het binnenste des Monds; waar aan den eenen kant zich een bykans loodlyn-steile Rots opdoet, en aan den anderen kant, een diepte uit welke een Rook opryst, die het gezigt verduistert en de ademhaaling dermaate aandoet, dat veelen, te zwak om zulks uit te staan, te rugge treeden. Deeze werkt ook op de Metaalen, en maakt inzonderheid het Zilver zwart.
Te paard klimt men tot den top des Bergs, en van daar daalt men te voet neder, door een eng en bogtig pad, tot den grond des Koms, gevormd door een zwavelagtige en brandende Aardkorst, waarin men dikwyls tot de enkelen nederzakt, en groot gevaar loopt om de voeten te branden, als men zich niet van wel sterke laarzen voorzien heeft.
De Bronnen van kookend Water, die op veele plaatzen in deezen Kom ontspringen, zyn twee en twintig in getal, eenige deezer zyn meer dan twintig voeten breed, en verheffen zich kookende ter hoogte van vier en vyf voeten; zonder dat, nogthans, de hette van dit Water zo groot is als die der Dampen, die uit eenige openingen, aan de zyden van den Mond, uitwaassemen, in welke de Thermometer tot tien graaden boven de hette van kookend Water tekent. Deeze spleeten zyn omkorst van gesublimeerden, en zomtyds gecrystalliseerden Zwavel, gelyk andere gedeelten van deezen Vulcaan veel Kalk en Vitriool Crystallen opleveren.
De Heer cassan gelooft, dat de Zwavel, de Vitriool en de Aluin, welke men hier zou kunnen verzamelen, een aanmerkelyken tak van Koophandel zou kunnen vormen; hy wanhoopt zelfs niet hier Yzer te kunnen vinden; eene ontdekking, die, in deezen oord der Wereld, zeer dierbaar zou weezen; hy gelooft ook, dat de heet Waterbronnen, in de Geneeskunde, dienst zouden kunnen doen.
De diepte des Monds is zestig Roeden boven de oppervlakte der Zee. De vrye en onbelemmerde uittogt der Uitwaassemingen schynt de nabuurschap te ontheffen van alle vrees voor deezen Vulcaan, en de overvloed van Water, die denzelven vervult, schynt zelfs het ontbranden te beletten. De Heer cassan gelooft, dat dit Water, door onzigtbaare Kanaalen komt van een ander gedeelte des Bergs, wiens zeer hoog verheeven kruin eene soort van Kom vormt in de gedaante van een Tregter, in welke de Wateren van den Dampkring zich verzamelen, en neder-