy zyne oploopende kwaadaartigheid aan de glazen en kandelaars; hy bragt het geheele gezelschap in verwarring; en, terwyl de beminnelyke evelina den om haar staanden kring verlustigde door de aangenaame toonen van haaren zang, uitte deeze Geletterde Wildeman zyn misnoegen door afgebrooke vloeken; en stondt eindelyk van de tafel op met eene hard op gesprookene verwensching der Vrouwlyke Verkeerdheid, dewyl evelina een airtje zong, om 't welke het gezelschap haar verzogt hadt, daar zy wist dat 'er een ander was, 't welk hy liever hoorde.
Woodford, die, langen tyd, met eene stilzwygende bekommerdheid, het vreemde gedrag zyns Vriends hadt gade geslaagen, nam de eerste gelegenheid waar, om met zyne Zuster te vertrekken; en liet den Zoon van Onrust en Vernuft voortgaan met te vloeken over de ligtzinnigheid der zodanigen, die niet willen erkennen, dat schitterende Talenten Beestagtigheid beminnelyk maaken: hy liet het aan hem over, om, met gevaar zyns leevens, de geschillen te beslissen, waaraan de geweldigheid van zyn aart hem dien avond blootstelde.
In deeze Proeve heb ik niets meer gedaan dan een daadlyk bestaand Character te schetzen, en geen schepzel van myne eigene verbeelding den Leezer voorgehouden. Ik merk, derhalven, het opgehangen Portrait niet aan, als een zinnebeeldige schets van het geheele lichaam der Geletterden; ook wil ik niet aanduiden dat grommigheid en kwaadaartigheid noodwendig Vernust vergezellen; of dat groote Zielsbekwaamheden een Mensch ongeschikt maaken voor het genot van gezellige verkeering. 'Er zyn zeker in dit Ryk zommigen, en in een nabuurig Ryk van Letteren en Vryheid veelen, die de grootste Geleerdheid paaren met de inneemendste Goedaartigheid; en, by het vuur van Vernuft, fraaije Zeden laaten schitteren, en, de zodanigen mogen zich altoos verzekerd houden van eene allergunstigste bejegening der schoone Sexe. - Alles, wat ik wil inboezemen, komt hier op neder, dat, wanneer geleerde Lieden versmaad worden door de Sexe, zy deeze on- | |
| |
genade niet moeten toeschryven aan de uitmuntendheid hunner bekwaamheden; maar aan eenige hoedanigheden of hebbelykheden, welke zy zouden kunnen wegneemen, zonder eenig nadeel aan hunne Talenten; ja die het zelfs hun pligt is te hervormen, hun pligt voor zich zelven en voor de Maatschappy - wel verre van dezelve aan te kweeken door een hoogst onredelyken hoogmoed. |
|