| |
De twee zusters.
Eene aandoenlyke Geschiedenis.
(Uit het Engelsch.)
Het Dorp Reculver, op de Kust van Kent, niet verre van den mond van de Theems gelegen, negen mylen van Canterbury, twaalf van Margate, en zes-en-vyftig van Londen, dient, door eene Kerk met twee Torenspitzen, de Twee Zusters geheeten, den Zeelieden tot een baak om op af te zeilen. Van den oorsprong dier benaaminge geeft Mr. keate in zyne Sketches from Nature, de volgende aandoenlyke Geschiedenis op; getrokken, zo als hy schryft, uit een Handschrift, 't geen hy gelegenheid hadt op de Universiteit te Leuven te zien.
* * * *
Omtrent het einde van die onrustige tyden, toen Engeland geschokt werd door de geschillen der Huizen van York en Lancaster, woonde 'er op een Dorp, digt by de oevers van de Medway, een Heer, geoffry de saint clair geheeten, afstammende van eene zeer oude en aanzienlyke Familie in dien oord. De menigte van Lanssen en ander Wapentuig, die rondsom de oude zaal hingen, zette aan dezelve niet meer luisters by, dan de uitsteekende Liefddaadigheid van den Bewooner. De armen zaten aan zyne poorte, en zegenden zyne milddaadige hand: nooit rustte een Reiziger in zyne Voorzaal zonder in zyne Gebeden te gedenken aan den Gastvryen eigenaar.
Saint clair was in den Echt getreeden met Mevrouw margareet de boys, eene Vrouwe van hooge geboorte en zonderlinge begaafdheden: zy zou met dezelve voordeelig op de grootste en woeligste tooneelen hebben kunnen schitteren, hadt. eene zugt tot huislyk leeven, en eene Godsdienstige Geestgesteltenisse, haar niet bewoogen om aan een meer afgezonderden staat den voorrang te geeven. Alle haare overschietende uuren, die haar niet tot Huisbezorging riepen, sleet zy in 't volbrengen dier Pligtsbetragtingen, welke, in die dagen, Vrouwen
| |
| |
van den eersten rang uitoefenden, zonder te denken dat zy daar door eenige schande haaren staat aandeeden: zy verleende onderstand aan de armen, gaf raad aan de ongelukkigen, bezogt de zieken, en bragt haare Tweeling-Dogters, francisca en isabella, in dezelfde gevoelens op; deeze, van zeer vroeg af, gewennende om ha r de behulpzaame hand te bieden in het doen dier Liefdewerken.
Naardemaal deeze twee jonge Juffrouwen de eenige Spruiten waren van den Heer st. clair en Mevrouw margareet, vestigden deeze Ouders hunne geheele aandagt op de opvoeding dier Dogteren; en smaakten het genoegen van in haare gemoederen een zo wel voorbereiden grond te vinden, dat alle zaaden van Deugd, daarin geworpen, voordeelig opgroeiden: geene nuttige kundigheden of zy leerden dezelve, en men liet het aan 't opkweeken van uitwendige begaafdheden niet ontbreeken.
Francisca en isabella hadden den ouderdom van vyfëntwintig jaaren bereikt. De beminnelykheid haarer Characters, haat geoefend verstand, en de bevalligheid haarer persoonen, trof de bewondering en hoogagting van allen, die hun naderden. Zy hadden, door eene gelykheid van zeden, en gevoelens, eene zo zonderlinge genegenheid voor elkander gekreegen, dat het scheen, als of de Natuur, door deeze twee te gelyk te vormen, ze voorbeschikt hadt tot die uitsteekende eensgezindheid, welke in haar leeven zou doorstraalen, en tot die betooningen van verheevene Vriendschap, waartoe het verlies haarer voorbeeldlyke Moeder haar uitnoodigde. Deeze gebeurtenis bleef niet lang agterwege, Mevrouw margareet werd door eene schielyk opkomende Ziekte aangetast, die haar, in weinige dagen, wegrukte, en een der gelukkigste Gezinnen der Waereld in diepen rouw dompelde.
Bezwaarlyk zouden te beschryven vallen de weeklagten, die, te deezer gelegenheid, door 't geheele huis klonken, en de zugten der verlegene armen aan de vensteren. De droefheid van st. clair over het verlies van margareet, met welke hy zulk een reeks van Jaaren een ongestoord geluk genooten hadt, beroofde hem bykans van 't gebruik zyner redelyke vermogens; terwyl francisca en isabella de zwaarte van 's Vaders rouwe nevens haare eigene te draagen hadden; dit drong haar om haare weemoedige aandoeningen te smooren, en eene bedaardheid aan te neemen, welke haar eigen hart wraakte.
Beminnelyke Treursters nog beminnelyker in uwe traanen! De verbeelding schildert my u voor myn oog, in kinderlyke droefenisse gedompeld staande by uwen mistroostigen Vader; te vergeefs tragtende hem te verwyderen van de Kist, welke hy den Dienstbooden niet wil toelaaten te sluiten; steeds met een verwilderd gelaad eischende, ‘nog eens - nog eens - voor 't laatst, - voor 't laatst, haar gezien!’
Hemel! welk een diepgaand leed! Indien de Leezer deezer
| |
| |
Geschiedenisse ooit in het geval geweest hebbe, van te verzoeken om het laatste gezigt van iemand, die hem allerdierbaarst was, en waarvan hy, binnen weinige oogenblikken, voor altoos staat beroofd te worden, deeze alleen kan beoordeelen, hoe zeer die boezem klopt en lydt, welke zulk eene begeerte te kennen geeft.
Schoon st. clair alle zyne Wysbegeerte te hulp riep, om hem te ondersteunen onder het verlies van zyne bemin de margareet, verteerde hy door stille droefenisse, welke eene zo sterke uitwerking hadt op zyne gezondheid, dat het zyn leevenseinde dreigde, 't welk ook, naa verloop van omtrent een Jaar, kwam.
De grootste vertroosting, welke zyne bedrukte Dogters in die drukkende omstandigheid ontvingen, bestondt in de veelvuldige bezoeken van haar Oom john de st. clair, ten dien dage Abt van het Klooster van St. Augustyn, te Canterbury, waarvan 'er, tot op deezen tyd, zulke schoone overblyfzels in weezen zyn. Hy was een jonger Broeder van geoff y, schoon zy slegts één jaar in ouderdom verschilden: men hieldt hem voor een Man van zo veel geleerdheid en deugd, dat st. clair, by zyn uitersten wil, zyne Kinderen aan diens zorg en bescherming aanbeval; elk haarer eene zeer groote erfenis agterlaatende.
De wyze op welke francisca was opgevoed, gevoegd by haare natuurlyke geaartheid, en het voorbeeld van haare hooggeagte Moeder, deedt haar besluiten tot een afgezonderd Godsdienstig leeven; en een groot Klooster van Benedictyner Nonnen, niet verre van Feversham, verloor, weinig maanden laater, de Abtdisse (die altoos iemand uit een aanzienlyk Geslacht was). De Abt van het Augustyner Klooster, het vast bepaald plan zyner Nigte tot het Kloosterleeven verstaan hebbende, bewerkte dat ze tot Abtdisse van dat Klooster verkoozen wierd.
Isabella, die tot nog nimmer van haare Zuster gescheiden geweest was, zou te deezer gelegenheid ook gaarne het Nonnenkleed hebben aangetoogen. ‘Het zelfde dak,’ sprak zy, ‘heeft tot dus lang ons beide overdekt; wy hebben altoos dezelfde wenschen, dezelfde oogmerken, gehad; het graf heeft ons gescheiden van die ons het beminnelyke der Vriendschap leerden; en dit alleen zal ons van elkander scheiden!’
De Abt was zeer aangedaan over dit besluit zyner Nigte; hy smeekte haar dat zy zulk een voorneemen uit haare gedagren zou zetten; hy liet niet na haar onder 't oog te brengen, dat, daar francisca zich tot het Kloosterleeven bepaald hadt, zy alleen overbleef om de Familie van st. clair in stand te houden; dat haare deugden veeleer moesten strekken om de Maatschappy te vercieren, dan verlooren geraaken in de muuren van een Klooster; hy wenschte, dat zy, door het aangaan eener Echtverbintenisse aan iemand van voeglyken rang en middelen
| |
| |
de begaasdheden, welke zy bezat, aan de Waereld vertoonde, en niet in 't duister wilde begraaven.
Francisca, van haaren kant, hoe zeer ook ingenomen met de betuiging van de verkleefdheid haarer Zuster, versterkte het verzoek haars Ooms; haar te verstaan geevende dat zy zich veel gelukkiger zou agten, als zy haar Zuster wel getrouwd zag, en in het huislyk leeven het voorbeeld haarer altoos dierbaare Moeder volgde. - ‘Ik ben,’ liet zy zich hooren, ‘door de post, welke ik bekleed, niet verbonden aan alle die regelen, welke u vervolgens zouden verpligten; myne vryheid blyft, wy zullen steeds gelegenheid hebben om die gemeenschap der Liefde, welke onze harten wederzyds zo vuurig verlangen, te onderhouden. Het zal voor my het grootste vermaak weezen u vereenigd te zien met een Man van uwe verkiezing; in ons voorouderlyk Kasteel die Gastvryheid, waardoor het zints zo langen tyd vermaard geweest is, onderhoudende; en, wanneer het u gelust, voor eene poos, het gewoel der Waereld te ontwyken, ons Klooster zal u daar toe eene plaats aanbieden.’
Het was niet dan met veel moeite, en naa het verloop van eenen geruimen tyd, dat isabella, door de herhaalde aanzoeken van haaren Oom en van haare Zuster, zich liet beweegen om haare oogmerken tot het Kloosterleeven geheel te laaten vaaren. - Zy onthieldt zich eenigen tyd in het eerwaardig Ouderlyk Huis aan de Medway, vergezeld door haars Vaders Zuster, eene Weduwe, die, nu en dan, haar vergezelde op de bezoeken, welke zy by haare Zuster francisca aflei, en ook by den Abt, die in een heerlyk huis woonde, gebouwd by het Augustyner Klooster.
Op een der bezoeken by haaren Oom, kreeg isabella kennis aan den Heer henry de belville, tusschen wiens Vader en den Abt eene langduurige vriendschap hadt stand gegreepen. Hy was van eene aanzienlyke Afkomst; maar in Middelen veel minder dan isabella: dewyl zyns Vaders goederen veel geleeden hadden in deeze tyden van verwarring.
Belville telde thans negenëntwintig Jaaren; hy was bevallig en manlyk van gedaante, en by eene geaartheid, zo beminnelyk als zyn persoon, paarde zich een vlug en kloek verstand, opgeluisterd door eene opvoeding, waar aan niets, volgens de begrippen van dien tyd, gespaard was. Europa hadt hy doorgereisd, en zich aan verscheide voornaame Hoven eenigen tyd opgehouden. Ten deezen tyde keerde hy te rug van eene korte reis na Frankryk, en hieldt zich te Canterbury op om den Abt te bezoeken, en eenige Brieven, hem medegegeeven, over te leveren.
Belville was, by zyne eerste wederkomst in Engeland, eenige weintge jaaren geleden, in byzondere gunst geraakt van richard, Hertog van Gloucester, by wien hy eene Bediening
| |
| |
bekleedde, die geen lang afweezen duldde: want, die Prins thans ten Throon van Engeland opgeklommen zynde, was het geheele Volk in vyandschap.
Men zal zch niet verwonderen, dat, naa eene verkeering van eenige dagen tusschen belville en isabella, hunne wederzydsche bekwaamheden, en onderlinge begeerte om te behaagen, liefde tusschen beiden kweekte. Belville voelde zich daar door getroffen, en smaakte het genoegen dat zyne oplettenheid niet versmaad wierd. Schoon hy, naa een kort verblyf, afscheid nam om na Londen te vertrekken, wist hy eene oorzaak te bedenken om spoedig weder te keeren: reden hebbende om te denken, dat hy een gunstigen indruk op isabella verwekt hadt, twyfelde hy niet lang om zich haar aan te bieden als de Man, die zich gelukkig oordeelde, indien hy het overige zyns leevens met eene zo bekoorlvke Vrouwe mogt doorbrengen. Zyne aanbieding behaagde isabella niet minder dan aan haaren Oom en aan francisca; de laatste besloot aan haare Zuster het regt op het Kasteel van St. Clair af te staan, waar zy vervolgens zou woonen.
Alles was tot de Huwelyksplegtigheid gereed; en niets kon een streelender vooruitzigt op geluk belooven, dan deeze vereeniging van twee voor elkander geschikte harten. Doch de voorspoed der Wapenen van henry van richmond, in het Ryk, hadt richard genoodzaakt hem met al zyne magt te keer te gaan, en allen die tot hem behoorden op te ontbieden, om te veld te trekken: onder deezen behoorde de Bruidegom, die, ten deezen stonde, gaarne den Krygsdienst vaarwel zou gezegd hebben, hadt een kiesch gevoel van eer, en yver voor zyn Koninglyken Meester, die eigen verkiezing niet overmogt.
Indien ik van naby het Handschrift wilde volgen, waaruit ik hoofdzaakelyk deeze Geschiedenis ontleend heb, het zou my vervoeren tot het vermelden van eenige geschiedkundige byzonderheden deezer tyden, reeds ten overvloede bekend: alleen moet ik aanmerken, dat men hier veel tot lof van het character en van den persoon van richard vermeld vindt, die door de Geschiedboekers zo afzigtig is afgemaald. - Ik zal, derhalven, die omstandigheden, vreemd van myn onderwerp, voorby treeden; en alleen aantekenen dat de ongelukkige belville onder deezen van 's Konings Naavolgeren was, die in het lot van hunnen Koninglyken Meester deelden in Bosworth Field. Geduurende een goed deel van den Veldslag bevondt hy zich naby richard, en was dus ook getuigen van diens dood: zyn eigen paard werd onder zyn lyf doodgeschooten, en of by den val, of door het trappen, van hetzelve, was zyn dyebeen gebrooken: wanneer richmond's party de overwinning behaald hadt, werd deeze jonge Held, met verscheide anderen, gewond, na Leicester gebragt; waar men hem, zyn rang bekend geworden zynde, in een Klooster dier Stahuisvesting bezorgde.
| |
| |
Zyn Lyfknegt bertram, die hem van zyne kindschheid af gediend hadt, droeg zorge dat hy allen bystand kreeg; maar de koorts, door zyn toestand veroorzaakt, en de veelvuldige kneuzingen, gaven hem, en die zich by hem bevonden, geen ander uitzigt dan dat van eenen naderenden dood.
Zy, die zich belville, eenige weinige weeken geleden, in den vollen bloei zyner jeugdige Jaaren verbeelden, zich streelende met de verwagting van al het geluk, dat deugd, rykdom, en eene echtverbintenis met eene der bekoorlykste Vrouwen, aan zyne verbeelding kan schetzen; en hem nu zien, uitgestrekt op het krankbedde, omringd door Bedelmonniken, met een ingevallen gelaad, met oogen vol neerslagtigheid gevestigd op een kruisbeeld, 't geen zy hem voorhouden, kunnen op dit wydverschillend vertoon niet naalaaten eene zugt te loozen, over de bedrieglykheid der Menschlyke Hoope!
Kort voor dat hy den geest gaf, begeerde hy alleen gelaaten te worden met zyn Lyfknegt, om deezen zyne laatste bevelen te geeven. - ‘bertram,’ luidde zyn woord, ‘de dag die het lot van onzen Vorst besliste, heeft het myne bedorven! en dat op een oogenblik, wanneer zich alles ten voordeeligste liet aanzien! Gy zult my welhaast den laatsten uwer getrouwe diensten bewyzen! Dat myn Lichaam ruste by dat der Vaderen van dit Klooster, en, zo ras gy gezien hebt dat de Lykplegtigheden wel volbragt zyn, spoed u dan na Canterbury, en verhaal den eerwaardigen Abt het droevig lot, 't geen ons gisteren wedervoer. Verzoek hem, dat hy het de voor my bestemde Bruid bekend maake, op zulk eene wyze als hy best keurt. Breng haar dit juweel van myn vinger, ten teken dat myne laatste gedagten op haar gevestigd waren; zeg haar dat myne eenige smert, van deeze Waereld te moeten verlaaten, was, om dat ik haar moest derven, die dezelve zo zeer vercierde!’
De getrouwe bertram stortte een traan van genegenheid en dankbaarheid op het graf van zynen dapperen Heer; en, met een hart vol droefenisse, na Canterbury trekkende, vertoonde hy zich by den Abt, met een gelaad, dat hy naauwlyks een tong noodig hadt, om de droeve tyding, welke hy bragt, bekend te maaken.
Niet lang kon de aankomst van belville's Lyfknegt een geheim blyven voor isabella, die zich toen ten huize van haaren Oom bevondt; onmiddelyk spelde zy daaruit iets kwaads, schoon de tyding van den Veldslag tot nog die Stad niet bereikt hadt.
Toen de Abt st. clair genoegzaam tot bedaaren gekomen was, om de leedmaare aan zyne Nigt te ontvouwen, spaarde hy geene troostredenen uit den Godsdienst ontleend, welke een braaf Man by zulke gelegenheden toedient; hoewel de hoofdsom van alles wat gezegd kan worden aan de Zoonen en Dog- | |
| |
teren der Verdrukkinge, hierin bestaat, dat het onze Pligt en ons Belang is met geduld te verdraagen, 't geen buiten ons vermogen is te veranderen! De beweegingen der Natuure moeten bedaard zyn, eer de zorgzagtende stem der Rede kan gehoord worden.
Isabella, na eerst bot gevierd te hebben, aan de beweegingen der droefenisse, vatte moed, en besloot tot eene onderwerping, die haare Godsvrugt haar alleen kon inboezemen. Zy verzogt dat bertram twee of drie dagen mogt opgehouden worden, en in 't Klooster verblyven; zo ras haar geest meer sterkte kreeg, wilde zy hem afvaardigen tot haare Zuster francisca, aan welke zy den volgenden Brief met deezen Boode zondt.
Myne dierbaarste Zuster!
‘Ik vind my van de hoogte eens ingebeelden geluks in den diepsten poel van weezenlyk jammer gedompeld! Hy, die deezen Brief brengt, zal u berigt geeven van mynen toestand; tot hem verwys ik u wegens byzonderheden, waarop het my onmogelyk is stil te staan. - Belville is niet meer! - Die geheele droom van gelukzaligheid, met welken ik my streelde, die ik hoopte uit eene Echtverbintenisse met dien dierbaaren en beminnelyken Man, is op één oogenblik verydeld! - En ik ontwaak in eene wereld, die voor my geen bekoorelyk voorwerp heeft, dan de Liefde tot myne altoos beminde francisca! - Ik verdraag myn wederspoed met al de kloekmoedigheid, welke ik in staat ben byeen te roepen; maar de Hemel alleen kent de folteringen van myn hart! Zints dien tyd, dat de vereenigde aanzoeken van u en van mynen Oom, my, schoon myns ondanks, overhaalden, om my van u af te scheiden, heeft myne ziel tusschen hoope en teleurstelling gezworven. - Ik wil op de wankelbaare wereld niet meer vertrouwen; het overige myner dagen zal ik by u slyten, en wy zullen het leeven eindigen, gelyk wy het begonnen, in eene onafscheidbaare vereeniging. Uwe ommegang en de eenzaamheid van een Klooster kunnen alleen de bedaardheid wederschenken aan uwe altoos getrouwe en innerlyk bedroefde,
isabella.’
Wanneer de Abtdisse haare Zuster zag, vondt zy haar nog meer versterkt in het besluit tot het Kloosterleeven. Haar Oom, begrypende dat de opvolging deezer keuze het beste middel zou weezen, om kalmte in haaren geest te bewerken, zette 'er zich niet langer tegen, en zo ras haare zaaken behootlyk geschikt waren, en alles in gereedheid was, nam zy den sluier aan in het Klooster, 't welk onder haare Zuster francisca, als Abtdisse, stondt.
Isabella vondt nu, in den Godsdienst, de eenige vertroosting wegens de voorledene onheilen; en, schoon de herdenking aan
| |
| |
baaren beminden belville haar dikwyls bekroop, en voor een tyd droefgeestigheid baarde, zogt zy zulks te overwinnen, door Godsvrugt en Onderwerping. De twee Zusters genooten al het streelend genoegen, 't welk uit diep gewortelde vriendschap ontstaat; en, daar de uitwerkzels van goeddaadige geneigdheden zich rondsom verspreidden, dienden die van het Zusterpaar tot geluk van de geheele Zusterschap.
Het Leuvensche Handschrift onderrigt ons, dat, na dat deeze Zusters, bykans veertien jaaren, in deeze aangenaame stilte geleefd hadden, de Abtdisse aangetast wierd door een zwaare Koorts, welker gevolgen zo ernstig waren, dat zy gevaar haars leevens liep. Gereed valt het te bevroeden, hoe veel isabella te lyden hadt, zo lang deeze Onzekerheid van het leeven haars Zusters duurde, en welke bekommernissen haar bevingen, tot deeze volkomen hersteld was.
Francisca hadt, in haare ziekte, een Gelofte gedaan aan de Maagd maria, dat zy, indien zy tot voorige gezondheid herstelde, eene kostbaare offergave zou schenken aan een Kapél, aan de H. Maagd toegewyd, by eene kleine Haven, Bradstow of Broad-stairs geheeten, op het Eiland Thannet, (een gedeelte van deeze Kapél staat 'er nog) in welke haare Beeldtenis geagt werd zo groote Wonderwerken te doen, dat Bedevaartgangers van zeer verre kwamen, om dezelve te bezoeken; men eerbiedigde die Kapél dermaate, dat alle Schepen, die in het gezigt daarvan voorby zeilden, steeds de Topzeilen streeken om te groeten. Het Feest der Kruisvinding, op den derden van Bloelmaand, stondt daar met veel plechtigheid gevierd te worden, en francisca besloot haare dankbaarheid voor de herstelling, aan de veronderstelde tusschenkomst van maria toegeschreeven, af te leggen, en op dien tyd haare Gelofte te betaalen.
Isabella kreeg verlof haare Zuster in dit Godvrugtig bedryf te vergezellen: de wegen ten dien tyde weinig, en dan nog bykans alleen te paard, gebruikt wordende, beslooten zy, met twee Dienstboden, aan boord te gaan van een Sloep, die, op bepaalde tyden van Feversham na Broad-stairs voer, en op andere plaatzen langs de Kust.
's Avonds gingen zy onder zeil; doch zy waren slegts twee uuren aan boord geweest, of 'er stak een hevige storm op. Een ieder die de vaart aan deeze Kust, digt by den mond van de Theems kent, weet hoe bezwaarlyk en vol gevaars dezelve is, door de menigte van droogten en zandbanken.
Het schielyk opkomen des Stormwinds, vergezeld van Donder en Blixem, veroorzaakte schrik en verlegenheid onder alle de Reizigers, en de Scheepslieden vonden zich, door de tegenkanting van wind en stroom, buiten staat om het Schip te bestuuren. De koers voort te zetten, was volstrekt onmogelyk. Zy poogden, overzulks, hun behoud te zoeken door het op
| |
| |
't strand te zetten, op eene plaats Reculver geheeten, (een kl in, schoon zeer oud, Dorp, op den oever van het Eiland Thannet; doch, de vallende avondstond en de dikke lucht beletten hun onderscheiden te zien, waar zy zich bevonden. Elke pooging, om het strand te naderen, werd verydeld, door dien de storm hun daar afdreef; de zeilen alle gescheurd zynde, bragt een hooge zee hun geheel van de streek, en het Schip op een zandbank, de Horse geheeten, op eenigen afstand van het Dorp Reculver.
De verlegenheid, de verwarring en het denkbeeld des doods, welke natuurlyk moeten ontstaan, by lieden op 't punt van schipbreuk, kunnen alleen regt begreepen of beschreeven worden door de zodanigen, die zich immer in dus eene ongelegenheid bevonden. Elk beval zich aan God, en zynen Beschermheilig. De Zeelieden bragten, zo ras mogelyk, de groote Boot uit, en 't geen de gedagten van francisca en isabella het meest bezig hieldt, was elkanders behoudenis.
Naauwlyks was de Boot in 't water, of ieder tragtte 'er in te komen: want het was zeker, dat het Schip, binnen weinig uuren, zou vergaan, en, tot vermeerdering van schrik, naderde de nagt. De Capitein droeg de Abtdisse en haare Zuster, bykans met geweld, uit de Kajuit, en naauw hadt hy de eerstgemelde, half dood als zy was, by de zyde van het Schip nedergeholpen, wanneer zy, die zich in de Boot bevonden, op het denkbeeld dat zy allen, zo 'er meer volks inkwame, moesten verzinken, oogenbliklyk afftaken en na strand roeiden; in weerwil der bedreigingen van den Capitein, die op het dek stondt, isabella ondersteunende, in weerwil van het smeeken der Abtdisse, die weder na boord wilde keeren, en in weerwil der op 't wrak agtergelaatenen.
De eenige flaauwe hoop, welke deezen overbleef, was, dat het Schip heel mogt blyven, tot men van den oever hulp kon bekomen: hier mede streelden zy zich, in gevalle de Boot het strand mogt bereiken, 't geen, schoon met veel gevaars, gelukte. Elk op het wrak moest zich zyns lots getroosten: en hoe zeer isabella zich met doodsgevaar omringd vondt, strekte het haar tot geene geringe opbeuringe, te denken, dat haare Zuster het mogelyk ontkomen was.
Vier uuren verliepen 'er na het aankomen van de Boot, eer iemand het dursde waagen van land te steeken; doch, als de storm afnam, en de ebbe daar was met het aanbreeken van den dageraad, voer een groote Boot na het wrak. Toen zy, die ter hulpe kwamen, aan boord gingen, vonden zy allen op onderscheide plaatzen onder het dek, 't welk voor een gedeelte gespild was. Isabella hadt zich weder in de Kajnit begeeven, een der zyden was mede weg geslaagen, en de Kajuit half vol water; zy vondt zich bykans uitgeput door de schrikken, welke
| |
| |
zy uitgestaan had, door de kneuzingen welke zy ontvangen, en de koude die zy geleden hadt. Zy bragten haar, met alle omzigtigheid, uit dit akelig verblyf, terwyl zy, doodbleek en beevende, in 't eerst naauwlyks begreep, wat 'er gebeurde: nogthans scheen het leeven zich op nieuw op haar gelaad te verfpreiden, als zy de behoudenis van haare Zuster vernam.
Zo ras zy isabella op 't strand gebragt hadden, werd zy ondersteund door verscheide Vrouwen, wagtende om haar te ontvangen: deeze geleiden haar na 't huis, waar zich de Abtdisse bevondt. Francisca, verrukt op het eerste gezigt van haare Zuster, liep haar te gemoete, die, op 't eigen oogenblik, voorwaards wilde springen; doch in de armen haarer oppassters bezweek. Francisca vatte haare hand, en wilde in haare vervoering van blydschap iets zeggen; doch kon alleen flaauwlyk haar naam uitbrengen, en viel in zwym voor haare voeten neder.
Terstond werd isabella te bedde gebragt, en ten zorgvuldigsten opgepast; doch haare kragten waren dermaate afgenomen door schrik en vermoeienis, dat zy niet langer dan tot den avond des volgenden dags in leeven bleef.
Francisca, hoe zeer ook getroffen door al het geleedene, vergat, in 't oppassen haarer Zuster, haar eigen leed. Zy rees niet op van het bedde waar deeze dierbaare lag, en beschuldigde haar zelve menigmaalen, dat zy de oorzaak was van al het jammer haar overgekomen, door het toelaaten dat zy deeze reis mede deedt. Isabella bestraste haar over dit denkbeeld; verklaarende, dat het de wil des Hemels was, waaraan zy zich wilvaardig onderwierp. ‘Hoewel wy,’ sprak zy, ‘te gelyk in de Wereld gekomen zyn, is het niet bepaald dat wy die te gelyk zullen verlaaten, maar de tyd zou eens daar zyn, waarop de Dood deeze vereeniging brak. Ik verheug my, dat ik de overblyvende niet ben. Ik sterf, waar ik altoos gewenscht heb re leeven, in de armen van de beste der Zusteren. Bid voor de rust myner ziele, en laat ik begraaven worden in het zelfde graf, 't welk gy voor u zelve beschikt hebt, op dat één graf de overblyfzels bevatte van ons, die in 't leeven maar één hart hadden.’
Het verlies van isabella dompelde de Abtdisse in eene zo diepe rouwe, als zielen gelyk de haare gevormd, vol van de tederste gevoelens, by zulk eene proeve, moeten gevoelen. Zy liet het Lyk van haare ongelukkige Zuster, met staatlykheid, overbrengen na haar eigen Klooster, waar 't zelve, met alle tekens van hoogagting en de gebruiklyke plegtigheden, werdt bygezet; besproeid met de hartlykste traanen van de geheele Zusterschap.
Francisca bleef niet in gebreke, om, toen tyd en overdenking haare droefenis geleenigd hadt, door handen van haaren Biegtvader, (haar Oom de Abt reeds zints eenigen tyd gestorven
| |
| |
zynde,) de bedoelde Gave aan de Maagd van Broad-stairs te bezorgen, vergezeld van eene gifte voor twaalf Missen, tot rust van isabellas ziel. Kort daar na liet zy, om de gedagtenis haarer Zuster in leevendig aandenken te houden, als mede om den Zeelieden een baak te geeven, ter vermyding van het droevig onheil haar beloopen, eene zeer oude Kerk, die op een hoogen grond stondt, juist by het Dorp Reculver, en grootlyks vervallen was, weder opbouwen, vergrooten, en aan 't eene einde twee Torens men hooge Spitzen bouwen, die zy wilde dat de Twee Zusters zouden genaamd worden; zy draagen dien naam tot op deezen dag, en leveren een Merk van groot nut voor den Zeeman op.
Binnen minder dan het verloop van zeven jaaren, was de geheele Kerk volbouwd; zy begiftigde dezelve rykelyk, door een aanzienlyk deel haarer middelen daar aan te schenken; zy beval dat 'er een plegtige Mis zou gedaan worden, op den eersten dag van elke Maand, (de schipbreuk was op den eersten van Mai voorgevallen,) en dat 'er geduurig een Litany zou gezongen worden, voor de eeuwige rust der overleedene isabella.
Zy leefde lang genoeg om deezen haaren wil volbragt te zien, zo wel als om veele andere liefderyke gaven te doen, niet alleen aan het Klooster waarover zy Abtdisse was; maar ook aan verscheide andere Godsdienstige Gestigten; zy was door haar beminnelyk character, en Godvrugtig voorbeeld, geliefd en geagt tot het laatste uur haars leevens. - Elf jaaren overleefde zy isabella, en stierf, hartlyk betreurd, omtrent het einde des Jaars MDXII.
Haar overschot werd, volgens haare begeerte, naast dat van haare Zuster gelegd, met al die staatlykheid, welke de Begraafenisse eener Abtdisse vergezelt. Een Gedenkteken is 'er opgerigt, ter plaatze waar zy rusten, met de Afbeelding der Zusteren, die, hand aan hand, voor een Kruis geknield liggen; een koperen Plaat, daar onder, vermeldt de onverbreekbaare Vriendschap van dit Zusterpaar.
Getrouwe, voor elkander geschaapene, Geesten! waar gy u ook mogt onthouden, Vrede zy uw lot daar; gelyk Deugd uw lot was op aarde! Lang, lang blyve dit Gedenkteken uwer Liefde! Stuure het twyfelend Schip op de reize, en doe uwe Naamen gezegend worden by hun, die de diepe Zee bevaaren! |
|