| |
| |
| |
Beschryving van de wooningen, gewoonten en zeden, der inwoonderen van het eiland Man.
(Overgenomen uit townley's Journal in the Isle of Man.)
Op het Eiland Man komende, zagen wy verscheide Huizen in een smaak boven dien van gewoone Landhuizen gebouwd; en veelen, die blykbaar alleen tot Boerenwooningen moesten dienen: eenige deezer waren redelyk goed aangelegd, en konden tot draaglyk gemaklyke Wooningen dienen; doch zeer deedt het ons aan, ten zelfden tyde zulk een aantal van de elendigste Hutten te ontdekken, byeen onder deeze betere Wooningen. Dit gaf ons een allerongunstigsten indruk van de armoede deezes Eilands, en maakte ons medelyden gaande met de Bewoonderen deezer jammerhartige Hutten. De rook kwam uit een kleine spleet, of een vat daar op gezet, doch veelal alleen ter deure uit; een klein venstertje diende om eenige straalen van het daglicht in te laaten. - Vrolykheid, nogthans, woont 'er zomwylen, en wel te vredenheid, geloof ik, meest altoos: want deeze is een der zegeningen van de armoede, die de Godlyko Voorzienigheid zeldzaam den geringsten der Stervelingen onthoudt; en waardoor de Vader van allen hun eene vergoeding schenkt, voor de geluks- en gemaksgoederen, welke zy anderzins derven.
De Wanden van deeze elendige Verblyfplaatzen, zelden meer dan zeven voeten hoog, bestaan zomtyds uit ruwen ongehouwen steen; doch doorgaans uit aardzooden. De Daken zyn alle van stroo; doch 'er zo dun opgelegd, dat zy, om dit ligte dekzel op de plaats te houden, veele van stroo gevlogten koorden daarover heen haalen, en met pennen in de zwakke Wanden vast steeken.
Gelyk het vertoon van zulk eene menigte slegte Wooningen voor Menschen, als over alle deelen van dit Eiland verstrooid zyn, een algemeen denkbeeld van de grootste armoede opleveren, zo krygt men dat van onvrugtbaarheid, door het gebrek aan timmer- en hakhout, en zelfs aan groeiende haagen. Meest alle hunne landscheidingen zyn smalle aarden ophoogzels, nu eens geheel onbeplant, dan weder met eenige in 't wilde opschietend kreupelhout begroeid. De grond, van welken deeze op- | |
| |
hoogzels zyn zamengesteld, is van eene losse zelfstandigheid, zo dat ze geduurig afvalt, en steeds herstelling behoeft. In den besten staat zyn ze nog slegte beschermmiddelen van eigendom: ingevolge hiervan zouden veelvuldige overloopingen tusschen digt aan elkander liggende Nabuuren, moeten voorvallen, die aanleiding tot pleitgedingen gaven, indien zy de voorzorg niet gebruikten om alle hunne Schaapen te merken, en ook veelal hunne kleine Paarden.
Het Gemeene Volk op dit Eiland is, zeker, van een luijen en werkloozen aart. Zy liggen tot zeer laat in den morgen te bedde, en, door noodzaaklykheid daar uit opstaande, begeeven zy zich, met een blykbaaren wederzin, aan hunne onderscheide bezigheden. Dit Character wordt eenpaarig gegeeven van het Werkvolk op dit Eiland in 't algemeen, door de zodanigen, die hun langen tyd gekend hebben. Nogthans stemmen zy allen toe, dat 'er eene soort van bezigheid is, welke zy met de grootste vaardigheid aanvangen; te weeten, de Haringvisschery. Geduurende dat bezig tydperk ontdekt men geen het minste teken van traag- of luiheid onder allen die zich met die Vischvangst bemoeijen; integendeel ziet men een onaflaatend vlytbetoon, een werkzaamen en onderneemvollen geest het Volk bezielen, 't welk bezig is in dat vermoeiend en zomtyds gevaarlyk werk.
Niet minder dan vierhonderd zeer welgemaakte Boots (toebehoorende aan het Volk deezes Eilands) worden 's jaarlyks tot de Haringvisschery gebruikt. Deeze zyn met stoute Zeelieden bemand, vyf, zes, zeven of acht in ieder. De winst dier Visscherye is zomtyds verbaazend groot; doch, als dezelve slegt uitvalt, zeer gering, en naauwlyks toereikende om de kosten der uitrustinge goed te maaken; nogthans is de streelende hoop om een hoogen prys te trekken, gelyk in alle Loteryen, genoegzaam om hun Vischlust wakker te houden, goed en leeven te waagen in deeze by hun alleen geliefde bezigheid.
Zo ras de Vischtyd geheel voorby is, keeren zy elk na hunne Wooningen te rugge, om de vrugten van hunnen arbeid te smaaken. Zy geeven zich, op de onbepaaldste wyze, over aan de eenige vermaaken des leevens, welke zy najaagenswaardig keuren, en om welke zy een korten tyd in 't zweet huns aangezigts arbeiden, Onmaatigheid, Slaap, Ledigheid. In den bedwelmden staat, uit deeze inwilligingen van lust gebooren, blyven zy zo lang 'er iets van de gemaakte winsten overschiet: eer deeze geheel verteerd zyn,
| |
| |
is het volstrekt vergeefsche arbeid veelen tot den gemaklyksten en zelf noodwendigen arbeid te krygen: zy weigeren, volgens egte bescheiden, de hand te leenen om de vrugten des Velds in te zamelen, zelfs in den voordeeligsten Oogsttyd.
Om deeze redenen hebben veele verstandigen en doordenkenden, bovenal die Landeryen bezitten, wel gewenscht, dat de Haring, in derzelver Zuidlyke uittochten, eenen nieuwen weg nam, en den Jaarlykschen loop verre van de oevers van het Eiland Man verwyderde, dewyl zy gelooven, dat, indien de gemeene man dit middel van werkzaamheid en bestaan miste, gemaklyk zou gebragt worden tot een hebbelyker vlytbetoon, nutter voor 't gemeen, en van zekerder winst voor hun zelven. Het gevolg hiervan zou weezen, eene betere bebouwing van alle de Landeryen op het Eiland, een meerderen aanwas van de Veeteelt, en uitbreiding van de tegenwootdige Linnenweevery, en mogelyk het invoeren van andere voordeelige Handwerken, die het Eiland min afhangelyk zouden maaken van andere Landen, ten opzigte van veele Leevensnoodwendigheden, en een geest van werkzaamheid onder het Volk in 't algemeen opwekken.
Waren deeze gevolgen zo zeker als hier opgegeeven en gehoopt wordt, ik zou my, schoon enkel een doortrekkend Bezoeker deezes Eilands, vereenigen met deezen wensch; maar, wanneer men met bedaardheid overweegt, hoe hoogstbezwaarlyk het valle lang stand gegreepen hebbende gewoonten en vooroordeelen te onder te brengen; gewoonten en vooroordeelen zelfs, die tastbaar ongerymd en schadelyk zyn. - Hoe moeilyk het is, om gevestigde kwaade hebbelykheden, bovenal die van Onmaatigheid en Luiheid, uit te rooijen, en eene geheele verandering te veroorzaaken, in de geneigdheden van een geheel Volk - zal de vervulling van dusdanig een wensch waarschynlyk met zeer slegte, en misschien zeer schadelyke, gevolgen gepaard gaan. Want, beroofd van die gewoone bron des bestaans, zou het arm en arbeidend gedeelte der Eilanderen zich opgewekt vinden om den loop der Haringen te volgen, en zich in eenigen meer vrugtbaaren oord neder te slaan. Gehegtheid aan den geboorte-grond, dat beschutzel der Voorzienigheid tegen gestadige verplaatzing, zou op hun, in de omstandigheden waarin zy zich geplaatst vinden, van weinig of geen indruk weezen; hunne elendige Wooningen kunnen niets aantrekkelyks
| |
| |
hebben; want zy kunnen naauwlyks elders slegter gehuisvest zyn: zelfs al werden zy, voor eene wyl, genoodzaakt Medebewoonders der Dieren te worden in Bosschen, in Holen en Rotsspelonken. - En wat de weezenlyke middelen van Leevensonderhoud aanbelangt, zy vinden zich van alles, wat Tafelweelde mag heeten, zo verre verwyderd als eenig volk op den Aardbodem. Hun Brood, die staf des leevens, wordt, van ruw Gerstenmeel of slegte Tarwekoeken gekneed, gebakken. Voorts bestaat hun voedzel uit Aardappelen en Karnemelk; en wanneer de Huismoeder eens lekker zal opdisschen, doet zy 'er twee of drie roode Haringen by. Dit laatste is ook, mag ik afgaan op het getuigenis van geloofwaardige Lieden, het eenig onthaal, dat de Landbouwers in het bergägtige gedeelte genieten, negentien van de twintig dagen. Vleesch komt nooit in hunne Huizen, dan op twee vast bepaalde tyden, Kerstyd en Paaschen.
Indien de Landëigenaars ernstig wenschten de arme Boeren van, gelyk zy thans zyn, luie, tot werkzaame en nutte Leden der Maatschappye te bekeeren, moeten zy dit loslyk werk beginnen, met den toestand dier elendigen te verbeteren; met voor hun geschikte Wooningen te bouwen, hun tot werkzaamheid uit te lokken, door de aanbieding van gestaagen arbeid, die, in den aanvang, niet te zwaar is, en welker belooning geëvenredigd is aan de behoeften hunner huisgezinnen.
Veele soorten van bezigheid doen zich zeer duidlyk op aan het bespiegelend oog, in de onderscheidene en noodige verbeteringen van Droogmaakeryen, Afdammingen, het zuiveren van den grond. Deeze nutte verbeteringen zouden genoegzaamen daaglykschen arbeid verschaffen aan een dubbel getal van arbeideren, die zich thans op dit Eiland bevindt.
Droogmaakeryen, waar een overvloed van water is, die den grond verkoudt en den groei belet, strekken tot grondslagen van alle weezenlyke verbetering in landen van dien aart. Hoe veele honderd Acres van wel bearbeidbaar land doen zich op in de Valei, boven het Klooster, geheel met Riet en andere nutlooze Waterplanten begroeid, die noch tot Weiden kunnen dienen, noch hooi opleveren. Dit is de deerlyke toestand van meest alle de vlakke gronden, aan de oevers van beide de stroomen, zich op een grooten afstand tot het gebergte uitstrekkende. Nogthans zouden deeze gronden, naa eene behoorlyke Droogmaakery, by- | |
| |
kans onschatbaar worden door het fynste hooi op te leveren. Duizend en duizend Acres van moerassige gronden, die zich nu allerwegen op het Eiland vertoonen, vorderen dezelfde behulpzaame hand. Hoe veele Landeryen worden geheel nutloos, door in poelen te veranderen, by gebrek van behoorelyke omdyking, en ze te beschutten voor de overstroomingen der Riviere in regenagtige tyden.
Eene betere wyze van de Eigendommen af te perken, zou grootendeels strekken om de veelvuldige thans heerschende geschillen tusschen Vrienden en Nabuuren te doen ophouden, die thans niet zelden het leeven verbitteren, en kostbaare pleitgedingen veroorzaaken.
Het zeer groot voordeel, van zo veel thans onbruikbaar land bruikbaar te maaken, is al te in 't oog loopend om eenige verdere verklaaring te behoeven. Egter moet ik hier byvoegen, dat het geld, aangelegd tot eene verbetering van dien aart, of eenige andere hier boven aangeweezen, zou, met oordeel gebruikt, het capitaal opbrengen in een land, waar het dagloon zo laag is; en de voordeelen van verbeterde lauden zou spoedig volgen: dan het bestendigen arbeid bezorgen aan den armen Eilander moet het eerst en heerschend oogmerk weezen. Zo lang zy in hun tegenwoordigen jammerlyken toestand blyven, niet beter gedekt tegen de ongenade der Jaargetyden dan de Beesten des velds, die rondsom hunne Hutten zwerven, en naauwlyks beter gevoed dan Huisdieren, zo lang zal moedloosheid onder hun heerschen, zo lang zullen zy allen prikkel tot werkzaamheid derven. Doch laaten zy eens betere Wooningen betrekken, Wooningen voor Menschen geschikt; laaten zy eens eenige der verkwikkingen des leevens smaaken, zy zullen welhaast ten arbeid zich aangespoord voelen om deeze aangenaamheden te behouden, en, in 't kort, door een eerlyken hoogmoed aangeprikkeld, zich benaarstigen om ze te doen toeneemen; en deeze zegeningen welke zy zo zeer behoeven, en helaas! nog niet kennen, over te planten op hunne Nakomelingschap.
Wat lieden van hooger rang betreft, de Mannen zyn over 't algemeen zeer beleefd, en betoonen veel oplettenheids voor Vreemdelingen. Deeze waarneeming strekt zich uit tot de voornaamste Inwoonders van alle deelen des Eilands, behalven tot een of twee, die, op éénmaal groot geworden, het eene vermindering van hunne grootheid zouden oordeelen, eenige beleefdheid aan eenen Vreemdeling te bewyzen. Indien de grillige Fortuin, die verdien- | |
| |
sten aantreft, waar geen sterveling ze kan vinden, aan haare Gunstelingen, onder haare ryke gaaven een weinig beleefdheids schonk, zou dit genoeglyker voor hun zelven weezen, en voor anderen, die op eenigerlei wyze met hun moeten verkeeren. Een Nabal is overal gehaat, bovenal een onkundige, die zich in alle opzigten een Egoïst betoont.
De Dames zyn by uitstek beleefd en gespraakzaam, zeer geestig in haar onderhoud, en ongemeen net in haare kleeding. Men vindt veele schoone Vrouwen op dit Eiland. - De Vrouwen van den middelbaaren leevensstand vindt men, als zy bedaard en nugteren zyn, bescheiden zelfs omtrent Vreemdelingen - maar die van den laagsten rang zyn ruw, lomp, onbeschaafd, en slegter dan eenige die ik ooit elders aantrof. Dan deeze ongunstige aanmerking, myne pen ontschooten, past alleen op de Stad Douglas; want ik heb dikwyls met genoegen opgemerkt, dat het gemeene Volk, binnen in het Eiland, als mede in andere Steden, zo beleefd en verpligtend was als ik kon wenschen.
Wanneer de Wetten des Eilands verbeterd waren door den zagten geest der Britsche Wetten, zou 'er welhaast eene hervorming in Zeden en Gewoonten plaats grypen. Vreemdelingen zouden dan uitgelokt worden om een Eiland te bezigtigen, zo schoon romanesk, zo vol van schilderagtige gezigten; en waar zy zich, indien de Lugtstreek met hunne Gesteltenisse overeenkomt, niet alleen des Zomers, maar ook des Winters, kunnen onthouden. |
|