Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGedenkschriften, betreklyk tot het Kweekschool voor de Zeevaart. Te Amsterdam, 1791. In gr. 8vo. Te bekomen in het Kweekschool te Amsterdam.Is 'er eene Stichting in ons Land, die by uitstek den dikwyls zo kwistig gebruikten bynaam van Vaderlandsch mag draagen, het is de Kweekschool tot de Zeevaart, voortgesprooten uit het Vaderlandsch Fonds, ter aanmoedi- | |
[pagina 554]
| |
ging van 's Lands Zeedienst, naa den altoos gedenkwaardigen Doggerbankschen Zeeslag, opgerigt. Van den aanleg, voortgang, en instandhouding, deezer Stichtinge, boven allen lof verheven, hebben wy hier en daar verstrooide Berigten ontvangen; het volledigste, 't geen wy tot hier toe deswegens aantroffen, was eene Korte Schets van den Oorsprong en den tegenwoordigen Staat van het Kweekschool voor de Zeevaart, benevens een Uittrekzel uit het laatstgedaane openbaar Verslag van het Bestuur over die Stichting, in de Algem. Kunst- en LetterbodeGa naar voetnoot(*). Dan thans hebben Heeren Commissarissen een Stuk, den opgegeeven Tytel voerende, ten geschenke gezonden aan alle Intekenaaren op het Vaderlandsch Fonds ter aanmoediging van 's Lands Zeedienst, en 't welk voor rekening van het Kweekschool gedrukt, en in het zelve te bekomen is; bevattende: Het Publiek verslag, voorgeleezen in het Atheneum Illustre, den 21 Maart 1791, by de jaarlyksche Rekenschap van den staat van zaaken gegeeven; strekkende, om allen, die dezelve met hunne tegenwoordigheid vereeden, zo wel de voorspoeden als tegenspoeden der Stichtinge, zo wel den goeden uitslag van veele hunner verrigtingen, als de hinderpaalen, welke zy ontmoetten, bekend te maaken. De geheele Hoofdsom, voor het algemeene Fonds, bedroeg eene somma van ƒ 196150, en was dezelve dit jaar met 4000 Guldens vermeerderd; naamlyk met 1000 Guldens te Haarlem voor het Weduwen Fonds, en met ƒ 3000 te Amsterdam voor het Kweekschool, welke somme zy geoordeeld hadden uit de gezamenlyke inkomsten te moeten bezuinigen. Overneemenswaardig oordeelen wy de taal der Commissarissen, ten slot van de openlegging hunner Financien: ‘Wy kunnen voor u, myne Heeren! de onaangenaame gewaarwording niet verbergen, welke wy by het vergelyken van meer dan eene post der ontvangene penningen met dezelfde posten in voorige jaaren ondervonden hebben; wy oordeelen onze bekommering over dezelve in uwen boezem te moeten uitstorten, en van u de noodige hulpmiddelen te moeten zoeken, en te kunnen verwagten. In het laatst voorgaand jaar, zyn wy, even weinig als in het jaar te vooren, met eenig Legaat begunstigd ge- | |
[pagina 555]
| |
worden; daar wy in de voorige jaaren 'er altoos eenige en zomtyds aanmerkelyke ontvangen hebbenGa naar voetnoot(*); doch wy hoopen, dat 'er, onder het groot getal ryke of welgezeete Nederlanders, nog verscheiden zullen gevonden worden, die by hunne uiterste wille dit Gesticht zullen bedenken, of reeds bedagt hebben, en 't zelve, by hunne verscheiding, welke wy wenschen, dat niet dan in een gryzen onderdom moge voorvallen, door milde giften zullen ondersteunen. Eene tweede zaak, die ons bedroeft, is de vermindering der jaarlyksche Donatiën voor het Kweekschool. Deeze hebben, in het voorgaand jaar, slechts ƒ 6492 opgebragt, daar zy in 1789 nog ƒ 6727, in 1788 nog ƒ 7642, in 1787 nog ƒ 7750 bedroegen, zonder de buitengemeene gifte van ƒ 4000 ons dat jaar door den nu wylen Heer ameshof geschonken, 'er by te rekenen, en in 1786 tot ƒ 9000 geloopen zyn. Vergunt ons dan, myne Heeren, dat wy uwe medewerking tot het in stand houden van dit Gesticht, op het nadrukkelykst, verzoeken; dat wy met allen ernst de milddaadige Nederlanders, die tot nu toe niets voor het Kweekschool bygebragt hebben, bidden in 't vervolg ook, ten behoeve van dit Gesticht, jaarlyks iets van het hunne te schenken; daar het uit dergelyke Donatiën is, dat wy een goed gedeelte van onze uitgaven moeten goedmaaken, en vooral, daar de Hollandsche Natie altoos den roem moet kunnen behouden van dit Gesticht door haare milde giften tot stand te hebben gebragt, en het door de voortduuring van dezelfde milddaadigheid te onderhouden; ook hebben wy het genoegen, zo dikwerf wy aanzienlyke Vreemdelingen in het bezigtigen van dit Gesticht begeleiden, de verwondering derzelven, ook wel byzonder hier over, te bemerken, dat een Gesticht van dien aart zynen oorsprong geheel, en zyne instandhouding meest al, aan Particulieren verschuldigd isGa naar voetnoot(†), en hun eenpaarig hoo- | |
[pagina 556]
| |
ren getuigen nimmer iets van dien aart, op dien voet, aangetroffen te hebben, en der Hollanderen zugt voor het algemeen belang op dit stuk niet genoeg te kunnen pryzen. Wy dan ook, wy moeten niet alleen wenschen, maar ook zorgen, dat die roem, in zynen vollen glans, blyve praalen. Uit de somme van 4800 Guldens, die wy uit Indiën ontvangen hebben, ziet gy, myne Heeren! dat onze Begunstigers uit die Gewesten ons niet vergeeten; doch ook die somme is ver beneden die van 7266 Guldens, welke wy in 1787, beneden die van 6030 Guldens, welke wy in 1788, en vooral beneden die van 12080 Guldens, welke wy in 1789, van wegens gemelde Begunstigers van dit Gesticht in Indiën, hebben geïncasseerd. - Denkt echter niet, dat de yver van deeze onze Vrienden verflaauwt; want, boven de ƒ 4800, welke wy in 't laatst verloopen jaar in gelde ontvangen hebben, zyn wy aan de goedgunstige medewerking onzer Mede-Commissarissen in Indiën eene Assignatie van ƒ 6000 verschuldigd, welke zy ons, by hunne Missive van den 26 Feb. 1790, gezonden hebben, en die wy naa de Verkooping, welke de O.I.C. in 't Voorjaar houden zal, zullen ontvangen. Deeze Assignatie nu bedraagt het beloop der fournissementen zedert het afzenden der laatste Assignatie, in de Indiën verzameld: eene somme, welke onze Vrienden ons niet ontveinzen, dat hunne verwagting heeft overtroffen, daar zy ƒ 48000 hadden byeen verzameld, tot het oprichten van een Gesticht voor arme en behoeftige Pennisten, en boven dien nog jaarlyks eene | |
[pagina 557]
| |
aanzienlyke verzameling doen, tot het op Samarang opgerichte Marine-School. Indien echter iemand hier uit mogt opmaaken, dat het om die reden te vreezen staat, dat wy in 't vervolg, niet tegenstaande de waarlyk pryswaardige en voorbeeldige yver van onze Begunstigers in Indiën, misschien nog geringer Subsidien uit die Gewesten zullen ontvangen; een gemis, dat dit Gesticht aanmerkelyk zou drukken; zullen wy antwoorden, reeds zo veele blyken van Goedgunstigheid uit Indiën bekomen te hebben, dat wy aan de volduuring van dezelve niet kunnen twyfelen; en dat wy ons met reden durven vleijen, dat de Ingezetenen van Nederland, in alle gevallen, een gemis van dien aart door eene vermeerdering van yver en milddaadigheid altoos zullen vergoeden, en veelligt voorkomen.’ Voorts geeven Commissarissen verantwoording van hun gedrag als Bestuurders, en vestigen de aandagt op het getal hunner Voedsterlingen: dit getal was aanvanglyk 50, in het tweede jaar 100, en in het derde tot 150 vermeerderd; welk getal van 150 zy oordeelen thans noch te kunnen noch te moeten vergrooten - op hunne Aanneeming, op hunne Opvoeding, hunne Uitzending, op hunne Bekwaamheden, en de Diensten, die dezelve reeds aan den Lande, en aan de O.I.C., gedaan hebben, en aan de commercieerende Zeevaart, insgelyks zonden hebben kunnen doen, zo niet een zamenloop van omstandigheden zulks hadt belet. Wy kunnen in dit verslag niet treeden, en niets anders doen dan het ter leezinge in de Gedenkschriften zelve aan te pryzen. Alleen mogen wy niet verzwygen twee allerspreekendste voorbeelden van gedaane diensten, welke in deezer voege vermeld worden: ‘Wy hebben u, myne Heeren! van de kundigheden des oudsten grevenstein gesprooken, zo wel als van diensten, die hy aan de Compagnie op zyne Reis beweezen heeft, door het bestek, uit eenige belangryke Waarneemingen van Lengte, te verbeteren, en de waare plaats daar het Schip zich, naa veel sukkelen, stilte en tegenwinden, bevondt, te bepaalen, en de Reis rustig te kunnen voortzetten, zo als u nog nader uit deeze Kaart zal kunnen blyken, welke wy de eer hebben voor u open te leggen. Thans hebben wy zyn Journaal in het breede kunnen nagaan, en ons door ons zelven overtuigen, hoe veel die schoone, veelvuldige en verschillende, Waarneemingen, tot | |
[pagina 558]
| |
veiligheid van zyne Reis hebben toegebragt, en tot volmaaking der Geographie en Zeekaarten zullen toebrengen. En om u slegts door een eenig voorbeeld van 's Jongelings kundigheden, en van het groote nut der berekening van de Lengte op Zee, te overtuigen, zullen wy het voorgevallene op den 2 Sept. 1790 verhaalen, toen men giste, volgens het bestek, zich reeds 104 mylen beoosten de Vlaamsche Eilanden Corvo en Flores, te bevinden, en dezelve gepasseerd te zyn; maar onze grevenstein, die, door zyne Observatien, de misgissing van het bestek reeds kende, nam eene waarneeming van Maans en Zons afstand; hy berekende dezelve, en hield rustig staande dat men zich bedroog, dat 'er eene misgissing van 9o. 33′, in het bestek, plaats hadt, dat men, wel verre van reeds 104 mylen beoosten het Eiland Corvo te zyn, 'er 7 bewesten hetzelve was; eene verzekering die vry wat opziens baarde, tot dat de juistheid daar van, daar naa, door allen erkend wierd, toen men, eerst duister, doch op den middag, zeer duidelyk den Berg van het Eiland Corvo, 7 mylen beoosten het Schip, zag. - Is het verbeteren van eene zo aanmerkelyke misgissing van geen weezenlyken dienst? Herdenkt slechts, myne Heeren! wat 'er zou hebben moeten gebeuren, indien men op een zo onnaauwkeurig bestek hadt voortgevaaren; slaat het oog op deeze door grevenstein zelve getekende Kaart, en de thans overgeleverde Memorie, en oordeelt! - Wy zyn verheugd geweest, te verneemen, dat gemelde Jongeling, geduurende zyn verblyf op Java, door de gunstige bestelling van den Hoogedelen Heer Gouverneur Generaal alting, en van de Mede-Commissarissen over dit Fonds in Indiën, eenigen tyd in het Marine-School te Samarang heeft doorgebragt. Is het nagaan der manier op welke men de Jongelingen aldaar onderwyst, hem zeer voordeelig geweest, wy zyn ook verzekerd, dat zyn verblyf aldaar, en het mededeelen zyner kundigheden, daar veel nuts gedaan heeft. De jongste grevenstein heeft zich ook uitmuntend gedraagen, en op de te rug reis, tot aan de Kaap, toen alle de andere Officieren ziek waren, het Schip als tweede Officier gecommandeerd: en nog verder, op de hoogte van de Vlaamsche Eilanden, toen insgelyks de Capitein en alle de overige Officieren ziek waren, alleen | |
[pagina 559]
| |
met den Luitenant, het Schip, volgens ontvangen bevel, midden door de blinde en andere klippen gebragt.’ Voorts ontmoeten wy in deeze Gedenkschriften een breedvoerig berigt van den eersten aanleg der Kweekschoole, zints den tyd dat de Heer gulielmus titsingh, in den jaare 1780, den eersten spoorslag daartoe gaf, in zyne Bedenkingen over de schaarsheid van Zeevaarend Volk in 't gemeen, en het verval onzer Nationaale Zeevaart in 't byzonder, tot den verderen voortgang van het Vaderlands Fonds ter aanmoediging van 's Lands Zeedienst, naa den Doggerbankschen Slag, in 't volgend jaar, 't geen de Moeder der Kweekschoole mag heeten; door eene ondersteuning uit Indie aangemoedigd, kwam dezelve tot stand. Wat van 's Lands en Stads wege, van de O.I. Maatschappy, van de Kooplieden en Zeehandelaaren, als mede van byzondere Persoonen, daar aan toegebragt is, kan men hier te zyner voldoeninge by den anderen vinden; als mede de vervaardiging van het Gebouw; met de Benoodigdheden tot in- en uitwendige Cieraaden, meest Geschenken van edelmoedige Deelneemers in dit Vaderlandsch Gesticht, wier Naamen, met welverdienden lof, vermeld worden. - Wyders stelt het ons voor oogen de Huishouding en het Onderwys der Kweekelingen. Hoe, met eene hoogstpryslyke verdraagzaamheid, gehandeld wordt, omtrent het leeren der Godsdienstige Waarheden, zonder onderscheid van Gezindheden; hoe men byzonder let op het Zedelyk gedrag der hier vertrouwde Jongelingen; voor hunne gezondheid zorg draagt, en in ziekte bystand biedt; wat omtrent hunne Uitrustingen wordt in agt genomen. ‘Het getal der Kweekelingen, welke uit het Kweekschool, zedert de Maand October 1786, na Zee gezonden zyn, bedroeg, op den 3 Dec. 1791, reeds 168 Koppen; onder welken 93 hunne tweede of derde, of ook vierde reis gedaan hebben, of thans doen; zo dat het getal der Uitrustingen 261 bedraagt. Agter dit Berigt zyn omstandige Bylaagen te vinden, dienende tot nadere opheldering van daar in aangestipte byzonderheden, als Generaale Rekeningen van den beginne tot het jaar 1789 ingeslooten, terwyl die van 1789 tot 1790, in 't verslag voor 1791, te vinden is. - Een Reglement op het Bestuur van het Kweekschool. - Een Instructie voor den Commandeur over 't zelve. - Voor | |
[pagina 560]
| |
den Bootsman - voor den Bottelier - voor den Kok - Een Reglement omtrent de Schafting. - Een Instructie voor den Leermeester in de Cyfer - Wis- en Zeevaartkunde. - Rapport wegens de bekwaamheden en gemaakte vorderingen der Jongelingen. - Een Instructie voor den Onder-Chirurgyn. - Een Artykelbrief voor de Kweekelingen. - Ettelyke Gebeden, ten gebruike der Kweekelingen. - Een Verbandschrift door de Ouders of Voogden, by het aanneemen van hunne Kinderen, of Pupillen, in het Kweekschool voor de Zeevaart, te ondertekenen. - En wordt alles beslooten met een Naamlyst der Commissarissen over het Vaderlandsch Fonds, ter aanmoediging van 's Lands Zeedienst, zedert deszelfs oprigting in den Jaare 1781. Wy durven niet twyfelen, of deeze Gedenkschriften, met zo veel naauwkeurigheids opgesteld, zullen, overeenkomstig met den wensch van Commissarissen, in hunnen Brieve voor de Geschenk-Exemplaaren, ‘de goedkeuring der Ontvangeren verdienen, en den yver van alle Nederlanderen opwekken, om het hunne tot Instandhouding, Uitbreiding en Volmaaking, van dat Gesticht toe te brengen.’ In die hoope pryzen wy dezelve aan, en hebben 'er te breeder van gewaagd, om onze Leezeren te onderrigten, wat zy 'er al in kunnen aantreffen. - Ouders, Voogden, die hunne Kinderen hier gaarne besteld of bezorgd zagen, kunnen, door het leezen deezer Gedenkschriften, en het raadpleegen der Bylaagen, de noodige kundigheden opdoen omtrent 't geen zy te verrigten, en wat zy van deeze Instelling voor hunne Kinderen, of Pupillen, te wagten hebben. |
|