Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen en Ophelderingen op een Artikel in de Nederduitsche Leydsche Courant van Vrydag den 15 Juny 1792, betreffende den Heer Grave Cesar Brancadoro, Aartsbischop van Nisibe, Overste der Hollandsche Missie. Te Haarlem by J. van Walré en Comp. 1792. 39 bl. in 8vo.Het korte Voorberigt, aan 't hoofd van dit Werkje, wyst uit, dat de Schryver althans geen vriend is van den Heere brancadoro, die, door het toedienen des Vormzels in den Zomer deezes Jaars, zo veel van zich in deezen Lande deedt spreeken; zyne Letterkundige verrigtingen worden in den ongunstigsten dag gezet, en met de vinnigheid der vooringenomenheid gehekeld. - De Opsteller blykt alleszins te behooren tot die soort van Catholyken, welke men gewoon is met den naam van Jansenisten te bestempelen, schoon, zyns oordeels, ten onregte. De Aanmerkingen en Ophelderingen des Schryvers strekken hoofdzaaklyk, om aan te toonen, dat de Graaf brancadoro geene wettige Zending heeft om het Vormzel te verrigten. Ten dien einde beweert hy in de Iste plaats, dat de Schryver, in het aangeduidde en hier opgegeevene Artykel des Leydschen Courants, den Heer brancadoro met den Heer zondadari, eertyds Nuncius te Brussel, verwart, en zoekt aan te toonen, waarom de Paus geen Nuncius meer heeft in de Oostenryksche Nederlanden. - Ten II. Dat de Heer brancadoro, als Overste der Missie, alleen een afgezondene of Vicaris van den Paus is, om uit zyn naam, en door zyne Ordens, te bestuuren. - Ten III. Dat hy geen Regt heeft om het H. Vormzel, of eenige andere Bediening, in de Bisdommen van Utrecht en Haarlem, te verrigten, zonder verlof der eigen Bischoppen. Met ophaaling der Regelen, die dit verbieden. - Ten IV. Stelt hy voor, hoe het Hof van Rome, zints langen tyd, gewoon geweest is de Regten der Hollandsche Bisschoppen en Cleresie niet te agten, en om ze zich zelven toe te eigenen. Met ophaaling van de Tegenspraak dier Geestlykheid, en van die der buitenlandsche Kerken. - Waarop hy ten V. voorstelt het verkeerde denkbeeld van veelen omtrent de Holland- | |
[pagina 622]
| |
sche Cleresie, opgemaakt uit valsche schynbaarheden; en dat zy, haare Regten verdeedigende, nooit de wettige van den Paus miskend heeft. - Ten VI. aantoonende haare verknogtheid aan het Geloof en Eenheid der Kerke uit haare Schriften, openbaare Leeringen en Handel. Met ontvouwing van de Beuzelagtigheid der Beschuldiging van Jansenistery, en wat het zogenaamde Jansenismus is. Uit deeze opgave des Inhouds van dit kleine Stukje ziet men, hoe de Schryver het oude Geschil tusschen de Roomschgezinden, 't welk dezelve hier te Lande in twee zeer tegen elkander overstaande Partyen verdeeld heeft, weder verleevendigt. Misnoegdheid straalt 'er allerwegen in door, en deeze vervoert den Opsteller, die anders zyne zaak niet ongelukkig bepleit, tot scherpheden, welker agterwege laaten zyn Geschrift eene meerdere waarde zou bygezet hebben. - Zie hier het slot. De Schryver van het Artykel in de Leydsche Courant meent, ‘dat zedert 1695 niets diergelyks gebeurd is van 't geene toen de Heer brancadoro in verscheide Catholyke Kerken te Amsterdam verrigtte. Zonder twyfel is zyne meening niet, dat het Sacrament des Vormzels in die Stad zedert dat tydstip niet is bediend geweest; dit zoude onwaar zynGa naar voetnoot(*). Hy meent alleenlyk, dat het niet geschied is met zo veel ophef en gerugt, gelyk 't nu gedaan is, door een Minister van het Roomsche Hof, met eene enkele Commissie van den Paus, en zonder eenige hoedanigheid van eigen Harder over de Catholyke Kerken deezer Provincien, welke hem het regt gaf om 'er de Bisschoplyke bedieninge te oesenen; in der daad, eene geheele nieuwe vertooning, en waarvan men nog geen voorbeeld gezien hadt, niet alleen zedert 1695, maar zelfs niet zedert dat de Catholyke Godsdienst opgehouden heeft, in dit Land de heerschende te weezen. Men begrypt wel, dat zo een onverwagt verschynzel, terwyl 't een ieder met verwondering trof, zeer aangenaam moet geweest zyn aan die Catho- | |
[pagina 623]
| |
lyken, welke den Heer brancadoro erkennen voor hun Overste. Wy zullen hier niet onderzoeken, wat voor vrugten en stigting zulks heeft voortgebragt’ Komen de Werken over het Vormzel, welke men, ter gelegenheid van deeze hier gewraakte Gebeurtenis, in de Nieuwspapieren, als onder handen, aangekondigd heeft, in 't licht, dan zullen wy zien wat de Verdeedigers van den Heer brancadoro voor zyne zaak te zeggen hebben. Wy verneemen, dat 'er reeds eene wederlegging is van dit Stukje; doch het is ons nog niet ter hand gesteld. - Intusschen gaat, terwyl wy dit schryven, de Heer brancadoro voort met het Vormzel in andere Steden van Holland, als Rotterdam, Leyden en Haarlem, toe te dienen. |
|