Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver den Invloed der Dampen.In den Winter, in tegendeel, is de boven Lugtstroom voornaamlyk gerigt na het Zuidlyk half hemelrond, en vandaar ontstaan de grootste hoogten van de Kwik in dat Saisoen. Dezelve hoopt zich overal op waar de Kolommen van de beneden Lugt kouder, en byvolge korter zyn; dus zal het zyn, over dat geheele gedeelte van Asia, 't welk zich verder dan 35 uitstrekt, en van het Oostlyk Gedeelte der Caspische-ZeeGa naar voetnoot(*) tot de Ys Zee, over het Vasteland van Noord-America, 't geen ik elders | |
[pagina 110]
| |
beweezen heb veel kouder te weezen, dan het oude Vasteland, en eindelyk over alle Pool-Gewesten. Vanhier is de Barometer doorgaans veel hooger in Noord-America, en ondergaat minder verandering dan in onze LandenGa naar voetnoot(*), en zelfs in Hudsons-Baay op de breedte van 59o, waar het Weêr zo stormagtig is, verandert de Barometer niet meer dan 1.37 Duim, terwyl dezelve te Petersburg meer dan twee Duimen verandertGa naar voetnoot(†). De veel digter Lugt van Noord-America, drukkende op de veel min digte van den Atlantischen Oceaan, veroorzaakt een Westen Wind, die bykans bestendig heerscht op de Oostkust van AmericaGa naar voetnoot(‡), en op de westelyke gedeelten van Europa, beneden de 70o Breedte. Doch daar boven neemt de boven Lugtstroom eenen veel korter weg van Europa in America, waar de koude veel grooter is. 'Er vormen zich ook opeenhoopingen in de zuidlyke Gedeelten van het oude Vasteland; by voorbeeld op de Bergketenen van Thibet, van Tartarye, van Turksch Europa, van Africa, en, in zekere maate, op het Alpische en het Pyreneesche Gebergte. Wanneer de verdunning in de Noordlykste deelen van Europa veelvuldig of groot is, 't zy door den overtogt van de Noordlyke Lugt in America, 't zy door veele en zwaare Noorderlichten, komt de Lugt van die zuidlyke Landen het evenwigt herstellen; en zo lang die Lugtstroom duurt, en tot het evenwigt hersteld is, moet de Barometer in de tusschen beide gelegene Gewesten daalen; zo dat de daaling van de Kwik nooit het uitwerkzel is van een Zuiden Wind; maar die daaling en die Wind zyn zamengaande uitwerkzels van eene verdunning in de Noordlyke Streeken, voortgebragt door oorzaaken, waarvan wy hier boven gesprooken hebben. Van den anderen kant, ryst de Barometer doorgaans met een Noorden of Oosten Wind; om dat, gelyk wy reeds gezegd hebben, de boven Dampkring voornaamlyk opgehoopt is in die Gewesten van ons Halfrond, waar deeze Winden gebooren worden; en die opeengehoopte Lugt gaat met dezelve na het Zuiden. Een zeker bewys, dat deeze opeenhooping de waare oorzaak is van derzelver hoogere digtheid, bestaat hierin, dat, wanneer de Noorde Wind | |
[pagina 111]
| |
overwonnen wordt, door een Zuidwesten, de Kwik daalt: dewyl als dan de Zuide Wind eene verdunning in de hoogere Gewesten te wege brengtGa naar voetnoot(*). Het blykt, dat de koude alleen niets uitwerkt in de verandering, door dien wind veroorzaakt, hiervan heeft men veele uitmaakende voorbeeldenGa naar voetnoot(†). Desgelyks, wanneer de Kwik zakt vóór een Onweêr, ontstaat die zakking en dit Onweêr beide uit eene groote verdunning, ter plaatze waar het Onweêr zich heenen wendt, en die verdunning komt voort uit de vermindering, of de verwoesting, in den boven Dampkring te wege gebragt. Daar de hoogere ophooping bovenal tot ons komt uit Noord-America, waar dezelve zeer dikwyls tot het Maximum klimt, ontstaat hieruit dat de veranderingen des Barometers doorgaans zich in Europa beginnen te openbaaren in het Westen, en dus allengskens na het Oosten voortgaan, zo als de Heer planer waargenomen heeft, die van Londen en Weenen vergelykendeGa naar voetnoot(‡), en zich vertoonen bykans op denzelfden tyd, op zeer wyd van een gelegene Breedten; maar niet desgelyks op de Lengten: indedaad de vloed der hoogere opeenhooping kan op de Kusten van Europa uitgebreid weezen; maar moet na het Oosten voortgaan. In den voortyd, begint de boven Lugtstroom zich na het Zuiden te verspreiden; in den Herfst keert dezelve te rug; vandaar de Stormen ten tyde der Nagtëveningen, en de veelvuldige veranderingen des Barometers in die tyden des Jaars. De hoeveelheid van Lugt des Equators, over ons Halfrond verspreid, is alle Jaaren niet dezelfde, en even zo is 't gelegen met de hoeveelheid in de Noordsche Gewesten verteerd: te deezer oorzaake is de gemiddelde hoogte des Barometers, in onderscheide Jaaren, ongelyk. Eene naauwkeurige reeks van Waarneemingen van de veranderingen, die alle Jaaren voorvallen tusschen de Keerkringen, vergeleeken met die plaats grypen in de Noordsche en tusschen beide gelegene Gewesten, zou de duisterheden verdryven, welke hier nog gevonden worden. Barometers op | |
[pagina 112]
| |
gemiddelde Breedten geplaatst, zouden ons onderrigten wegens de hoeveelheid van Lugt over ons Halfrond gebragt; andere Barometers, gesteld in de Poolgewesten, zouden ons leeren hoe veel Lugts daar verteerd wierd, maar, dewyl die Waarneemingen ons ontbreeken, zullen wy ons vergenoegen met een algemeen overzigt, van 't geen de voornaamste oorzaak schynt te weezen, van die onderscheidene jaarlyksche veranderingen. In zommige jaaren is de opeenhooping, welke geschiedt op de bergagtige Landen van het Zuiden van Asia en van Europa, en van het Noorden van Africa, veel grooter dan in andere, en misschien moet zulks toegeschreeven worden aan een veelvuldiger of vroeger vallen van Sneeuw; in dit geval is de Lugt van het Noorden veel ligter, en die van het Zuiden veel kouder dan gewoonlyk; als dan heerschen de Zuide Winden, voornaamlyk, in de Noordsche Gewesten, en, dewyl deeze doorgaans aan eene veel strenger Koude onderheevig zyn, moeten de Zuide Winden daar, in vergelyking, veel warmer weezen. Dus heeft men dikwyls opgemerkt, dat, wanneer de Winter zeer streng is in 't Zuiden van Europa en Asia, dezelve zeer zagt valt in de Noordlyke Gewesten, en de Barometer laag daalt. Schoon op wolken en regenvlaagen, menigmaal, het daalen van de Kwik volgt, is ondertusschen die daaling geen onmiddelyk uitwerkzel van die wolken en regenvlaagen; in tegendeel klimt de Kwik dikwyls geduurende den regen. Maar het verdunnen des Dampkrings, die het daalen van de Kwik veroorzaakt, en ontstaat uit de wegdryving der hoogere ophooping, is gunstig aan het vormen van wolken; terwyl een zwaare Dampkring, schoon dezelve de reeds gevormde Dampen onderschraagt, de uitwaasseming belet: wanneer, derhalven, de zwaarte des Dampkrings vermindert, en de uitwaasseming vermeerderd is, wordt dezelve welhaast in de hoogste Lugtgewesten verzadigd, en 't is als dan, dat zich de wolken vormen; maar de Regen schynt den oorsprong verschuldigd aan eene onttrekking van de Electrieke stoffe, die, wanneer de Lugt vol Dampen is, gemaklyk na de aarde gevoerd wordt. By vast en helder Weer, staat de Kwik doorgaans hoog, om dat de groote ongesteldheden des Dampkrings verbonden zyn aan den staat van verdunning, die doorgaans verre af is, als de boven ophooping groot is. Men begrypt, natuurlyk, dat de veranderingen van de | |
[pagina 113]
| |
hoogte der Kwik veel grooter zullen weezen, aan het waterpas der Zee, dan op een groote verhevenheid daar boven. Want, als wy veronderstellen, dat de Kwik by 't waterpas der Zee staat op 30 Duimen, en op een zekere hoogte boven dat waterpas op 25 Duimen, zal, indien het gewigt des Dampkrings 1/100 verminderd is, de Kwik by 't waterpas der Zee 1/100 van 30 Duimen = 0,30 van een Duim daalen, en de Kwik, op zekere hoogte, zal 1/100 van 25 Duimen = 0,25 van een Duim zakken. Maar men heeft waargenomen, dat op hooge Bergen de verandering, naar evenredigheid veel kleinder is dan by 't waterpas der Zee. Men is tot nog toe onkundig geweest van de oorzaak deezes onderscheids; egter verdient dezelve alle aandagt. Een groot aantal van Waarneemingen laat niet langer toe te twyfelen wegens de eigenschap, welke zy bezitten, om de Lugt, die met derzelver hoogte overeenkomt, te verdikken en op te hoopen, in eene veel grooter maate, dan de Lugt in de vlakten op dezelfde hoogte verdikt en opeengehoopt is: van hier zal men bevinden, dat, wanneer de Barometer daalt in de Vlakte en op 't Gebergte, de daaling, naa het aftrekken van het verschil der Lugtgesteltenisse, naar evenredigheid veel grooter is in den benedensten dan in den bovensten Barometer; en, integendeel, dat, wanneer de Kwik in den eenen en den anderen ryst, de ryzing veel grooter in den tweeden, dan in den eersten, zal weezen. Dus vondt men den 17 Aug. MDCCLXXV, ten 9 uuren, de hoogte van den Barometer op de Kaai, CarnawenGa naar voetnoot(*) op 30,075, en op de hoogte van Snowden, 26,418. Op den middag was de Barometer op de Kaai gedaald op 30,034, en op de hoogte 26,405. De daaling van de Kwik in de vlakte was dus 1/1002 van 't geheel, en op den Berg alleen 1/1032 van de eerste hoogte. Aan den anderen kant klom de Barometer ten 2 uuren tot 30,045, terwyl op de hoogte van Snowden dezelve zich verhief tot 1/2640 van zyne hoogte. En daar de daaling van de Kwik beneden de gewoone gemiddelde hoogte veel menigvuldiger en veel grooter is, dan de klimming boven dezelve, zyn de veranderingen op de Bergen in alle evenredigheid minder dan aan 't waterpas der Zee. - 't Is my niet onbekend, hoe eenige Waarneemingen ontdekt hebben, dat de Kwik daalde op 't gebergte, terwyl dezelve in de vlakte rees; doch | |
[pagina 114]
| |
dit gebeurde niet dan by warm en helder weêr, op pun ten van Rotzen verwarmd tot een meerder graad, dan derzelver hoogte medebragt, en dus de omringende Lugt verdunde, of op winderige dagen, die de Lugt niet toelieten stil te blyven hangen, of eindelyk, wanneer een Zuide Wind boven waaide, zonder zich na beneden uit te strekken. Het is door eene verdikking van dien aart, welke men meent waargenomen te hebben, by het meeten van den Berg Hackluyt op Spitsbergen, dat de Generaal roy afleide, dat de Lugt aan de Poolen, schoon van dezelfde Gesteltenisse en by eene gelyke drukking, soortlyk zwaarder was dan die der gemiddelde Wereldriemen; dit kan, strikt gesprooken, niet waar zyn: dewyl het zeker gaat, dat de Stormen, aan de Poolen, de Lugt moeten vermengen met den algemeenen Dampkring. Ik moet nogthans niet verheelen, dat de met regt beroemde bouquer een hier mede strydig verslag uitbragt: want eenige Proeven, welke hy deedt met een Slinger, deeden hem besluiten, dat de Lugt op de hoogste Bergen, naar evenredigheid, veel veerkragtiger en min digt was dan by 's Aardryks oppervlakte; maar een zyner vergelykende Proeven, die hem tot dit besluit bragten, werd gedaan in de vogtige Lugt van Popayan, met een Slinger, bestaande uit gestrengelde vezelen van den Aloë; en ik heb van een bevoegd Regter in het stuk der Hygrometers en SlingersGa naar voetnoot(*), dat deeze Aloë-vezelen de vogtigheid zeer aantrekken: zo dat, derzelver gewigt veel vermeerderd zynde, het geenzins te verwonderen is, dat de slingeringen vertraagd zyn in eene veel grooter evenredigheid dan ze anderzins zouden geweest zyn. Naardemaal ik altoos verondersteld heb, dat de verdunning des Dampkrings in de Poolgewesten voortkwam van de Noorder- en Zuiderlichten, welke ik aanmerk als eene verbranding der ontvlambaare Lugt, veroorzaakt door de Electriciteit, zal ik deeze Proeve besluiten met het bybrengen der gronden, waarop men deeze veronderstelling laat rusten. I. 't Is zeker, dat de ontvlambaare Lugt in 't byzonder wordt voortgebragt, tusschen de Keerkringen, door verscheide natuurlyke werkingen, als de verrotting van dierlyke en groeiende zelfstandigheden, de Vuurbergen, | |
[pagina 115]
| |
enz. als mede dat die Lugt veel ligter is dan eenige andere, en gevolglyk de hoogste plaatzen in den Dampkring beslaat: van hier heeft de Hoogleeraar de saussure, en anderen, op de hoogste Bergen de Lugt min zuiver gevonden dan in de vlakten, en derzelver Electriciteit veel sterker. II. Dr. Halley, en anderen, die over de Passaatwinden geschreeven hebben, beweeren, dat de hoogstdryvende Lugt tusschen de Keerkringen zich na de Poolen verspreidt, en ik geloof dat zulks genoegzaam beweezen is: het is, derhalven, de ontvlambaare Lugt, die zich bovenäl na de Poolen uitstrekt. III. Het gaat vast, dat de Noorderlichten de hoogste zyn van alle Verhevelingen, schoon zy zomtyds vry laag in den Dampkring daalen: en het gevoelen van franklin, die dezelve uit de Electriciteit doet voortkomen, wordt thans door alle Weêrkundigen bykans algemeen aangenomen. Ik zal thans niet treeden in eene opgave hunner redenen, dit zou my te breed doen uitweiden. IV. Het is zeker, dat, na het schynzel van een Noorderlicht, de Barometer gewoonlyk daalt. De Heer madison is de eerste die deeze Waarneeming in America gedaan heeftGa naar voetnoot(*), en ik vind dezelve elders bevestigdGa naar voetnoot(†). Deeze Verschynzels gaan ook doorgaans gepaard met hooge WindenGa naar voetnoot(‡) veeläl uit het Zuiden komende; een vastgaand bewys opleverende, van eene verdunning der Lugt in de Noordlyke Gewesten. Deeze Noorderlichten vertoonen zich ook veel menigvuldiger in Noord-America dan in Europa, op dezelfde Breedten. Capitein middleton merkt op, dat men ze bykans alle nagten zag in Hudsons-Baay, op de Breedte van 59o, terwyl men ze te Petersburg veel zeldzaamer waarneemt: dit dient tot versterking van het denkbeeld, waarin ik staa, dat de bovenvloed der Lugt zich in grootere hoeveelheid over Noord-America, dan over het oude Vasteland, verspreidt. |
|