zeer gewigtig; het loopt over de natuur des Koningryks van christus, of de Evangelie-Kerk. Daar de Schryver tot den grondslag zyner Verhandelinge legt, de woorden des Zaligmaakers: Myn Koningryk is niet van deeze Wereld, daalt hy neder tot de byzonderheden eener uitvoerige vergelykinge van dit Koningryk met de aardsche heerschappyen; toonende, in verscheiden Afdeelingen, het verschil, ten aanzien van den oorsprong, de onderwerpen, de regeeringen, de middelen der oprechtinge, uitbreidinge en bevestiginge, de wetten van bestuur, den uitwendigen luister, de voorregten, rykdom en eere, en eindelyk, de uitgebreidheid en duuringe.
Hoewel alle deeze Vergelykingen, in derzelver uitbreiding, geenen algemeenen byval zullen ontmoeten, de Leezer, egter, zal ginds en elders aanmerkingen vinden, welke den geest van Euangelische vryheid ademen, en eere doen aan het verdraagzaam en vredelievend hart des godvrugtigen Schryvers. Van zulk eenen aart is, onder anderen, de bedenking in de Afdeeling, welke over de oprechting, uitbreiding en bevestiging des Koningryks van christus handelt. ‘Noch het geweld der weereldlyke magt,’ (dus schryft hy, onder anderen,) ‘noch het beleid van menschlyke Staatkunde, behooren, in het bevoorderen der zaak van christus, te werk gesteld te worden; zulke dingen zyn gansch strydig met zynen wil, en onbestaanbaar met den aart van zyn Koningryk. Het groot oogmerk van onzen Heere, in het oprechten van een geestlyk Koningryk, was, de Godlyke volmaaktheden ten toon te spreiden, in de heiligheid en gelukzaligheid van zyn uitverkooren Volk. Het Koningryk van christus is een Ryk van waarheid en gerechtigheid, van liefde en vrede. Maar de belangen van zulk een Ryk, en het einde door het zelve bedoeld, kunnen niet anders bevoorderd worden, dan door geestlyke en van God verordende middelen. De zaak van christus wordt alleen bevoorderd, in zo verre de gemoederen der menschen verlicht worden door de hemelsche waarheid, hunne gewetens aangedaan door een leevendig gevoel van Gods oppergezag, en hunne harten overgeneigd tot geestlyke dingen. Maar hoe zal geweld en vervolging dienen kunnen, om het donker verstand op te klaaren, het geweten uit den slaap te wekken, of het bedorven hart te heiligen? Het is alleen door de vruchten eener aanbid-