leur uit Planten, Insecten of Mineraalen, in ons Vaderland vallende; hier by word het wilde Wormkruid als zodanig een opgegeven, en met de vereischte proeven bevestigd.
3. Antw. op de Vraag, over de Vuurwerken en de Branderyen; hiertoe word, na een voorafgegaane beschouwing over de werking van het Vuur ten deezen opzigte, een verbeterd Vuurwerk aangeweezen, beschreeven, in Plaat verbeeld, en het nut daarvan aangetoond.
4. Is eene Verhandeling over een Toevoegzel aan de gewoone Brandspuiten, waarin beschreeven, en teffens in Plaat verbeeld, word, een tweede Slang of leere Buis, geschikt om twee Perspompen teffens van het noodige water te voorzien, als mede een tweede Slang aan eene Perspomp aangeschroefd, waar door men meerder water teffens, en op verschillende plaatzen, kan brengen, alhoewel het zelve dan niet volkomen tot de gewoone hoogte opgedreeven kan worden.
Tot de Zeevaart en Visscheryen zyn de volgende zeven betreklyk, waarvan
1. Antw. op de Vraag, wegens het verdiepen van den Mond der Buitenzaan, waarby de oorzaaken der Ondiepten, Schorren, enz. onderzogt, en gepaste middelen daar tegen aangeweezen, worden.
2. Antw. op de Vraag, wegens de beste middelen om Inboorelingen van den Staat tot de Zeevaart aan te moedigen. Dit antwoord, schoon het niet geheel aan het oogmerk der Vraag voldoende is geoordeeld, en waarom dezelve ook met eene breedere omschryving weder voorgesteld is, behelst echter eenige goede voorschriften, die, alhoewel zy ook op zich zelve wel niet nieuw, zelfs zeer algemeen bekend, zyn, daarom niet ophouden (indien dezelve slegts opgevolgd wierden) ter bereiking van het oogmerk der Vraag van wezentlyk nut te kunnen zyn; dan veele derzelve behooren op de lyst der Desideria pia, wier vervulling vooreerst nog niet te verwagten is.
3. Antw. op de Vraag, wegens de Kabeljaauw-Visscherye. De Schryver van het zelve geeft by een zeer wel beredeneerd Vertoog over het beste Aas, de Vooren, Ruys, Bley en Grundels, nevens de Garnaat, als hiertoe dienstig, op; dan de zwaarigheid, om zich van dezelve op zulk een afstand als onze Hoekers en Gaffelaars ter Vischvangst vaaren, te kunnen bedienen, daar men dezelve niet wel zo langduurig, als daartoe vereischt word,