Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 513]
| |
Historisch Schouwtooneel van 's Werelds Lotgevallen, of kort aaneengeschakeld Berigt der voornaamste Gebeurtenissen van deezen Tyd; verrykt met Leevensschetzen van vermaarde Persoonen en Beschryvingen van zodanige Landen, Steden en Plaatzen, als by uitsteekenheid aanmerking verdienen. Tweede Deels Eerste en Tweede Stuk. Met Plaaten en Kaarten, 1791. Te Haarlem by A. Loosjes Pz., in gr. 8vo.Met de afgifte van het laatste Stuk des opgemelden Geschiedkundigen Werks, waarvan wy te meermaalen, met wel verdienden lof, gewaagdenGa naar voetnoot(*), is een jaarkring, of het jaar 1791, met welke het eenen aanvang neemt, voltrokken, en maakt het vier voegelyke Deelen uit. Een uitvoerige Bladwyzer, die den Bezitter in staat stelt om met een opslag uit den grooten voorraad van Byzonderheden, in dat gebeurtenisvolle jaar, te vinden wat hy verlangt daarvan te weeten, sluit dit jaarvak. Terwyl afzonderlyke Tytels voor elk Deel, met een keurige Tytelplaat, het Werk eene gepaste houding geeven. De inwendige waarde deezer twee laatste Stukken staat met die der voorgaande gelyk, of liever schynt ons de Schryver, door eene meerdere hebbelykheid van deezen Letter-arbeid te krygen, vorderingen gemaakt te hebben in de wyze van voordragt. De zes laatste Maanden des gemelden jaars worden 'er in afgehandeld; en door de Bylaagen tot de gewigtigste Gebeurtenissen op 's Werelds Schouwtooneel toegelicht en bekragtigd. Wy mogen hiervan zeggen, dat het voornaamste in eene voeglyke schikking wordt voorgedraagen, en vry van langwyligheid; schoon veel meer dan een bloot Register van 's Werelds Lotgevallen. In het Tweede Deels Eerste Stuk, zal niemands opmerking, zo min als ons, onder het Artykel Plaatsbeschryvingen, ontvlugten het juist ter snede geplaatste Stuk, getyteld: Frankryk volgens de jongste Staatkundige Verdeeling, vervaardigd door eene hand in de Aardrykskunde | |
[pagina 514]
| |
bedreeven, en vergezeld van eene nette Kaart van dat Ryk in LXXXIII Departementen, volgens het besluit der Nationaale Vergadering, verdeeld, gesneeden door den in dit vak beroemden omtrent twee-en-tachtig jaarigen j. van jagenGa naar voetnoot(*). De Opsteller van dit gedeelte deezes Werks geeft een kort verslag van den geheelen loop der Fransche Omwenteling, om dezelve tot een Inleiding te doen dienen zyner Beschryving der jongste Staatkundige Verdeeling des Franschen Ryks, welke in den jaare 1789 beslooten, en in het volgend jaar 1790 in orde gebragt, en ingevoerd werd; eene Verdeeling, welke door haar, ter invoering eener gelyke evenredigheid van magt, ter verdeediging des Ryks, en van schattingen, om in 's Lands behoeften te voorzien, niet slechts ten hoogsten nuttig, maar zelfs volstrekt noodzaaklyk geoordeeld werd. - Om in de Bewerking van dit Stuk eene geregelde orde in agt te neemen, laat de Opsteller eerst kortlyk iets voorafgaan van de voorige Verdeeling van Frankryk; ten anderen spreekt hy van de jongste Staatsverdeeling in 't algemeen; en tekent, ten laatsten van ieder Departement het noodige op. Zeer keurig, maar te breed om voor ons te volgen, is het verslag van den toedragt, hoe deeze jongste Ryksverdeeling in LXXXIII Departementen, waarvan het Eiland Corsica het laatste uitmaakt, opgekomen en in stand gebragt werd, en wat men daar by heeft in 't oog gehouden. Wy tekenen 'er alleen uit op, dat men, gelyk eene hier afzonderlyk opgegeeven Tafel uitwyst, ‘in de drie-en-tachtig Departementen van Frankryk, 544 Districten telt, welke verdeeld zyn in 4658 Cantons; bevattende te samen, met insluiting van het Eiland Corsica, 27803 vierkante mylen, van vyf-en-twintig in een Graad.’ - Wat de magt van dit uitgestrekte Ryk betreft, deeze kan men zich met een opslag van het oog duidelyk voorstellen, wanneer men slechts op elk deezer grootere afdeelingen zyne aandagt vestigt, uit welke men dan die van den geheelen Staat zal kunnen opmaaken. - Hier op volgt eene lyst, die eene echte en naauwkeurige opgaaf | |
[pagina 515]
| |
behelst der Bevolking, zo als zy, in den jaare 1791, plaats hadt, onderscheiden in Active Leden van den Staat, gelyk men in Frankryk spreekt, van de Individueelen. Onder de eersten behooren de werkenden of enkel Manspersoonen, van den ouderdom van zestien tot dien van zestig jaaren, die des noods het Vaderland zouden kunnen helpen verdeedigen, en onder de laatsten alle de Ingezetenen van den Staat, hoofd voor hoofd gerekend, zonder eenige uitzondering. De opgave der negen groote Asdeelingen in kolommen, met die eener begrooting der schattingen, welke zy thans opbrengen, wyst uit, ‘dat Frankryk, binnen zyn eigen boezem, werkende Leden of Burgers heeft, 4,298,360, of in 't geheel 27,190,023 Ingezetenen, hoofd voor hoofd gerekend, welke in 't jaar 1791, aan schattingen van losse en vaste Goederen (contribution fonciere & mobiliaire) 300 Millioenen Livres betaalden; 't geen, door dien de oude schattingen eene som van 552,147,386 Livres beliepen, een jaarlyks onderscheid van 252,147,386 Livres uitmaakt.’ Van de drie-en-tachtig Departementen in 't byzonder handelende, zou de Schryver gaarne de onderscheiding des Ryks in negen grooter Afdeelingen gevolgd hebben; doch hy had wel het getal, maar niet de naamen der byzondere Departementen, gevonden, welke tot elk deezer Afdeelingen gebragt waren. Ook heeft hy, om verwarring, en de moeite van gestadig na het volgende Departement te moeten zoeken, voor te komen, zich van de Alphabetische Orde niet willen bedienenGa naar voetnoot(*); maar houdt hy in de nieuwe Kaart van Frankryk, welke, naar de uitgebreidheid van hare schaal te rekenen, alle de drie-en-tachtig Departementen van dat Ryk zeer duidelyk aanwyst, deeze orde, dat hy dezelve voor zich hebbende, van boven, dat is van de Noordlykste Departementen, begint, en dan telkens van den Zeekant, of het Westen, Oostwaards voortgaat na de Grenzen van Duitschland, Zwitzerland en Italie, en zo, | |
[pagina 516]
| |
eindelyk, Zuidwaards, na de Grenzen van Spanje nederdaalt. De Departementen heeft men, naar gelang der verschillende omstandigheden, welken men daar by in agt moest neemen, zo veel mogelyk, van gelyke Uitgestrektheid gemaakt; terwyl men derzelver Benaaming zeer zeldzaam van Steden, maar allermeest van ééne of meer Rivieren, welke 'er doorstroomen, of aldaar in Zee vallen, gelyk de Seine, de Rhone, enz. en zomtyds ook van aangrenzende Bergen, by voorbeeld de Alpen, de Pyreneën, en anderen, en eindelyk, ook nog van andere plaatslyke omstandigheden, ontleend heeft. Gelyk de byzondere optelling uitwyst. Twee derzelven zullen wy tot een staal asschryven: het eerste noemen wy het Departement Moselle, thans het voornaam tooneel des Krygs. ‘Dit Departement ontleent zynen naam van de Rivier de Mosel of Moezel, die 'er van het Zuiden naar het Noorden midden door stroomt. Het grenst ten Noorden aan Luxemburg; ten Oosten aan Duitschland, en het Departement Bas-Rhin; ten Zuiden aan het Departement Meurte, en ten Westen aan dat van Meuse, en bevat voornaamlyk de Landen, welken, voorheen, de Bisdommen van Metz, Toul en Verdun genoemd werden. - De Zetelplaats der Regeering, en de Hoofdstad van dit Rechtsgebied, is Metz; eene groote, schoone en ryke, Stad, aan de Moezel, en teffens eene goede Vesting, welke zo door haare natuurlyke ligging, als door de bygevoegde Werken van Citadellen, ongemeen sterk is. - Het Departement is in de volgende negen Districten verdeeld, als in dat van Longwy, Thionville, Sarlois, Bricy, Metz, Bouly, Morange, Sarguemine en Bische. - De Schattingen, welken het jaarlyks aan het Land opbrengt, bedraagen de som van 2,881,000 Livres; het getal zyner Afgevaardigden, ter Nationaale Vergadering, bestaat in acht Leden, en zyne grootte is 328 mylen. Dit Departement levert overvloed van keurigen Wyn op, en is, daar de aangrenzende Duitsche Ryksvorsten aanzienlyke goederen in dit en de twee andere Departementen, Haut- en Bas-Rhin, hebben, waaromtrent de Nationaale Vergadering een besluit ten hunnen nadeele genomen heeft, een van die, waarover Frankryk met het Duitsche Ryk wel het meest overhoop ligt.’ Het andere Departement, in welks beschryven wy den Op- | |
[pagina 517]
| |
steller van dit Tasereel volgen, is dat van Parys. - ‘Onder alle Departementen, waarin Frankryk verdeeld is, is dit het eenige, welk noch van Naam, noch van Rechtsgebied, is veranderd. Ook is het onder alle het eenige, welk naar zyn Hoofdstad genoemd is. Zyne Grenzen behoeven wy niet te melden, vermids het als een Eiland, binnen den omtrek van het Departement, Seine en Oise, begreepen is, en door 't zelve van alle kanten omringd wordt. Het werd voorheen de Generaliteit, of liever het Gouvernement van Parys, geheeten: dan, daar 'er geene andere Steden in gelegen zyn, dan de Hoofdstad, zo heeft hier geene Verdeeling in byzondere Districten, gelyk in andere Regtsgebieden, plaats; wordende dit gebrek door de menigvuldige Vergaderplaatzen van onderscheiden Wyken, en andere soortgelyke Gemeente-verzamelingen, vergoed. - Schoon nu dit Departement, ten aanzien zyner uitgestrektheid, zeer verre het kleinste van alle Departementen in Frankryk is (bevattende hetzelve, volgens een besluit der Nationaale Vergadering van den 13den van Louwmaand des jaars 1790, niet meer dan de Hoofdstad, met een omtrek van drie Fransche mylen in 't rond,) is het echter het meest bevolktste, rykste en magtigste, van allen. - Volgens eene echte lyst, is dit Departement, in de belasting van 300 Millioenen Livres, jaarlyksche inkomsten, op 20,729,600 Livres, ieder jaar geschat, waarom ook het zelve vieren-twintig Afgevaardigden, als Medevertegenwoordigers der Fransche Natie, in de Nationaale Vergadering heeft. - Hetzelve beslaat niet meer dan 24 mylen. - In de twintig Kwartieren der Hoofdstad alleen, waarin zy verdeeld is, zyn zo veele merkwaardigheden van onderscheiden soort, dat zy dezelve niet eens kunnen optellen, ik laat staan, sommigen derzelven, eenigzins breeder melden.’ De LXXXIII Departementen zyn in XXIII Militaire verdeelingen onderscheiden; een hier opgegeeven Tafel wyst uit welk tot elk derzelven behooren. Wy moeten hier by afschryven 't geen de Vervaardiger van dit belangryk Stuk, voor elk die Frankryks tegenwoordige Verdeeling wenscht te kennen, ten slot zegt: ‘Dus hebben wy de drie-en-tachtig Departementen, in welken Frankryk, naar aanleiding der nieuwe Kaart, eerst in 't algemeen, en daar naa ieder in 't byzonder, kort- | |
[pagina 518]
| |
lyk overwogen. - Behalven derzelver Naamen, Grenzen, oude Provincien, Hoofdsteden, Districten, Schattingen en Volksvertegenwoordigers, hebben wy, voor zo veel ons bestek toeliet, voornaamlyk den aart des Lands, en de Voortbrengzelen der Departementen, aangestipt. Genoeg hebben wy 'er van gezegd, om den Rykdom, de Sterkte en het Aanzien van dit uitgebreid, volkryk en magtig, Koningryk, van alle noodwendigheden niet alleen, maar ook gerieflykheden des Leevens, overvloedig voorzien, met grond daar uit te besluiten, en 'er onze Leezers van te overtuigen. - De Wynen, nogthans, op dat wy dit met een enkel word nog zeggen, zyn Frankryks grootste schat. Geen Departement bykans hebben wy ontmoet, of het brengt dat heerlyk Gewas voort. De waarde van alle Wynen, die jaarlyks in Frankryk geteeld worden, wordt op meer dan drie honderd Millioenen Livres geschat; en hoe verbaazend zullen dezelve, gelyk ook andere nuttige voortbrengzelen van dit groot en gelukkig Land, nog vermeerderd worden, wanneer deszelfs Regeeringsvorm die gewenschte uitwerking heeft, dat de Zeden der Franschen daardoor verbeterd, de Industrie aangekweekt, de Koophandel uitgebreid, en de Kunsten en Weetenschappen bevorderd worden!’ - Mogten die gewenschte dagen over dat gesolterd Ryk opgaan! In het Tweede Stuk des Tweeden Deels komen voor, twee Leevensschetzen; een van thomas paine, door zyn Werkje, de Regten van den Mensch, en als Tegenschryver van burke, eerst hier te lande bekend geworden, en wiens Naam men nu in de Nieuwsmaaren leest als een daadlyk Deelneemer in de zaak der Franschen. Waarlyk deeze Leevensschets is niet geschikt, om hem, hoe zeer ook te bewonderen over zyne bekwaamheden, hoog te agten of te beminnen. Dan zyne Leevens- en Lotgevallen, waarin het aan geen zonderlingheid ontbreekt, om de nieuwsgierigheid uit te lokken en de aandagt bezig te houden, hebben veel, om tot leering, of tot waarschuwing, te dienen. In korte woorden, zegt de Schryver veel, als hy, van paine's Ouders gesprooken hebbende, 'er byvoegt: ‘Zy leefden beiden om kennis te draagen van de wanbedryven van hunnen Zoon; zyne Ongelukken te betreuren, en zynen Roem te hooren vermelden; doch tevens om weinig van zyne Goedheid te genieten!’ Paine's Afbeelding, hier bygevoegd, tekent schranderheid en vlugheid. | |
[pagina 519]
| |
De tweede Leevensschets is die van een agtenswaardiger en beminnelyker Man, lang de Lieveling der Vryheidsvrienden, de Kweekeling van washington, doth, door de vreemde wending der Zaaken in Frankryk, thans balling en gevangen, de Marquis de la fayette. Men zal, door deeze beknopte Leevensbeschryving, zich met vermaak dien Held herinneren, en wenschen, dat alle verdenking, welke, zints het schryven deezer Leevensschetse, op hem gevallen is, verdwyne. - Van deezen Markgraaf gaat 'er een Afbeeldzel nevens; ook vinden wy een keurig Portrait van Riquetti de mirabeau in dit Deel geplaatst. Wy twyselen niet, of de Schryver en Uitgeever vinden zich, door een genoegzaam vertier, aangemoedigd, om op denzelfden voet voort te gaan, en, op den duur, den Nederlanderen een Werk te leveren, niet ongelyk aan het in Engeland sterk gezogte Annual Register, waar voor het in Schikking, noch Uitvoer, behoeft te wyken. |
|