De ongelukkige fluistering.
Een waare Geschiedenis.
Onder de Edelen, door de herroeping van het Edict van Nantes uit Frankryk verdreeven, bevondt zich de Graaf de roye, uit de Familie van rochefoucauld, die met zyne Vrouw, een Zoon en twee Dogteren, na Deenemarken vlugtte. Naardemaal hy den rang van Luitenant-Generaal in Frankryk bekleed hadt, werd hy tot Groot-Marschalk benoemd, door den Koning van Deenemarken, en met de Ridderorde van den Olyphant bekleed. Hier door vondt hy zich, op eenmaal, op een met zyn Rang overeenkomstigen voet aan het Deensche Hof geplaatst; doch de Gravin maakte zich welhaast aan eene onbeleefdheid schuldig, die zyn goed geluk om verre stiet.
't Is by de Koningen in het Noorden gebruiklyk, dat zy met hunne Hovelingen eeten: en hadden de Graaf en de Gravinne de roye, met hun Gezin, meermaalen de eere van aan 's Konings Tafel genoodigd en ontvangen te worden. Op zekeren tyd voelde de Gravin zich zo getroffen door den zeldzaamen opschik der Koninginne, dat zy zich tot een haarer Dogteren keerende, haar in 't oor fluisterde: Dunkt u niet dat de Koningin zeer veel gelykt naar Madame pannache? - Schoon de vraag in 't Fransch, en zeer stilletjes, geschiedde, hoorde de Koningin dezelve, en vroeg terstond, wie Madame pannache was? De Gravin was ontzet, en antwoordde, met veel bedremmeldheids, dat Madame pannache eene beminnelyke Fransche Hofdame was. De Koningin, de verlegenheid van Mevrouw de roye duidelyk bemerkt hebbende, was ongerust over die vergelyking, en schreef aan den Deenschen Afgezant te Parys, dat hy haar zou hebben op te geeven, welk soort van Mensch Madame pannache was, haar ouderdom, toestand, en op welk een voet zy aan het Hof te Parys leefde; 'er by voegende, dat hy wel op zyne woorden moest letten: dewyl zy belang hadt, om in dit stuk wel onderrigt te worden.
De Afgezant stondt versteld over dit verzoek, en schreef de Koningin ten antwoord: ‘Dat hy zich met geene mogelykheid kon verbeelden, hoe de naam van Madame pannache haar ter oore gekomen was; en nog minder, hoe zy zich zodanig kon laaten gelegen leggen, om het character te weeten van een zo niets beduidend Schepzel. - Zy is een klein schrompelig weezen, een oud vel, met gedrogtlyk dikke lippen, en vuurroode oogen; eene soort van bedelaarster, die ten spot en speelbal strekt van 't geheele Hof. Zomtyds wordt ze ten Hove verzogt, om het avondeeten by te woonen van den Koning,