Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Ophelderende aanmerkingen over het boek van Ruth.(Ontleend uit de Preface sur le Livre de ruth. Par charles chaïs.)
Het Boek van ruth is den Tytel, welken 't zelve draagt, verschuldigd aan eene Moabitische Vrouwe, beroemd door haare Bekeering tot den Dienst van den waaren god; door haare tweede Echtverbintenisse met een uitsteekend. Man uit den Stam van juda, en door de doorluchtige Naakomelingschap, welke haar als veradeld heeftGa naar voetnoot(*). Niet vreemd is het dit Boek aan te treffen onmiddelyk naa dat der richteren, en aan 't hoofd der Boeken van samuel. Dit is de natuurlyke plaats, dewyl de Schryver, de Geschiedenis van ruth vermeldende, hoofdzaaklyk opgeeft de Geslachtlyst van david, den Opvolger van den eersten Koning onder Israël, den Vader van alle de Koningen van Juda, en, om iets veel grooters te zeggen, den heiligen Stam uit welken de christus voortkwam, den scilo, welken de Volken zouden gehoorzaam zynGa naar voetnoot(†). Bezwaarlyk kon men dit stuk in de Geschiedenis der Richteren plaatzen: dewyl, schoon de gevallen, in 't zelve vermeld, ten tyde der Richteren voorvielen, het tydperk zelve zeer onzeker is. Van den anderen kant, zon het plaats gunnen aan dit Boek, in het Leeven van david, het verhaal der Gebeurtenissen onder de Regeering van saul afgebrooken hebben. Niets was, derhalven, voeglyker dan 'er een afzonderlyk Boek van te maaken, als een Aanhangzel op de Geschiedenis der Richteren, en eene Inleiding tot die der KoningenGa naar voetnoot(‡). De hedendaagsche Jooden maaken 'er een der Migilloth van, of een der | |
[pagina 186]
| |
Boeken, welken zy onmiddelyk op de vyf Boeken van moses laaten volgen. (1) Het Hoogelied van salomo; (2) ruth; (3) de Klaagliederen van jeremia, (4) de Prediker, (5) estherGa naar voetnoot(*). Dan hunne Voorvaders rangschikten ruth onder de Geschiedkundige Boeken, onmiddelyk vóór die van samuel, en terstond na die der richteren, 't zelve als een Toevoegzel daarvan beschouwende; en dit is de rang, in welken de Leeraars der Christelyke Kerke 't zelve altoos geplaatst hebbenGa naar voetnoot(†). Het Onderwerp deezes Boeks doet zich, in den eersten opslage, als niet zeer belangryk voor. Een hongersnood noodzaakt een Burger van Bethlehem die Stad te verlaaten met zyne Huisvrouwe en twee Zoonen. Elimelech, (zo was hy geheeten) komt in de velden moabs, zet zich daar neder, en sterft. Zyne Weduwe naomi trouwt haare twee Zoonen, machlon en chiljon, uit aan ruth en orpa, beide Moabiten en Heidinnen. Beide de Zoonen sterven kinderloos. Naomi bevindt zich, met haare Schoondogters in de uiterste verlegenheid. Inmiddels onderrigt, dat de Hongersnood in Juda was opgehouden, kiest zy de party om na Bethlehem weder te keeren. Haare Schoondogters willen haar volgen. Zy stelt haar de gevolgen van dien stap met allen ernst voor oogen. Orpa voelt 'er zich door getroffen, en blyft in haar Vaderland, maar ruth, onafscheidbaar verbonden aan haare Schoonmoeder, houdt zich vast aan het oogmerk om haar te volgen; niets is in staat om haar van dit besluit af te brengen. - Zy komen te Bethlehem. Ruth tot de laagte gebragt om Koornairen op te leezen op het veld, waar men graanen inoogstte, wordt met alle vriendlykheid ontvangen, en met alle edelmoedigheid bejegend op de velden van boaz, een eerwaardig Man, en van rang, onder de Bethlehemiten. Zy geeft dit berigt aan naomi; deeze onderrigt haar, dat boaz een haarer naaste Bloedvrienden is, en een der geenen, die, volgens 's Lands gebruik, haar moest trouwen: zy raadt haar op den Dorschvloer van boaz te gaan, wanneer men met dorschen begon, zich daar te verbergen, en aan de voeten van boaz te gaan leggen, wanneer deeze in slaap zou gevallen weezen. Ruth gehoorzaamde; boaz ontwaakt, | |
[pagina 187]
| |
hy herkent haar, roemt haare deugd, pryst haar bestaan, en belooft haar te zullen trouwen, indien een nader Bloedverwant, dan hy, toestemt om af te staan van een regt, 't geen hy hadt om haar ter Vrouwe te neemen. - 's Auderendaags roept hy deezen Bloedverwant om zich op de Poorte van Bethlehem te laaten vinden, en zich te verklaaren; deeze doet plegtigen afstand van elimelechs Opvolger te weezen, en van het Huwelyk met ruth. - boaz trouwt haar, en verwekte by haar een Zoon obed geheeten; uit obed sproot isai voort, en deeze was de Vader van davidGa naar voetnoot(*). Dit is de korte inhoud, en het gevolg, van ruths Geschiedenis. Wat heeft men meer noodig om 'er de aangelegenheid van te bezeffen? Is het niets, of is het van weinig betekenis, eene Gebeurtenis te weeten, die als 't ware ten sleutel strekt van de Geslachtlyst van een der grootste Vorsten, van een Vorst in wien de Koninglyke Familie van juda haar eersten Stamvader eert? En waaraan is de Geslachtlyst voorts gehegt? Aan de grootste aller Gebeurtenissen, aan het gewigtigste aller Voorvallen, aan de Geboorte van jesus christus, wiens Afkomst zy aanwyst. Indien david, door boaz en pharez, afgestamd van den Aardsvader juda, Zoon van jacob, Kleinzoon van abraham, de Stam geweest is van jesus, te Bethlehem gebooren uit de Maagd maria, ondertrouwd met joseph, dan is die jesus, naar den vleesche, uit het Koninglyk Bloed van david, uit den Stam van juda, en een Spruite uit den Tronk van isai, gelyk de christus weezen moest. De Godspraaken hebben het voorzegd, de Geschiedenis van ruth bevestigt hetGa naar voetnoot(†). 't Is waar dat de Geslachtrekening van davids Huis hier geboekt is op eene wyze, die zwaarigheden baart, misschien, op zo groot een afstand van tyd, onoplosbaar. Zints het Jaar, dat de Israëliten uit Egypte toogen, tot het vierde jaar der Regeeringe van salomo, rekent de Geschiedschryver van het Eerste Boek der Koningen 480 jaaren. Neem van deeze 40 jaaren af, voor het verblyf diens Volks in de Woestynen van Arabie, 70 voor het Leeven van david en 4 van de Regeering van salomo, en gy zult eene som krygen van 114 Jaaren, die van 480 | |
[pagina 188]
| |
afgetrokken 366 overlaaten, verloopen zedert de intrede der Kinderen Israëls in 't Land van Canaan in het Jaar der Waereld 2553, tot de geboorte van david in het Jaar der Waereld 2919. - Nu schynt dit tusschenvak van 366 Jaaren, volgens den Schryver des Boeks van ruth, aangevuld te moeten worden door vier Geslachten. Want, indien salmon met rachab trouwde, dezelfde rachab, die de Israëlitische Verspieders herbergde, is het openbaar, dat dit Huwelyk niet heeft kunnen voltrokken worden, dan naa de bemagtiging van Jericho, het zelfde jaar waarin gods Volk het beloofde Land introk. Derhalven moet salmon, naa zyn Huwelyk, nevens boaz, obed en isai, den Vader van david, die geheele tusschenruimte aanvullen. Het moet dan zyn dat eenigen hunner, naa den anderen, de gewoone perken van 't menschlyk leeven overschreedden, en dat bykans allen Kinderen gehad hebben in eenen zo ver gevorderden Leeftyd dat de zaak onmogelyk schyneGa naar voetnoot(*). Geleerde Rabbynen, en naa hun eenige Christen-Uitleggers, hebben geloofd de zwaarigheid te kunnen wegneemen, met te veronderstellen, dat 'er drie boazsen geweest zyn, de een de Zoon van salmon en Vader van den tweeden boaz, uit wien de derde voortsproot, die het leeven gaf aan een derden, uit welken obed gebooren werdGa naar voetnoot(†). Maar dit is eene bloote gissing, uitgedagt om zich uit verlegenheid te redden; dezelve steunt op geen grond, en, volgens allen schyn, behoeft men 'er de toevlugt niet toe te neemenGa naar voetnoot(‡). In de daad, schoon het thans zeer zeldzaam is, en dat het waarschynlyk reeds zo was in den tyd van welken wy spreeken, veele persoonen eenen zo hoogen ouderdom te zien bereiken, en zo laat Kinderen te krygen, is de zaak niet onmogelyk. Men kan met den geleerden usserius veronderstellen, dat salmon, by rachab, boaz verwekt hadt, 42 Jaaren naa de bemagtiging van Jericho, dat boaz Vader van obed wierd, 102 Jaaren oud zynde; en obed Vader van isai op zyn 111 Jaar, gelyk ook isai van david, 111 Jaaren oud zynde: deeze vier Leeftyden geeven de 366 Jaaren, welke men zoektGa naar voetnoot(§). Of | |
[pagina 189]
| |
het kan zyn dat salmon, 100 Jaaren bereikt hebbende, boaz verwekte 66 Jaaren naa den overtocht der Jordaane, dat boaz 100 Jaaren oud was by de geboorte van obed en isai, desgelyks 100 by die van david; dan bekomt men weder 366 JaarenGa naar voetnoot(*). De hooge ouderdom dier Persoonen moet niet ongelooflyk voorkomen. De zaak is niet zonder voorbeeld in laateren tyde. Jehojodath, de Hoogepriester, stierf 130 Jaaren oud zyndeGa naar voetnoot(†). Plinius gewaagt van Menschen, die 120, 130 en zelfs 150 telden. Usserius verhaalt de Historie van thomas parr, in den Jaare 1483 in het Graafschap Shrop gebooren, en gestorven in 't Jaar 1635, oud 152 Jaaren en 9 Maanden. Hy was tweemaalen getrouwd geweest, de eerste keer op zyn 80, en de tweede op zyn 122 Jaar. In 't Jaar zyns overlydens hadt le Graaf van Arundel hem in een Draagstoel na Londen laaten brengen, waar hy den Koning werd voorgesteld. In 't Jaar 1600 stierf jacques weston, een Engelsch Generaal, in zyn 131 Jaar.Ga naar voetnoot(‡) Henri jenkins, uit Yorck afkomstig, hadt 169 Jaaren geleefdGa naar voetnoot(§). Buchanan getuigt, dat in zyn tyd een Visscher van het Eiland Hitland, Laurens geheeten, getrouwd was, 100 Jaaren oud zynde, dat hy op zyn 140 Jaar zyn beroep op Zee nog waarnam by het slordigste weêr, en dat hy van ouderdom stierf, zonder ziek geweest te zynGa naar voetnoot(**). Men vermeldt van een Landschap in Engeland, waar zich, niet zeer lang geleden, twaalf Landhoevenaars bevonden, die met elkander 1000 Jaaren uitmaakten. Scaliger spreekt van een Grysaart van 140 Jaaren, van geheel Parys gezien in 't Jaar 1584. Hy verzekert, by verhaal en by ondervinding, lieden gekend te hebben, van 120, 125 en 130 Jaaren. Olaus rudbeck zegt, in zyn Atlantica, dat, volgens de Doopboeken en Sterflysten, door zyn Broeder den Bisschop van Arosie hem gezonden, en die niets behelsden dan de drie-en-zeventig eerste Jaaren van de laatst verloopen Eeuwe, in de uitgestrektheid van twaalf Parochien, 232 Menschen of dood of nog leevende gemeld wierden, van welken de jongste 90 Jaaren bereikt hadt, en eenige 140; dat boven allen uit- | |
[pagina 190]
| |
staken twee; de een gestorven in zyn 156 Jaar, en de ander nog ouder. Men spreekt van een Grysaart die zich te Cleef bevondt in 't Jaar 1666, 120 Jaaren oud, en die twee Jaaren te vooren, in den Haage, een Engelschman ontmoet hadt, toen, gelyk hy, 118 Jaaren ondGa naar voetnoot(*). De beroemde scheuchzer verhaalt verscheide byzonderheden van jean leonard fopper, een Grison, den 1 May 1614 gebooren, en die, ondanks de aanhoudende vermoeijenissen zyns leevens, in het Hospitaal te Zurich overleed, 109 Jaaren volteld hebbende. Zes Jaaren, vóór zyn dood, hadt hy, by zyne Vrouwe ursula hirtzel, uit het Canton Zurich, eene Dogter verwekt, den 18 Aug. 1707 gedoopt. De Schryver voegt 'er by, dat, volgens het zeggen van dien Grysaart, zyn Vader, naa meer dan eene eeuw geleefd te hebben, drie Kinderen verwekt hadt, dat 'er onder zyne Voorouders weinigen beneden die jaaren gestorven warenGa naar voetnoot(†). De nieuwsmaaren gewaagden op zyn tyd van teuntje bort, Weduwe van ary sterk, te Wyk te Duurstede overleden in 't 117 Jaar; zy getuigen, dat in 't begin des Jaars 1756 te Drieburg, in het Bisdom Paderborn, een Man overleedt van 119 Jaaren. Den 14 Aug. 1757 stierf te Gorcum eene Dame van meer dan 103 Jaaren, en den 9 Sept. te Breda een Man van meer dan 104 Jaaren. In de maand Juny van dit zelfde jaar kondigde eene Gazette Litteraire te Parys den dood aan van denis gaignard, een Boer van Maine, in volle gezondheid gestorven, oud 122 Jaaren; naalaatende ééne Dogter van 95 Jaaren. Wy twyfelen niet of wy zouden, deeze naspeuringen verder voortzettende, nog verscheide andere voorbeelden kunnen bybrengen om de veronderstelling van usserius te regtvaardigenGa naar voetnoot(‡). Men moet egter de waarheid zeggen, indien die voorbeelden bewyzen dat deeze veronderstelling niets onmogelyks heeft, zy niets meer bewyzen. Wanneer, in den loop der Eeuwen, op die van moses volgende, men nog meer voorbeelden vondt van Menschen, die de gewoone grenspaalen des leevens overschreedden, zal het altoos | |
[pagina 191]
| |
nog verbaazend vreemd blyven, ja bykans ongelooflyk zyn, dat in dezelfde Familie zich eene Vrouw bevondt, op haar 62 Jaar Moeder geworden, dat de Zoons, de Kleinzoons, en Agter-Kleinzoons dier Vrouwe allen de honderd Jaaren zouden bereikt hebben, of daar boven oud geworden weezen, eer hunne Afstammelingen te voorschyn kwamen. De zaak is mogelyk, wy herhaalen het; doch is dit genoegzaam om ze geloofwaardig te maaken? Een nieuw Schryver, gelyk veele anderen, door deeze zwaarigheid getroffenl, vindt met weinig moeite oplossingsmiddelen in eene leevendige en vrugtbaare verbeelding; deeze verrykt met een meer dan gemeenen voorraad van Geleerdheid en Oordeelkunde, deedt hem een gewaagden stap van gissingen doen, waaraan men de toestemming niet zou kunnen weigeren, indien dezelve zo wel beweezen zou kunnen weigeren, indien dezelve zo wel beweezen als vernuftig en stout waren. Die Schryver is Vader houbigantGa naar voetnoot(*). Hy gelooft, dat in de Geslachtlyst van david, op 't einde des Boeks van ruth te vinden, twee Geslachten zyn overgeslaagen, en onder de begunstiging van eenige veronderstellingen, gist hy na de Naamen van de twee Hoofden, door de onoplettenheid der oude Afschryveren overgeslaagen. De Hebreeuwsche Text houdt in, dat nahesson salma gewan, en salmon boaz. Zie hier twee verschillende Naamen salma en salmon. Men heeft geloofd, dat het twee onderscheidene uitgangen waren van den eigen Naam dien de Vader van boaz droeg; de voorbeelden van die verschillende uitgangen deszelfden Naams zyn niet zeldzaam; maar Vader houbigant vindt 'er twee weezenlyk verschillende Naamen, en vooraf veronderstellende, 't geen in verschil hangt, te weeten, dat salma de Vader was van salmon, merkt hy op, dat 'er eene uitlaating in den Text is, en dat men, om denzelven in de oorspronglyke volkomenheid te herstellen, het 20 en 21 vs. in deezer voege te leezen hebbe. Aminadae gewan nahesson, en nahesson gewan salma, en salma, gewan almon, en salmon gewan boaz. Dit is de eerste gissing. Hy ontveinst niet, dat men 'er eene aanmerkelyke zwaarigheid tegen in kan brengen, eene zwaarigheid welke | |
[pagina 192]
| |
hem lang gehinderd heeft; naamlyk, dat wy, 1 kron. II: 11, uitdruklyk vermeld vinden, dat nahesson salma gewan, en dat salma boaz gewan. Matth. I: 4, 5, dat nahesson salmon gewan, en salmon boaz gewan, en luk. III: 31, 32, dat david de Zoon was van jesse, Zoon van obed, Zoon van boaz, Zoon van salmon, Zoon van nahesson; drie zeer agtenswaardige getuigenissen, om te staaven, dat, volgens de tegenwoordige leezing dier plaatze, in het Boek van ruth, salma en salmon een en dezelfde Man ware. Vader houbigant gelooft niet te min, dat hy zich boven die zwaarigheid kan verheffen. Zonder gewag te maaken van lukas, antwoordt hy, dat de plaats, in het Boek van ruth, ééns veranderd zynde, de Schryver der Kronyken, en naa hem de Euangelist mattheus, die Geslachtlyst gegeeven hebben, zo als zy dezelve vonden; schoon zy wel verzekerd waren van de misstelling; even eens als mattheus, in de Geslachtlyst van jesus christus, drie Koningen agterwege gelaaten heeft, zonder des eenige melding te doen, om dat hy derzelver Naamen niet aantrof in de Geslachtlysten ten zynen tyde onder de Jooden in zwang, schoon hy wel bemerkte dat zy in dit geval niet naauwkeurig waren. Maar kan men gelooven dat esdra, die voor den Schryver van de Boeken der Kronyken gehouden wordt, de Geslachtlyst van david heeft willen gronden op een brok in 't Boek van ruth, welken hy wist dat gebrekkig was, zonder des iets aan te merken, of dien misslag te regt te brengen? Is het waarschynlyk dat de Euangelist mattheus, en lukas, boven al de eerstgemelde, die aan de Kronyken en aan ruth heeft toegewyd, dat salmon boaz gewan by rachab, geene zo groote misstelling in de oude Schryveren zou hebben durven veranderen? Hoe kan Vader houbigant zeggen, dat mattheus in de Geslachtlyst van jesus christus de Naamen van drie Koningen onder de Voorouderen onzes Zaligmaakers verzweegen heeft, en dat men die Naamen niet aantrof op de Geslachttafelen ten zynen tyde onder de Jooden in hoogagting? Hy was buiten twyfel niet onkundig van andere redenen voor deeze verzwyging door de Geleerden opgegeeven, en dat deeze redenen zeer aanneemelyk zyn. De Koningen, door mattheus overgeslaagen, zyn ahazia, joas en amazia. Misschien heeft hy dezelven niet vermeld om tot het derde Geslacht de gedagtenis te verzwygen van de Vorsten afgestamd van achab, door athalia, Moeder van ahazia, en waardige Dogter van een | |
[pagina 193]
| |
Vader zo onwaardig als hy. Mogelyk ook dat mattheus deeze drie Naamen alleen verzweegen heeft om het getal van veertien te bewaaren in de Geslachten der drie Tydperken van welken hy spreekt. Buiten dien is het eene andere zaak eene opene plaats niet aan te vullen, met 'er Persoonen, op een Geslachtlyst vergeeten, in te vullen, eene andere zaak daarin een hoofdmisslag, daar voor bekend, te laaten blyven; en dit zouden mattheus, lukas zo wel als esdra, gedaan hebben, indien zy ons in den waan gelaaten hadden, dat salmon, Vader van boaz, de Zoon was van nahesson, schoon zy wel verzekerd waren, dat hy diens Kleinzoon en de Zoon van salma wareGa naar voetnoot(*). De tweede gissing van deezen nieuwen Geleerden heeft hem meer moeite moeten geeven dan de voorgaande: dewyl dezelve nog zonderlinger is. Dezelve betreft obed. Men gelooft in 't algemeen, dat die Naam, welke betekent, hy heeft gediend of dienst gedaan, hem gegeeven is op verzoek der nabuurinnen van naomi, die, in de deelneeming in de vreugd dier agtenswaardige Vrouwe, wilden dat het Kind deezen Naam zou voeren, om met dien Naam de gedagtenis te vereeuwigen van de gelukkige omwenteling die de Grootmoeder ondervondt in den thans geboorenen; een Kleinzoon, die zich onderscheidde, door den dienst welken hy toebragt; een steun haars Ouderdoms en een stut van haar Huis wordende. Vader houbigant vindt geen smaak in dit denkbeeld. Hy meent ontdekt te hebben, dat de Naam van obed geheel beantwoordt aan de oogmerken der Nabuurinnen van naomi, en, zonder zich te bekreunen aan 't gezag van esdra in 't Boek der Kronyken, noch aan dat van mattheus of lukas, wil hy volstrekt dat boaz en ruth eenen anderen Zoon dan obed gehad hebben, en dat deeze hun Kleinzoon geweest is. Hy doet meer, hy ontdekt den Naam van dien vermeenden Zoon van boaz in den naam van een der pylaaren des Tempels van salomo. Deeze Vorst, gelyk bekend is, richtte in het voorhuis des Tempels twee koperen pylaaren op. De een droeg den naam van boaz, 't welk met sterkte betekent, de ander dien van jachin, welke beduidt, hy zal het onderstutten. Boaz nu was de naam van een der Voorouderen van salomo, gevolglyk was jachin desgelyks de naam van een zyner Stamvaderen. | |
[pagina 194]
| |
Die laatste naam nu, die zo veel zegt als hy zal het onderstutten, gevoegd by den naam van boaz, levert een Opschrift uit, 't welk den zin opgeeft, hy zal het met sterkte onderstutten; een Opschrift, 't welk juist beantwoordt aan de gelukwenschingen en oogmerken der goede Nabuurinnen van naomi. Derhalven is jachin de waare naam des Zoons van boaz en ruth, en 't is uit dien jachin, dat obed voortsprootGa naar voetnoot(*). Zie daar, buiten twyfel, veel schranderheid, veel vinding; maar de bondigheid schynt 'er aan te ontbreeken. Waarom is het noodig, dat in de Naamen, door salomo geschreeven op de twee Pylaaren van zyn Tempel, die Vorst iets anders bedoeld hebben, dan dat dit Heilig Gebouw zou in stand blyven door de ondersteuning des Allerhoogsten aan wien het was toegewyd? Hoe zal men bewyzen, dat salomo, aan een deezer Pylaaren den naam van. boaz geevende, zinspeelde op den Man van ruth? Verondersteld zynde dat hy het gedaan hebbe, hoe volgt daar uit, dat de andere Pylaar in de denkbeelden van salomo desgelyks betrekking hadt op een Zoon van boaz? Waarom verschikt Vader hourigant, op eigen gezag, de orde der benaaminge van die Pylaaren, welker eerste, aan de rechterhand geplaatst, jachin heette, terwyl die, welke den naam van boaz voerde, den tweeden rang heeft, aan de slinkerhand geplaatst? Wie kan het van zich verkrygen om aan boaz een Zoon te geeven in de Heilige Bladeren geheel onbekend, tegen het gezag van vier gewyde Gedenkstukken, die 'er van zwygen in de opgave van een Geslachtlyst, waar hy natuurlyk moest komen, en dien Zoon te vinden in de willekeurige overeenkomsten, in den naam van een Pylaar; een naam welks letterlyke betekenis genoegzaam beantwoordt aan de oogmerken der oprigting? Deeze jachin, wy bekennen het, zou, als men hem toeliet, met den salma van houbigant alle zwaarigheden wegneemen, welke de Schryver des Boeks van ruth in de Geslachtlyst van david gelaaten heeft: maar dewyl de gezonde Oordeelkunde geen redenen van voegelykheid voor bewyzen laat gelden, kunnen wy dit nieuwe Stelzel niet onderschryven, vóór dat het op beter gronden gebouwd wordeGa naar voetnoot(†). (Het Vervolg en Slot hier na.) |
|