| |
Vervolg op M.N. Chomel, Algemeen, Huishoudelyk, Natuur, Zedekundig en Kunst-Woordenboek, door J.A. de Chalmot. Verrykt met Kunstplaaten. Dertiende Stuk. Te Campen by J.A. de Chalmot, en te Amsterdam by J. Yntema, 1792. In gr. 4to.
Onvermoeid vaart de Heer de chalmot voort met dit Vervolg eens Woordenboeks, 't geen, door de rykheid der stoffe, zo wel als door de behandeling, moet behaagen, en eene eerste plaats verdient in de Boekeryen der Liefhebberen.
| |
| |
Wy kunnen, uit den ruimen overvloed van Artykelen, in dit Deel begreepen, niet beter doen dan een enkel stuk uit te kippen. In het doorbladeren werd onze aandagt getrokken op het woord LANGLEEVENHEID. Geheel vonden wy het te lang voor ons bestek, en laaten daarom agterwege wat hy over de Langleevenheid in 't algemeen aanmerkt, als mede zyne bedenkingen over den langen Leeftyd der Menschen vóór den Zondvloed. Dit afgehandeld hebbende, schryft hy: ‘Met regt mogen derhalven, allen, die hun leeven boven de tachentig jaaren brengen, onder de Langleevenden geteld worden. Wy vinden, nogthans, in alle tyden, eenige Menschen, die eene aanmerkelyke uitzondering op deezen Regel maaken, dat is van Langleevenheid, welke verre boven de honderd Jaaren geleefd hebben.’
Hier op volgen de voorbeelden, die, in een klein bestek, ons eene Lyst opgeeven van veeljaarige Grysaarts, zo belangryk, dat wy ze geheel afschryven.
‘De navolgende voorbeelden van buitengemeene Langleevenheid schynen met genoegzaame getuigenissen gestaatd te zyn, om geen twyfel der echtheid van die berichten over te laaten. Volgens een bericht van d. robinson, geplaatst in de Philos. Transact. No. 221, en in baddam's, Memoirs. Vol. 3. p. 174, overleed in den jaare 1670 te Ellerthon in Yorkshire, zekeren henry jenkins: deeze man was, by den slag te Flowdenfield, in 1513, den 9 Sept. voorgevallen, 12 jaaren oud geweest, en heeft dus 169 jaaren geleefd. Het bleek uit de Registers der Kancelaaryen, en van andere Gerechtshoven, dat hy, zedert 140 jaaren, voor dezelve getuigenissen en ook ééden afgelegd hadt: hy was een Visscher, en men wist dat hy nog dikwils over de stroomen gezwommen hadt, toen hy reeds meer dan 100 jaaren oud was.
Het tweede onwraakbaar voorbeeld levert ons mede het nabuurig Engeland, in den persoon van thomas parr, een armen Landman in Shropshire. Van denzelven wordt, insgelyks in de Philos. Transact. No. 44. en baddam's, Mem. Vol. I. p. 164 bericht, dat hy onder de Regeering van tien Vorsten, te weeten van den tyd van eduard den IV, tot die van karel den I, heeft geleefd. Hy was gebooren in 1483. In zyn 120ste jaar was hy getrouwd met eene Weduwe, volgens welker bekentenis, hy haar nog twaalf jaaren lang, dus tot den ouderdom van 132
| |
| |
jaaren toe, de plicht van een' man beweezen hadt. Tot in zyn 130ste jaar, hadt hy ook nog allen arbeid in het huis waargenomen, en zelfs gedorscht: eindelyk bragt hem de Hertog van arundel naar Londen, alwaar hy, in den ouderdom van 152 jaaren en 9 maanden, is gestorven. Eenige jaaren vóór zyn dood begaven hem het gezicht en geheugen, maar zyn gehoor en verstand bleeven goed. Alle zyne inwendige deelen wierden by de ontleeding gezond bevonden, zo dat hy, volgens het oordeel der Geneesheeren, nog langer hadt kunnen leeven, indien hy niet van lucht en leevenswyze was veranderd. Men vindt zyn grafplaats en grafschrift in de Abdy-Kerk te Westmunster.
De Heer m. alberti bericht, in zyne Brieven over Engeland, uit harley, Miscellanies, B.C. n. 8, dat, in den jaare 1648, eenen thomas damme, te Minshall, in Engeland, 155 jaaren oud geworden is: dit staat niet alleen uitgehouwen op deszelfs Grafsteen aldaar, maar is ook aangetekend in het Kerkenboek van die plaats, en met de ondertekening van verscheiden getuigen bevestigd. - Dezelfde Schryver gewaagt ook, uit hoocks, Philosophische Ondervindingen, van eene Vrouw, welke, eenigen tyd geleeden, in het Graafschap Cornwall, in het 154ste jaar haares ouderdoms was overleden.
De Heer d. richardson gedenkt in zyne Natural History of North-Bierley, te vinden in baddam's, Memoirs, Vol. VI. p. 41, en in de Philos. Transact. No. 337, van twee Zusters, welke te North-Bierley in Yorkshire twee jaaren na elkander overleden zyn, waarvan de eene 107, en de andere 140, jaaren geleefd had.
In 1572 overleed, te Brislington, in 't Graafschap Sommerset, niet verre van Bristol, thomas newman, die, uitwyzens zyn aldaar voorhanden zynde Grafschrift, 152 jaaren oud geworden was.
De Hoogleeraar hanow, te Dantzig, heeft, in zyne Gelertheiten der Natur, I. Theil, pag. 120, ook verscheiden voorbeelden van buitengemeen oude lieden byéén vergaderd, en met nuttige aanmerkingen vergezeld. Hy gedenkt, onder anderen, aan eene Familie in Hongaryen, waarvan de Portraiten leevensgrootte bewaard worden in het Stadhouderlyk Paleis te Brussel, en, zo hy meent, ook in koperen Plaaten gegraveerd zyn, van welke versscheiden generatien na elkander, over de 140 en 150 jaaren, leefden, tot dat de jongste van dien stam, in den ou- | |
| |
derdom van 120 jaaren, op Zee verongelukte. Johann rovin, woonachtig by Caransebes, zou, in het jaar 1727, reeds 172, en zyne Vrouw sara desson 164, jaaren oud geweest zyn: beiden zouden 127 jaaren in het huwelyk geleefd, en hunne jongste Zoon toen 117 jaaren oud geweest zyn. Een andere Boer, peter zorton, in het Bannaat van Temeswar, is, volgens berichten, op den 5 January 1734, in zyn 185ste jaar overleden, wanneer van hem nog een Zoon leefde, die ook reeds 150 jaaren oud was. Dezelfde Schryver haalt wyders een werk aan van den Keizerlyken Leger-Arts d. cramer, waarin deeze getuigt in Hongaryen veele oude lieden gekend te hebben. By Temeswar hadt hy twee broeders gezien, van 110 en 112 jaaren; en te Caransebes, onder de Wallachen, een man van 190 jaaren gevonden. De Heer hanow meent, dat dit de bovengemelde rovin geweest is: doch deeze zou, volgens het eerst opgegeeven bericht, in 1740, toen cramer hem gezien hadt, nog maar 185, en geene 190 jaaren oud geweest zyn.
Dr. kandmann maakt, in zyne boven aangehaald Museum, ook nog gewag van eenen Ierlander, william leland genaamd, die, op den 13 December 1732, in den ouderdom van 140 jaaren overleeden is. In de Nieuwstydingen van het jaar 1757, vindt men aangetekend van eenen john effingham, op den 6 February van het genoemde jaar, in het Graafschap Cornwall, in eenen ouderdom van 144 jaaren gestorven. Deeze man was, onder de Regeering van jacobus den I, van arme Ouders gebooren, en van zyne kindsheid af tot den arbeid opgevoed. Ook hadt hy als Soldaat en Korporaal lang gediend, laatstelyk nog in den slag by Hogstedt, en eindelyk als werkman, in zyne geboorteplaats, geleefd. In zyne jeugd hadt hy nooit sterke of gedistilleerde Wateren gedronken; hy hadt ook zelden vleesch gegeeten, en altoos eene maatige leefwyze gehouden. Nog vindt men, in de Nieuwspapieren van het jaar 1771, uit Frankfort een bericht medegedeeld, dat een Baronesse van leyen, toen in den ouderdom van ruim 110 jaaren overleeden, alle haare goederen hadt nagelaaten aan eene eenige Zuster, die slegts één jaar jonger was.
'Er zou geen einde aan zyn, indien wy alle voorbeelden van Langleevenheid wilden mededeelen, waarvan in eene menigte van schriften gewag gemaakt wordt: alleenlyk zy het ons vergund, nog eenige laatere voorbeelden
| |
| |
daar van, om hunne merkwaardigheid, der vergetelheid te ontrukken.
Toen men, in den jaare 1788, in één der herbergen van Londen, de honderdste verjaaring der omwenteling vierde, door welke jacobus de II van den Throon wierd verdreeven, was 'er een persoon tegenwoordig, die deeze gebeurdtenis nog heugde, als zynde toen 112 jaaren oud. Hy hieldt diestyds zyn verblyf in het Fransch Hospitaal in Oldstreet-road, waarin, in 't genoemde jaar 1788, tien persoonen waren, welker ouderdom, zamen gerekend, 1000 jaaren uitmaakte.
In de maand Maart 1789, leefde op het dorpje Pillneur, in 't Graafschap Cumberland, een gemeen Arbeider, met naame william marshall, zynde een reizend Ketellapper, toen 116 jaaren oud, en nog dagelyks zyne gewoone bezigheden waarneemende; insgelyks te Buncrain in Ierland eenen dermot kennedy, oud 108 jaaren. Volgens andere berichten van de maand Augustus, des genoemden jaars, woonde, digt by Cork in Ierland, zekeren owen martin; en te Augton Lake, in Schotland, eenen mathew tait, beide nog sterk en gezond, hoewel de eerste in een ouderdom van 110, de laatste in die van 120, jaaren. Volgens berichten uit Portugal, leefde in dit zelfde jaar te Maxapaon eene Vrouw, die reeds 119 jaaren bereikt hadde, nog zeer sterk was, en een vast geheugen hadt.
In Frankryk werdt, in October 1789, zekere jean jacob, gebooren den 10 October 1669, te Sorbin in 't Franche Comté, aan den Koning gepresenteerd, die hem een jaarwedde van 200 livres toeleide. Hy verscheen ook den 23 der genoemde maand, voor de Nationaale Vergadering, en gaf aldaar zyn Doopcedul over, welke voorgeleezen wierd; zynde deeze grysaart toen 120 jaaren oud, en is kort daar na, te weeten op den 29 January 1790, in den ouderdom van 120 jaaren, 2 maanden en 28 dagen, overleeden.
In het dorp Aldborough, in Yorkshire, leefde nog in de maand Maart 1790, jonathan hartop, gebooren in 1653, en dus 137 jaaren oud. Hy hadt vyf Vrouwen gehad. 'Er waren toen nog 7 kinderen, 26 kleinkinderen, en 140 agter-kleinkinderen, van hem in 't leeven. Hy kon zonder bril leezen, en hadt de voorige Kerstyd nog een wandeling gedaan van negen Engelsche mylen, om by een zyner agter-kleinkinderen het middagmaal te
| |
| |
neemen. Deeze man was altyd zeer maatig geweest in het eeten, en gebruikte geen anderen drank, dan melk.
Behalven de bovenstaanden, vinden wy nog de volgende voorbeelden van ongemeene Langleevenheid, in deeze laatere tyden:
Naamen. |
Ouderdom. |
Woonpl. |
gestorv. |
james bowels. |
152 jaaren. |
Killingworth. |
1656 |
r. montgomery. |
126 |
Yorkshire. |
1670 |
james ecleston. |
143 |
Ierland. |
1691 |
john bales. |
126 |
Northampton. |
1706 |
simom sack. |
141 |
Trioula. |
1764 |
jan franken. |
105 |
Enschede in Overyssel. |
1765 |
thomas winslow. |
146 |
Ierland. |
1766 |
j. sagor. |
112 |
Lancashire. |
1768 |
f. confist. |
150 |
Yorkshire. |
- |
francois bons. |
121 |
Frankryk. |
1769 |
Gravin van desmond. |
140 |
Ierland. |
1770 |
james sands. |
140} |
Staffordshire. |
- |
Zyne Vrouw. |
120} |
Staffordshire. |
- |
c. drakenborgh. |
146 |
Noorwegen. |
- |
john trial. |
125 |
Worcestershire. |
1774 |
john mount. |
136 |
Schotland. |
1776 |
a. goldsmit. |
140 |
Frankryk. |
- |
mary yates. |
128 |
Shropshire. |
- |
margaretha foster. |
136 |
Cumberland. |
1777 |
Haare Dochter. |
104 |
Ibid. |
- |
john brookley. |
134 |
Devin. |
- |
william ellis. |
130 |
Leverpool. |
1780 |
margaretha patten. |
138 |
Schotland. |
- |
james hayley. |
112 |
Cheshire. |
- |
james taylor. |
108 |
Schotland. |
- |
james lawrence. |
140 |
Ibid. |
1786 |
Een Edelman hohel. |
124 |
Oud Constantinow, in Volhynien. |
- |
jan harbes. |
105 |
Winterswyk in 't Graafschap Zutphen. |
1787 |
maria van chapelet. |
111 |
Croonstad in Rusland. |
1789 |
manuel alvaro. |
111 |
Lissabon. |
- |
Een Vrouw. |
116 |
Lamigo in Portugal. |
- |
| |
| |
Naamen. |
Ouderdom. |
Woonpl. |
gestorv. |
benedict. peregra. |
107 jaaren. |
Volhena in Portugal. |
1789 |
Juffrouw smiths. |
105 |
Leeds. |
- |
edward menemon. |
119 |
Donoegmore in Ierland. |
1790 |
anthony noble. |
115 |
Ierland. |
- |
m. supple. |
114 |
Kerry in Ierland. |
- |
h. lievellen. |
115 |
Lean-Cerdwallard in Wales. |
- |
francis burton. |
107 |
Burton. |
- |
bridget scaver. |
108 |
Dublin. |
- |
davis, Predikant. |
105 |
Hereford. |
- |
mary burke. |
105 |
Londen. |
- |
hannah jenk. |
104 |
Sutton. |
- |
jan michiels. |
101 |
's Hage. |
- |
sixtus petraeus. |
105 |
Wytgaard in Friesland. |
1791 |
william billings. |
122 |
Tanfield. |
- |
Dat de meeste deezer voorbeelden uit Engeland, Schotland en Ierland, ontleend zyn, is geenzints een bewys, dat eene buitengemeene Langleevenheid aldaar minder zeldzaam is dan in andere Landen; maar bewyst alleenlyk, dat de Engelsche Natie, over 't algemeen, veel opmerkzaamer is, om diergelyke omstandigheden zorgvuldig aan te tekenen, en door gepaste middelen wereldkundig te maaken. Men zou de lyst van zodanige persoonen, die, wat hunne Langleevenheid aanbetreft, in de algemeene orde der natuur, als het ware eene uitzondering maaken, zelfs met voorbeelden uit ons Vaderland, zeer aanmerkelyk vergrooten kunnen, indien de bewyzen daar voor niet al veel verspreid waren.
Intusschen blykt, uit de aangehaalde voorbeelden, ten vollen, dat eene ongemeene Langleevenheid in deeze en de voorige eeuw, misschien nog niet veel zeldzaamer is, dan voor twintig of dertig en meer eeuwen. Veele menschen zouden waarschynlyk een' veel hoogeren leeftyd bereiken kunnen, indien zy hunne dagen door eene onmaatige leevenswyze niet verkortten, en zich minder door hevige driften en hartstochten lieten overheerschen. Zo als de zaaken thans zyn, is het zeker, dat, onder eenige duizend menschen, niet slegts één boven de honderd jaaren komt, maat
| |
| |
dat ook, onder millioenen, eenigen hunnen ouderdom nog veel hooger brengen.
Het is diensvolgens niet geheel onmooglyk, om 150, 160, tot 170 jaaren oud te worden. Van hen, die gezegd worden 180 en 200 jaaren bereikt te hebben, ontbreeken zekere en geloofwaardige bewyzen. Tegen de mooglykheid daarvan kan men egter niets met grond inbrengen.
Schier alle voorbeelden van zulke Langleevende Grysaarts zyn onder de Landlieden, en gedeeltelyk onder de Inwoonders van hooge en bergachtige streeken, gevonden. Men zoekt de oorzaak daar van, in de eerste plaats, in de gezuiverde lucht; en, ten tweeden, in de werkzaamheid en maatigheid. Deeze is egter, volgens myn begrip, ook wel, ten derden, in het vastere gestel des lighaams, te zamen met de twee eerstgenoemde oorzaaken, te zoeken; nadien anders de geenen die 110, 120 en meer, jaaren bereiken, onder de Landlieden, welke op zodanige wyze, te weeten, maatig en werkzaam leeven, menigvuldiger zyn moesten, dan ze in de daad zyn. De honderdjaarigen zyn egter, zo wel onder de Landbewoonderen, als onder de Stedelingen, als eene zeldzaamheid aan te merken. Buiten tegenspraak is de zuiverder landlucht, gepaard met de arbeid en maatigheid der eerstgenoemde, oorzaak, dat ze gemeenlyk ouder worden dan de Inwoonderen, der Steden, gelyk de Sterflysten zulks bewyzen; maar tot eene Langleevenheid van 100 en van 150 jaaren behoort nog vry meer. Deeze laatste is nergens anders in te zoeken, dan in het sterker en duurzaamer gestel des lighaams, waar mede nogthans ook de maatigheid in het genot van spyze, en werkzaamheid, moet gepaard gaan; dewyl, zonder dien, zelfs het sterkste lighaam, ras kan vernietigd worden.’ |
|