Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |||||||||||
Verhandeling over den Dollen-Honds beet.Aan de Heeren Schryveren van de Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
myne heeren!
‘Ofschoon 'er reeds in een Nieuwspapier melding gemaakt is van het Hulpmiddel van den Poolsch Koninglyken Lyfartz, den Heer christian jacob de moneta, tegens den zo doodelyken Dollen-Honds Beet, en het nogthans te vreezen is, dat misschien eenige, en mooglyk veele, het vermogen daarvan zullen in twyfel trekken, en aldus hetzelve verwaarloozen; zo neem ik, op aanraaden van de Heeren Dr. hopman en j. van der haar, de vryheid een omstandiger verhaal daar van, uit de Medicinisch-Chirurgische Zeitung van den 16 December 1790, No. 100. mede te deelen; verzekerd zynde, dat, wanneer het in uw Mengelwerk geplaatst mag worden, hetzelve meerder vertrouwen verwekken zal.’ In die hoop noem ik my
myne heeren! UWE. D.W. Dienaar
j.d.m. cleve, Apothecar van 't Groot Gasthuis. 's Bosch den 31 January 1792.
De beet van een dol, somtyds ook van een sterk getergd, Dier heeft dikwyls dit treurig gevolg, dat de gebeetene, na eene hevige heete Koorts, gepaard met Razerny en Watervrees, eindelyk in zyn eigen speeksel stikt. Niettegenstaande de Razerny en Watervrees van alle tyden één en dezelfde oorzaak, en hetzelfde doodlyk einde, gehad hebben; zo heeft men echter, in spyt der moeite van zo veele scherpziende Geneeskundigen, in een tydperk van eenige 1000 Jaaren, nog de natuur van het Raas - smet, nog deszelfs werkenden aart kunnen doorgronden, veel min daar tegens een zeker Gencesmiddel uitvinden. De Heer c.j. de moneta woont in Warschau, de verzamelplaats van zo veele Grooten, die, behalven haare Huisen Schoothonden, veele Jagthonden hebben; alwaar ieder | |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
huisgezin een of twee Honden byzonder in de Voorsteden, houd; alwaar veele honderd Voerlieden, die daaglyks ter markt komen, hunne Honden medebrengen; alwaar veele Wolven de wegen dikwils onveilig maaken; en heeft veelvuldige gelegenheid gehad, ongelukkigen, die van dolle Honden en Wolven gebeeten waren, zelfs te behandelen, of wel door andere Artzen, behandeld te zien. Van drieëntwintig gezonde Perzoonen, van 60 tot 17 Jaaren oud, die van een dollen Wolf, twee mylen van Warschau, op het Goed van des Konings broeder gewond waren, en welke, den volgenden dag in een Hospitaal ingenomen, door een kundig Artz, met Scarificatien, mercuriale Vryvingen en Houtdranken, behandeld wierden, kwam 'er geen één af. Zelfs zyn die geenen, die van dolle Dieren gebeeten waren, en door den Heer de moneta in de eerste jaaren van zyn practyk behandeld wierden, alle gestorven. Het branden en uitsnyden der Wonden; de met zo veel ophef aangepreezene Meikeever in Honig; de zo geroemde Anagallis; het vlugge Alcali; het Poeder van Cobb: en de Spaansche Vliegen na de methode van werlhoff, waren alle vrugteloos. Eindelyk kwam de Heer de moneta op het uit- en inwendig gebruik van Bier-azyn met Boter, het geen zyn voormaalige Leermeester, de Heer Doctor gottfried thiesen, in Koningsberg, in het Jaar 1768, opentlyk bekend maakte. Reeds één jaar van te vooren prees een weldenkend Artz, in het Dresdensche Intelligentsblad, het uit- en inwendig gebruik van Wyngeest aan, om dat hy daardoor veele, die van dolle Honden gebeeten waren, gelukkig gered had. De Heer Hofraad de moneta bezigde nu den Bierazyn met Boter, by zulke ongelukkigen, en stond verwonderd over den gewenschten uitslag. Sedert dien tyd heeft hy meer dan zestig, van dolle Dieren gebeetenen, zonder één eenigen te verliezen, geneezen; en meer dan honderd anderen zyn daardoor gered geworden; zelfs zulken, die reeds de Watervrees hadden, wierden wederom hersteld. t'Zedert dien tyd is deeze Geneeswys ook in Warschau zo bekend, dat men het niet meer nodig oordeelt, by dergelyke Zieken, een Doctor te haalen. Dezelve bestaat in het volgende: | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
Wanneer de gewonde en reeds geheelde plaats wederom begint te jeuken, pynlyk te worden, of zig te ontsteeken, en dus het Gift wakker wordt; ook als de gebeetene eene zwaarte en angst ter plaatse van het hart, en hevige hoofdpyn aan de regte zyde, gevoelt, zyn zulks onfeilbaare tekens, (zegt de Heer de moneta) dat de Hond wezentlyk dol geweest is, hoe zeer men daarvan bevorens niet overtuigd was. Verders, zeggen de Uitgeevers van de Medicinisch-Chirurgische Zeitung, hebben wy het ons tot een byzonderen pligt gemaakt, omtrent dit voor het Menschdom zo gewigtig Geneesmiddel, meerdere en getrouwe berigten te verkrygen, en, daar ons de Heer Hofraad de moneta, als een waar Menschenvriend, en een waarheidlievend Man, is op- | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
gegeeven, en daar ontelbaare Polakken verzekerd hebben, dat al het geene, wat de Heer de moneta hier over geschreeven heeft, de getrouwe waarheid is; zo maaken wy dit aan onze Leezers met het levendigste genoegen bekend, en verzoeken hun, om aan den Poolsch-Koninglyken Lyfartz, voor de bekendmaaking van dit zo dikwerf heilzaam bevonden middel, tegen een van de schrikbaarendste Kwaalen, hunnen dank met den onzen te vereenigen; terwyl wy ons blad aanbieden om de proeven aan te kondigen, welken ieder Artz de gelegenheid mogt gehad hebben daar mede te doen. Intusschen komt ons heden, zeer gelukkig, ter hand eene Poolsche Courant van den 26 Juny van dit jaar (1790) waarin wy het volgende vinden: ‘Op de Heerlykheid Willanow, een myl van Warschau, viel een dolle Wolf, den 10 April laatstleden, voormiddags, de Akkerlieden op het Veld aan. De eerste, Jacob Jezewsky, een Jonge van 15 jaaren, wierd terstond van hem overweldigd, en langs zyn geheele linker zyde gewond. Het bovenste gedeelte zyns hoofds, en het linker oor, waren dwars doorgebeeten; de Oorklier, zo verbryzeld, dat de wonde de grootte van een gulden hadt; op de wang, aan den hals, en op de Schouder, zag men eenige beeten; in de zyde, aan de dye, en aan het bil, gelyk ook aan de handen, was hy sterk gekwetst. In 't geheel hadt hy meer dan dertig wonden. De tweede Boer, Christoph Rudzieke, en de derde, Jacob Zalagowski, die toeschooten om den Jongen te redden, wierden insgelyks in de handen gebeeten, terwyl hun de Wapens ter verdediging ontbraken. Van de menschen liep de Wolf na een Zak met Paardevoeder, doorbeet en verscheurde denzelven; toen viel hy eene kleine Kudde Schaapen aan, en in een oogenblik hadt hy 'er dertien van verscheurd. Ook heeft hy nog twee Boeren-Paarden, en eenig Rundvee, gewond, die op dezelfde Weide waren. Men weet niet, waar dit Vee, hetwelk de Boeren terstond in stilte verkogten, gebleeven is, maar van de Schaapen wierden 'er aanstonds elf begraven; twee derzelven, aan welke men niet ontdekt hadt dat zy gekwetst waren, wierden, na de eerste Volle Maan, nog in April dol; deeze arme Dieren schuimbekten, sprongen, en stieten den Kop zo lang tegens eenen paal, tot dat de herzenen 'er uit kwamen, en zy | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
dood te neder stortten. De Wolf zelfs, dien de Boeren vreesden te naderen, tuimelde gantsch zwak nog eenigen tyd op 't Veld, en stierf, vermoedelyk, ras daarop, in het naastby gelegen boschje. De drie gebeetene Boeren wierden terstond naar Willanow, in het Vorstelyk Ziekenhuis, gebragt, door den Chirurgyn, den Heer klesser, gevisiteerd, en naar de wyze van den Heer de moneta behandeld. Dezelve bestaat hierin: dat warme Bier-azyn met wat Boter, een klein Theekopje vol, viermaal daags, aan den patient inwendig gegeeven wordt; maar uitwendig wordt op alle beschadigde plaatzen de warme Bier-azyn met Boter zo lang omgeslagen, tot dat alle wonden geneezen zyn; zo als zulks in het Tractaatje - Sposob jedyny ratowania Ludzi Ktorzy od wscieklych psow, wiekow &c., het welk in den Gröllischen Boekwinkel te Leipzig verkogt wordt, is beschreeven. Om zeker te zyn by den jongen, continueerde men, uit hoofde der zo zwaare wonden aan zyn hoofd, en byzonder aan de Oorklier, met het inwendig gebruik van den Azyn, nog vier weeken; doch men verminderde daaglyks de gifte. Deeze drie Boeren zyn, alle volkomen hersteld zynde, den 22 Mey, uit het Hospitaal gegaan. Dat dit alles de waarheid is, en dat de Boeren zig ook in 't laatst van Juny nog volkomen wel bevonden, is door uitvoerige Getuigschriften, zo van den Heer wytoszynski, Prediker van het Kerspel, waartoe deeze Lieden behooren, als van den Heer Opper-Commissaris rudomina, en meer andere ooggetuigen, bevestigd.’
't Was zeer te wenschen geweest, dat van de bovengemelde drieëntwintig dol gewordene menschen Aantekeningen gehouden waren, van de wyze hoe zy gebeeten, en den tyd of dag waarop zy gestorven waren. - Boerhave schynt te stellen, dat de toevallen zig somtyds aanstonds na den beet, of, zegt hy, zo anderen verhaalen, nageheele twintig Jaaren, enz. te voorschyn komen. Aphor. 1137. De Heer van der haar verhaalt my, een Heer gekend te hebben, die, van een Hond gebeeten, zes Jaaren lang, in een geduurige ongerustheid voor Watervrees of Dolheid, leefde, en by verscheide Hooge Schoolen | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
steeds raadpleegde: om de Historie van de Watervrees te voltooijen, schynen soortgelyke Aantekeningen noodzaakelyk. Gemelde Heer gist ook, dat de toevallen van Watervrees, schoon niet altyd, zig meest, tusschen den 40 en 80sten dag, vertoonen. Zie zyne Waarneemingen, tweede druk, bladz. 156. 't Verdient vooral ook opmerking, of iemand door een digt of dik stoffen of wollen Kleed, of in een ontbloot deel, gebeeten is. Vertaaler.
Vervolgens vind men nog in de Medicinisch-Chirurgische Zeitung, van den 26 Mey 1791, No. 42, het volgende Uittrekzel uit een Brief van den Heer de moneta, dienende tot nadere bevestiging. Myne Verhandeling over den Dollen-Honds beet geraakte voorleeden Jaar ook in handen van eenige Geneesheeren te Weenen, aan wien dezelve niet onwaarschynlyk moet voorgekomen zyn, wyl men in 't Hospitaal daarvan Proeven nam, met eene even gelukkige uitkomst. Dit nu maakte nog dieperen indruk; men wendde zich tot den Keizer, om, het door my verhaalde van den Dollen-Honds beet, ook hier ter plaatze (Warschau) door deszelfs Minister te laaten onderzoeken: of, en in hoe verre, zulks met myn bericht overeenstemde. Zyne Keizerlyke Majesteit gelastte hoogstdeszelfs Minister te Warschau, om nadere kennis met my te maaken, en om die plaatzen en perzoonen, die ik hem zoude opgeeven, in perzoon te gaan zien, ten einde zelfs ooggetuige te zyn van 't geen ik opentlyk had bekend gemaakt; en in hoe verre zig dit in zyne tegenwoordigheid bevestigde. Wy zyn dus te Willanow geweest, alwaar de Inwooners opgeroepen wierden, op dat de Minister alle die in 't voorleede Jaar gebeeten waren, waarvan hunne Lidtekenen nog getuigden, zelfs zien, en de waarheid uit deeze lieden hooren konde, dat zy namentlyk niets dan bier-azyn met boter, uit- en inwendig gebruikt; geen Spaansche Vliegen, geen Scarisicatien, Aderlaatingen noch Baden, noodig gehad hadden, en niettemin geneezen waren. By deeze gelegenheid ontdekte ik nog omstandigheden, die my tot hiertoe onbekend waren De Jonge, die zo zeer gebeeten was, is laatstleden September gestorven. Dit verwekte nieuwe twyfelingen. Zyn Vader, die tegenwoordig was, verhaalde, dat de Jonge, reeds voor het ongeval, altyd zieklyk geweest was, en | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
dikwyls toevallen van vallende Ziekte had; dat hy in September was ziek geworden, over hoofd- en ledepyn had geklaagd, ook zeer aamborstig was, dat hy veel gedronken had, van tyd tot tyd zwakker was geworden, dikwyls gekoortst had; dat hy, volgens 't gebruik der Roomsche Kerk de heilige Sacramenten ontfangen hebbende, 7 uuren daarna by zyn volle kennis overleeden was. De Priester van die plaats, die hem bygestaan had, heeft hiervan eene schriftlyke Verklaaring opgesteld, en, ondertekend, aan den Minister overgegeeven. Daar nu die Jonge aan eene Ziekte is gestorven, die men niet als een gevolg der Razerny kan aanmerken, om dat 'er hoegenaamd geene tekens van Watervrees waren; zo ontstond de groote vraag: of de Wolf ook wel wezentlyk dol geweest ware; en hoe dit te bewyzen? - Vooreerst, al het geen dat ik bevoorens van den Wolf heb opgegeeven, wierd wederom door de Boeren, die toen op het veld waren, en hem gezien hadden, bekragtigd. Alle hielden zy hem voor werklyk dol, en toen hy zig van hun verwyderde, heeft hy, enkel uit zwakheid, getuimeld. De toevallen, in 't vervolg de Dieren overgekomen, en die ik toen nog niet alle zeker wist, bevestigen volkomen, dat hy dol was:
| |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
|
|