Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Natuurlyke historie van verscheide voortbrengzelen des groeienden ryks, in Judea.(Volgens den Abbé mariti.)
Van alle de Voortbrengzelen van Jericho is de allergemeenste de Balzem-boom, die gezegd wordt byzonder eigen te weezen aan Judea; doch dit wordt door eenige Reizigers tegengesprooken. Ik zelve heb met eigen oogen gezien, dat dezelve, in grooten overvloed, gevonden wordt omstreeks Mecca en Medina, en wy leezen by josephus, hoe men te Jericho, in 't algemeen geloofde, dat die Plant door de Koninginne van Sheba te Jerusalem gebragt was. Een gevoelen, 't welk te aanneemelyker wordt als men opmerkt, dat de Balzem-boom, zonder eenig behulp der kunst, in Arabie natuurlyk groeit; terwyl men in Palestina veel zorgs moet aanwenden om de verbastering te voorkomen. De Romeinen kweekten den Balzem-boom naa de verwoesting van Jerusalem, tot den tyd, dat de Egyptenaars, Meesters van dit Land geworden, denzelven na Babylon overvoerden. Deeze Boom groeit ter hoogte van een Granaat-boom, met welke dezelve groote overeenkomst heeft, zo ten aanzien van de lange Takken als de Bloemen. De kleine bladeren zyn schoon groen, en gelyken veel op Wynruit. Het hout is rood en gomagtig. De witte kleine bloem geeft een lieflyken geur. De vrugt bestaat in een kleine Noot, overdekt met een droog en bruin vlies, 't welk een Zaad in heeft, en zomtyds een tweede Noot, vol van een scherp, bitter, geelagtig vogt. In de Maanden Juny, July en Augustus, maaken de Arabieren daarin een ligte insnyding, waaruit eene soort van lymerig vogt vloeit. De Natuurkundigen merken op, dat het gevaarlyk zou weezen deeze insnyding in de Boomen van Palestina met een yzeren of staalen werktuig te doen. Men bedient zich daarom van een scherpen steen, een stuk been, of glas. Daarenboven moet deeze insnyding niet dieper gaan dan de bast; raakt het 't hout, dan loopt de Plant groot gevaar van te verdorren; doch, om de Takken te verkorten, mag men een Snoeimes gebruiken. - Het vogt, uit deeze Plant gehaald, draagt den naam van Opo-balsamum; de vrugt | |
[pagina 117]
| |
heet Carpo-balsamum, en het Hout Xilo-balsamum. Het Opo-balsamum is het volkomenste gedeelte. Het is wit, wanneer het uit den Boom komt, vervolgens wordt het groen, en eindelyk krygt het een goud-kleur: doch meer verouderende, gaat die glansryke kleur weg, en het vertoont zich als honig. De reuk, schoon sterk, is aangenaam: het wordt dik, gelyk de Terpentyn van Cyprus. Het Opo-balsamum, 't welk wy uit Arabie krygen, is dikwyls met deezen Terpentyn vermengd, volgens de berigten door de Inboorelingen my, des betreffende, gegeeven. Eene groote hoeveelheid daarvan wordt 's jaarlyks na Europa uitgevoerd, en nogthans brengt de Plant in 't Land maar zeer weinig voort. Het wordt vermengd en vervalscht door de Haggis of Turksche Bedevaartgangers, op hunne te rug reize van Mecca. Ter plaatze zelve wordt men zomtyds bedroogen, wanneer de Inwoonders voor Opo-balsamum een vogt verkoopen, 't welk met vuur gestookt wordt uit de Takken van het hout, en de vrugt: een vogt, veel minder van waarde dan het geen uit de insnyding verkreegen wordt. Gereedlyk, nogthans, kan men beproeven, of de Balzem zuiver is, door dezelve in een kom met water te doen. Zuiver zynde, wordt dezelve geel, smelt, en vereenigt zich met het water; vervolgens zich van het water afscheidende, dryft het op de oppervlakte, en wordt wit als Melk. Integendeel, wanneer 'er vervalsching plaats hebbe, zinkt het na den grond, en blyft 'er liggen, zonder van kleur te veranderen. - De Heer lemery noemt deezen Boom den Balzem-boom van Judea; daarin de dooling volgende van alle de Schryveren, die gelooven dat dezelve byzonder eigen is aan die Landstreeke. De Palm-boom was niet mm algemeen in de vlakte van Jericho. De Hebreeuwen noemen denzelven Thamar; in 't Grieksch heet hy Phenix, en by de Arabieren Nachla. Deeze Boom groeit weelig in Syrie, en bereikt, naa vyf of zes Jaaren geplant te zyn, de hoogte van een Man. De stam is zeer schubagtig, 't welk voortkomt uit het veelvuldig afhakken der Takken, terwyl de Boom jong is, om denzelven te schielyker te doen opschieten. Deeze Boom heeft geen Takken dan aan den top, en de bladeren hebben de gedaante van een zwaard. De Takken hangen alle na de aarde, uitgenomen de middelste schoot, en die | |
[pagina 118]
| |
zelfs kromt zich eenigzins, naar gelange de Boom in hoogte toeneemt. Onder de Takken, en byzonder onder die het voorgaande Jaar zyn afgesneeden, komen groote blaaren, welke de bloemen bevatten. Door dezelve met eenige behoedzaamheid te openen, worden ze droog zonder van den Boom te vallen. Deeze bloemen, die zeer veel op die van onzen wilden Jasmyn gelyken, zyn de een by den ander geplaatst, en hangen met zeer dunne steeltjes aan een gemeen voetstuk. Ieder bloem verandert in een vrugt, die in 't eerst rood is, vervolgens groen wordt, tot dat dezelve de helft van haare grootte gekreegen heeft; in 't einde wordt ze geel of bruin, naar den aart des Palm-booms. Versch, is dezelve zuur, de smaak wordt zoeter onder het droogen. Men noemt deeze vrugt Dadels. De kruin van den Palm-boom is bedekt met eene zelfstandigheid, het brein des Booms geheeten, welke niets anders is dan het Zaad. Men mag het met regt vergelyken by het donsagtige van een Distel; alleen is het witter, aangenaamer van smaak, en heeft een melkagtig sap in. De Palm-boom is van uitsteekenden dienst. Geen gedeelte van denzelven, of de Oosterlingen weeten het tot eenig nuttig einde te bezigen. Het hout, schoon vol porien, is nogthans goed tot timmerhout, dewyl de vezels groote vastheid krygen en vermogen om wederstand te bieden. Manden, bakken, om Koopwaaren in te bergen, geschikt voor afgelegene Gewesten, als Wierook, Myrrhe, Ryst, worden van de bladeren vervaardigd. - De Takken gebruikt men om Kouwen, Doozen, en zelfs Bedsteden, van te maaken. - Een aangenaam vogt vloeit uit den top, 't welk men, zonder eenig inmengzel, kan drinken, de Inboorelingen noemen dit vogt Lebbi; 't welk zo veel zegt als de Traanen van den Palm-boom. - Zelfs de steenen uit de vrugt zyn niet nutloos; men bewerkt ze als been en yvoor, en wel zo, dat menigmaal het kundigst oog 'er door bedroogen wordt. De Mahomethaanen draagen 'er handcieraaden van. Verscheide Schryvers stemmen overeen, in te beweeren, dat de Palm-boom van Jericho en Egypte dezelfde eigenschappen hebben als die van Indie; maar vermids de Indiaanen vlytiger zyn dan de Inwoonders van Judea, trekken zy veel mèer voordeels van dien Boom. Van het | |
[pagina 119]
| |
hout maaken zy Schepen en Masten; zy spinnen den bast en vezelen, en vervaardigen 'er Touw en Dekkleeden van; naa het vogt uit de vrugt genomen te hebben, weeten zy koppen en vaten van dezelve toe te stellen. ‘Met één woord,’ zegt hernandez, ‘de Palmboom verschaft Indie Brood en Wyn.’ Plinius telt negen-en-veertig soorten van Palm-boomen op. Eenige, van die ik zag, waren by uitstek groot, andere laager en dikker van stam; eenige draagen vrugten zonder steenen, andere brengen eene zagte vrugt voort van eene langwerpige gedaante; en zommige hebben een groote en zeer harde vrugt. Onder de Palm-boomen van Cyprus merkte ik 'er een op by de Stad Salines, welke my zeer opmerkenswaardig voorkwam, uit hoofde van één der Takken, die in dikte den stam evenaarde. Uit deezen voornaamen tak kwamen verscheide kleinder voort, bedekt met bladeren als die op den top, en welke Dadels voortbragten, terwyl al het overige van den Boom onvrugtbaar was. Ik zag, nogthans, een groot aantal blaaren aan den bast van alle de Takken deezes Palm-booms; doch men berigtte my, dat de bloeizels daarin vorderden, zonder ooit vrugt te geeven. Mathioli verzekert ons, op 't gezag van theophrastus, dat de Mannetjes en Wyfjes Palm-boomen even vrugtbaar zyn; doch men gelooft zulks niet op Cyprus en in Syrie. In deeze Landen vindt men eenige geen vrugtdraagende Palm-boomen, Mannetjes geheeten, die men zo noodig rekent tot het bevrugten van alle de overigen, dat door dezelve weg te neemen, de vrugtbaarheid der geheele Plantadie verdwynt. Dit is eene zekere waarheid, ik had 'er een beslissende proeve van omstreeks Larnic. De Palm-boom wordt voortgeplant door scheuten uit den wortel voortkomende; door het zaaijen van de steenen uit de Dadels; of het planten van den bovensten top, het brein geheeten. Dezelve heeft een warme lugtstreek noodig, een vogtigen zandgrond, met salpeter bezwangerd. Nieuwlings geplant zynde, worden de wortels omringd met zout en asch, om 'er sterkte aan te geeven, en den groei te bevorderen; doch men moet omzigtig zorg draagen, om alle vette of rottende zelfstandigheden weg te weeren, als hoogst nadeelig aan deeze Plant. Geen Boom is 'er bekend, die in duur en sterkte den Palm-boom evenaart. Al de strengheid van het Weêr doorstaande, behoudt dezelve de jeugdige sterkte, verscheide Eeu- | |
[pagina 120]
| |
wen lang; zodanig, dat de Inwoonders zich niet herinneren eenen Palm-boom te hebben zien verdorren, ten zy dezelve door eenig werktuig beschadigd was. Wanneer dit gebeurt, wordt de Boom by den wortel afgehakt, en ter plaatze, waar dezelve stondt, verbrand; men overdekt de assche met een laag aarde, uit welker midden welhaast eene scheut te voorschyn komt, die, in 't verloop van weinige Jaaren, sterk wordt. Naardemaal de Palm-boom zomtyds in de Schriftuur den naam van Phenix draagt, komt het my niet onwaarschynlyk voor, dat het fabelvertelzeltje eens Arabischen Vogels van dien naam, die uit zyne assche zou herleeven, steunt op deeze byzonderheid, den Palm-boom eigen. Deeze Boom, gelyk bekend is, is het zinnebeeld geworden van alles wat groot en wonderlyk is onder de Menschen. De Palm-boom beduidt Overwinning, Zegepraal, Duurzaamheid, Onschuld, Regtvaardigheid, en byzonder de Vrugtbaarheid van Judea. Toen de Romeinen Jerusalem vermeesterd hadden, vervaardigden zy eenige Gedenkpenningen, op welken eene schoone Vrouw zat, beneden een Palm-boom, dien zy met haare traanen bevogtigde, en onderaan deeze woorden: Judoea capta, d.i. Judea vermeesterd. In de vlakte van Jericho, en de omliggende plaatzen, vond ik een Boom Zaccon of Zaccum geheetenGa naar voetnoot(*), niet vermeld by een der Oostersche Schryveren, 't geen my doet gelooven, dat zy onkundig waren van de heilzaame Olie, uit de vrugt gehaald. De Zaccon heeft groote gelykheid op den wilden Pruimen-boom. De Takken zyn bezet met prikkelen of doorns, tusschen de vier en vyf duimen lang; de bast is knobbelig en oneffen, groen van kleur, terwyl dezelve aan den Boom is; doch wordt, by het droogen, geel. Het hout is gelyk dat van den Brix-boom, en, schoon het dezelfde hardheid niet hebbe, krygt het, onder het be- | |
[pagina 121]
| |
werken, dezelfde gladheid en glans. De bladeren zyn gelyk aan die van den Olyf-boom, doch scherper, smaller, en van een schooner groene kleur. Dezelve brengt een witte geurige bloem voort; de vrugt is eene soort van eikel, zonder kelk, en beslooten in een vlies; dezelve heeft een kleine kern, en verdwynt, van den Boom genomen, bykans tot niets; doch bevat een steen met een pit, die, gekneusd, in Olie verandert. De Arabieren schatten deeze Olie zo hoog, dat zy dezelve den voorrang geeven boven de Balzem van den Balzemboom ter geneezinge van inwendige kneuzingen en wonden. Wanneer de Christen-Caravaanen te Jericho komen, ziet men hoopen Vrouwen hun te gemoet treeden, om den Bedevaartgangeren deeze heilzaame Olie aan te bieden, die zy in kleine zakjes, van huiden gemaakt, verkoopen. Naardemaal men, egter, ontdekt heeft, dat deeze Zaccon-Olie zomtyds vermengd wordt met Olie van Olyven, is het beter, dat zy, die dezelve willen koopen, ze laaten drukken in hun byweezen; kost zulks iets meer, men is verzekerd van de onvervalschtheid. Op de volgende wyze zag ik die Olie maaken. Eene genoegzaame hoeveelheid van de vrugt des Zaccon-booms, volkomen ryp, werd gedaan in een groot Vat, waarin men dezelve met huid, kern, steen en pik verplette, en, naar gelange de Olie daaruit droop, verzamelde men dezelve in een ander Vat. - Het overgebleevene werd met de hand gedrukt tot het droog werd, naderhand in een Ketel met kookend water geworpen, om 'er alle de Olieagtige deelen uit te trekken; deeze zich op de oppervlakte zettende, liet zich gemaklyk wegneemen, zonder een enkelen drup te verliezen. Dan die Olie is veel minder dan de eerste. De Zaccon-Olie heeft den smaak en kleur van zoete Amandel-Olie; met veel moeite wordt dezelve helder; dewyl de wyze, waarop men ze maakt, ze niet van hesse zuivert. - Ik nam waar, dat de Arabische Vrouwen, onder het drukken, alle deelen des lichaams 'er mede smeerden. Reden hier van vraagende, gaven zy ten antwoord, dat zy zulks zeer heilzaam vonden: dewyl de Olie de sterke uitwaasseming, door de hette der lugtstreeke veroorzaakt, en die haar zeer verzwakte, belette. De Heer lemery beschryft de Zaccon-Olie als dienstig ter ontbinding van dikke en koude vogten. - Quare- | |
[pagina 122]
| |
simus zegt, dat dezelve, op een oogenblik, de zwaarste Kolyken stilt, en voegt 'er by, zelve dit vermogen daarvan ondervonden te hebben. - Ik kan ook van de heelende kragt getuigenis draagen; tegenwoordig geweest zynde by eene geneezing daardoor toegebragt aan een Venetiaansch Reiziger. Deeze Man, verzeerd door een val van zyn paard, voelde zwaare pyn in de borst, die hem groot ongemak veroorzaakte; doch den raad gekreegen hebbende, om de verzeerde plaats met Olie van Zaccon te bestryken, en inwendig iets daarvan in te neemen, volgde hy dien raad, en, in weinige dagen, waren zyne wonden geheeld, en de pyn was weg. 'Er groeit in de tuinen van Jericho een Heestergewas, in 't Hebreeuwsch bekend, onder den naam van Copher, en door de Latynen Cyprus geheeten. 't Zelve is op dat Eiland zeer algemeen, en Kenna genaamdGa naar voetnoot(*). Men vindt in de Velden van Jericho ook Roozen; doch van eene veel minder soort, dan die, waarvan, in den Bybel met zo veel roems gesprooken wordt, welker bloemen eenige Liefhebbers voorwenden in hunne Kabinetten te hebben. De Roos van Jericho is een kleine Plant met een dikken wortel, omtrent één en eene halve duim lang. Dezelve heeft eene menigte van uitspruitzels, die zich van den grond verwyderen; ze hebben weinige bladeren; maar ze zyn overlaaden met bloemen, die, op 't uitbreeken staande, rood zyn; maar, by het verder opengaan, bleeker worden, en eindelyk geheel wit. Deeze bloemen hebben veel gelykheids op den Vlierbloem, met dit onderscheid, dat ze geheel geen geur hebben. De uitspruitzels komen nooit meer dan vier of vyf duimen boven den grond. Deeze Plant schiet haare takken en bloemen, en verdroogt. De takken krommen dan in 't midden, en, by elkander in den top vereenigd, vormen zy eene soort van kloot. Dit gebeurt geduurende de grootste hette, doch, by vogtig en regenagtig Weêr, spreiden zy zich weder open. In dit Land van Onkunde en Bygeloof, beschouwt het Volk het beurtlings openen en sluiten van deeze Plant, met geen Wysgeerig oog; zulks dunkt het zelve, een op zyn | |
[pagina 123]
| |
tyd wederkomend Wonderwerk, door den Hemel gewrogt om de gebeurtenissen deezer Wereld bekend te maaken. De Inwoonders van de omliggende streeken komen deeze Roozen-planten raadpleegen, als zy eene reis zullen onderneemen, eene verbintenis aangaan, of eene zaak van aanbelang sluiten, of by de geboorte van een Zoon. Indien deeze Plant openstaat, twyfelen zy niet aan het welgelukken; maar dezelve geslooten vindende, houden zy het voor een kwaadspellend teken, en staaken daarom de volvoering, indien het niet te laat is. Deeze Plant is niet onderworpen aan verrotting of verdorren. Dezelve kan het verplanten verdraagen, en tiert, zonder verbastering, in alle gronden. Ik weet niet waarom dezelve, bepaald, de Roos van Jericho genaamd is, dewyl ze niet oorspronglyk in die vlakte groeit. Ik hel over, om te denken, dat de Reizigers, die 'er deezen naam aan gegeeven hebben, onkundig waren, dat dezelve uit Steenagtig Arabie herwaards gebragt wierd. Ik nam in deeze Landstreeke verscheide andere Planten waar, die aanmerking verdienden, uit hoofde van derzelver nuttigheid, of den geur der bloemen. Ik verzamelde een groot aantal van dezelve, welke ik, by myne te rug reize, aan Doctor manetti gaf. Hy deelde zyne bedenkingen, daarover, mede op de openbaare Vergadering van de Wysgeerige en Kruidkundige Societeit te Florence. Met één woord, het ontbreekt deeze vlakte aan geene Voortbrengzelen in het Plantenryk, om het zelve ryk en gelukkig te maaken: behalven alle die gemeen zyn in Europa, worden 'er veele gevonden, aan deeze Plek byzonder eigen. Josephus schryft deeze groote vrugtbaarheid toe aan de hette des Dampkrings en den overvloed van Water; deeze doet de Planten zich uitspreiden, geene verfrist dezelve. De vlakte van Jericho is tegenwoordig ook bedekt met ryke Velden van Tarw en Gerst, die, omtrent het einde van April, ryp wordt. |
|