| |
| |
| |
Rozette.
Herdersvertelling.
Rozette leefde met haare Moeder, eene oude, zwakke en behoeftige Weduw, in een elendig hutje, verre afgescheiden van Menschelyk gezelschap; daar zy de schande, die de armoede vergezelt, in stilte ontweek. - Hier verbergden zy zich te gelyk, voor de felle pylen, die de deugd in een behoeftig leven, van de zyden des wreeden lasters, en - der buitenspoorige driften, zoo wel als van den laagen hoogmoed en trotschheid van 's Menschen geest, altoos te vreezen heeft. - Zy leefden vergenoegd en gerust; even als het Gevogelte, op welker liefelyke Zangen de aangenaame slaap, ten hunnen ooge, insloop.
De schoonheid van rozette was uitsteekend: de zedige deugden schitterden uit haare altoos neêrgeslaagen oogen; en schooten alleen haare vochtige straalen, op het geurig gebloemte, neder. - Wanneer haare Moeder haar, somwylen, den ommezwaay haares gelukkigen toestands (die door onbestendigheid, daar al het ondermaansche aan onderhevig is, verwisseld was) verhaalde, werd haar geest ontsteld; haar teder hart tot medelyden opgewekt; en - haare oogen zwommen in traanen. Daar eene Natuurlyke bevalligheid haare geheele persoon bezielde, bedekten haare bekoorlykheden een zindelyk, doch gering - eenvoudig gewaad. - Kortom, zy was de schoonheid zelve. - Even als een verheven Mirtheboom, verre buiten het oog der menschen, in de digtste schuilhoeken van 't Gebergte, van onder de heuveltoppen, die hem omringen, zyne liefelyke geuren door de Wildernis verspreidt, zoo blonk en bloeide de zagtzinnige rozette, by de geheele Waereld onbekend; tot dat zy, door de hoogste Wet der Noodzaaklykheid gedrongen, met het standvastigste geduld in het harte - en de inneemendste vriendlykheid in haar gelaad, - zich onder de Naleezers vervoegde; en - op het Veld van mirtil, de overgeblevene Koornairen ging raapen. Deeze mirtil was het cieraad der Herderen in zyne dagen: - de bloem der hieromstreeks woonende Landlieden; - een vermo- | |
| |
gend, - edelmoedig en weldaadig Jongeling; die het zoet van 't Veldleeven, met alle deszelfs vreugde en schoonheid, smaakte.
Mirtil verleevendigde toenmaals zyne vervrolykte inbeelding, met de nuttige en - schoone tooneelen van den vrucht aanbrengenden Herfst: en, toevallig, wandelde hy naast de Maaijers, wanneer de arme rozette zyne oogen tot haar trok: - zy kende nog het vermogen haarer eigene schoonheid niet, en keerde, met eerbaare schaamte, haar bloozend aangezicht van den peinzenden Herder af; die zich reeds door zoo veele bevalligheden, zedigheid en deftigheid, getroffen voelde. Op dat zelfde oogenblik werd hy gewaar, dat de liefde, en eene kuissche begeerte, in zyne ziele ingedrongen was. - Dan de Waereld en haare spotternyen, die den standvastigsten Wysgeer kunnen doen wankelen, - behielden het Veld, over de eenvoudige zucht van zyn harte; en - men scheen hem te zullen verwyten, dat hy zyn oog, op eene schamele Naleesster van zynen akker, had laaten vallen: weshalven hy, met eene diep verborge smarte, zyne zuchten in eenzaamheid bot vierde.
Hy dacht, welk een jammer is 't, helaas! dat een zoo fraai gevormd ligchaam, vol van jeugdige schoonheid, - eene zoo zedige en bevallige Maagd, het lot en deel zal moeten worden van eenen ruuwen arbeider! Zy gelykt eene waare afstammeling van den ouden en braaven aristus; want zy herinnerde my straks, zonder spreeken, deezen mynen deugdzaamen en weldaadigen beschermer, aan wien ik alles, wat ik bezit, verschuldigd ben: dewyl hy den grond van myn tegenwoordig geluk gelegd, en - my altoos tot een getrouw raadsman en vriend verstrekt heeft. - Hy is thans niet meer - en - zyne Huizen, - Landen, - Huisgezin en Goederen, die zeer aanzienlyk waren, zyn verstrooid. Men zegt, dat zyne oude Weduw en haare Dochter, in eenen eenzaamen en onbekenden hoek, zich onthouden; dat zy door het treurig herdenken aan haaren voorigen staat, en, door eene eerlyke schaamte, gedrongen zyn, zich te verwyderen van de plaatsen, daar zy voorheen, in haare gelukkige tyden, het cieraad en de eere van uitmaakten. Tot op dit uur, is alle myne moeite, om haar te ontdekken, te vergeefs geweest: en ik wenschte, hoe vreemd en onmogelyk dit ook schynen mag, dat deeze Maagd, die ik met zoo veele aan- | |
| |
doening beschouwde, de Dochter van mynen Weldoender ware! Daarop zich naauwkeurig onderricht, en haar ondervraagd hebbende, naar de omstandigheden welke hy begeerde te weeten, bevondt hy, dat ze waarlyk en - in de daad, de Dochter van deezen zynen vriend ware. Wie is in staat, de verscheidene, onder elkander werkende, driften te beschryven, die zyne Ziel op deeze ontdekking verbaasden en ontroerden; terwyl eene aandoenlyke verrukking alle zyne Zenuwen deed trillen: nu schaamde hy niet langer zyne eerlyke zucht bot te vieren; en, door deeze belydenis der bloozende Maagd, stout geworden, zag hy haar vrymoedig in het zedig aangezicht: terwyl de liefde, - de erkentenis, en het medelyden, te saam vereenigd in zyn harte werkende, hem intusschen de traanen van medelyden ten ooge
uitpersten. - Rozette zelf, door deeze schielyke en onverwagte traanen, verbaasd en verschrikt, scheen nu nog schooner dan te vooren. En mirtil die zyne eerlyke drift thans den ruimen teugel gaf, sprak nu, met alle zedige vrymoedigheid het dierbaar overblyfsel van den braaven aristus in deezer voege aan. Zyt gy het dan, welke myne dankbaare Ziel zoo lang te vergeefs gezocht heeft? ô! Ja; gy zyt het zelf: ik zie in u het aanminnig beeld van mynen edelen vriend: gy draagt uwes Vaders gelaadstrekken, in een alleraanminnigst weezen; 't welk liefelyker en luisterryker is dan de lachende Lente zelve. ô! Gy - beminnenswaardige bloem, en eenige dierbaare telg van dien stam, aan welken ik al myn geluk verschuldigd ben; - in welk eene afgeleegene Wildernis hebt gy het vriendelyk opzicht en de goedertierene zorg des gunstryken Hemels dermaate tot u getrokken, dat gy zulk eene frissche en bloeijende gezondheid en schoonheid, als die waar mede gy gezegend zyt, in het midden der koude, der armoede, en - der tegenspoeden, hebt mogen verkrygen en behouden! - Laat het my nu, echter, geoorlofd zyn, u in alle veiligheid en zekerheid, in eenen rykeren grond over te planten, alwaar een liefelyker Zon u beschynen zal. Koom, ô! rozette! en wordt thans de roem - de eer - en de vreugd myner velden. Het kan immers, ô! Goden, der Dochter van aristus niet voegen, dat zy, met de vork in haare hand, het overschot van eenen Oogst opzamele, dien ik geheel en al aan zyne weldaadige vriendschap verschuldigd
| |
| |
ben: aan hem, - die, als de algemeene Landsvader, alle zyne schatten geduurig voor my, en - elk een, open stelde: terwyl zyn liefddraagend hart nog overvloediger gunsten wilde uitdeelen. - Werp gy, myne schoone, als tot zulk eenen arbeid niet gebooren, - deezen gaffel uit uwe tedere handen. - Deeze velden, met alle derzelver vruchten, - dit Huis, welk gy - daar in het verschiet ziet liggen, en - deszelfs Bezitter is - voor u, voor u alleen; ten uwen dienste en - beschikkinge: zoo gy my ten minsten verwaardigen wilt, dat ik by al het goede en geluk, welk uw geslagt op my en de mynen heeft uitgestort, nog daarenboven dien zegen genieten mag, die my waardiger dan alle myne bezittingen zyn zal; het vermogen om u gelukkig te maaken.
Hier zweeg de dankbaare, en - van liefde blaakende, Herder; terwyl zyne spreekende oogen de gewyde Zegepraal, en - de onuitdrukbaare verrukkingen zyner Ziele, te kennen gaven. - Eene Hemelsche aandoening zeker! verre verheven boven de laage blydschap van 't gemeen; als welker grondbeginsel en weezen, in de yverig aangekleefde deugd, erkentenis, en liefde, gelegen was.
Rozette, zonder te kunnen antwoorden, - door het onwederstaanbaar bekoorlyke dier goedheid getroffen, en gewonnen, - en door eene onbekende, dog aangenaame, wanorde, in haaren geest geraakt en geslingerd, - gaf, - stilzwygende en bloozende van schaamte, haare toestemming; en ging, kort daar na, dit gelukkig nieuws, aan haare Moeder, mededeelen. De oude Vrouw, die - in haare eenzaamheid reeds over het lot van haare Dochter bekommerd geworden was; en die - met vreeze en benaauwdheid des harte, de wederkomst van haar eenig geliefd Kind te gemoete gezien had, kon dit verhaal ter naauwer nood gelooven. - Verwonderd en verbaasd over het geen zy hoorde, scheen de vreugde en blydschap over deeze onverhoopte omkeering van zaaken, eenen nieuwen levensvloed, in haare verdroogde aderen, in te storten; - en eenen blinkenden glans aan haaren, ten grave hellenden, ouderdom te geeven. - Zy deelde voorts, niet min verrukt, dan het gelukkige paar, met vol genoegen in de vreugde haarer Kinderen: die, langen tyd, te samen het zoet van eenen heilvollen Echt smaakten. Een talryke en gelukkige Nakomelingschap, uit deezen zegenryken Echt voortgesprooten, die, zoo deugdzaam als die Ouderen zelve, het cieraad en de
| |
| |
kroon van 't gantsche Land - uitmaakte, heeft de naamen, - de waardige naamen van mirtil en rozette, met vreugde - en roem, - tot den laaten Naneef overgebragt.
M.J.T. |
|