| |
| |
| |
Bericht aangaande de Amsteldamsche geoctroyeerde Cement; en Redenen van aanbelang, waarom dezelve, als alle de volmaakte eigenschappen bezittende tot digte Waterwerken, den voorrang zoude behooren te verdienen, boven de Duitsche Cement. Door Abraham van der Hart, Directeur over de Stads Werken en Gebouwen. Te Amsterdam by P.H. Dronsberg, 1792. In gr. 8vo, 52 bl.
Wederlegging van het Bericht, door den Heer Abraham van der Hart, Directeur der Werken en Gebouwen van de Stad Amsterdam, in 't licht gegeeven aangaande de geoctroyeerde Amsterdamsche Cement, door Bernardus Detert, zo voor zyn Principaal de Heer Roelof de Vries, als daar toe door de Geïnteresseerdens der Molens, Duifsteenen maalende, en in de zuivere onvervalschte Tras of Cement handelende, genoegzaam van deeze Provintie, benevens van de Keurmeesteren der Tras, binnen de Stad Dordrecht, verzogt, toegestemt en gemagtigt. Te Dordrecht by N. van Eysden en B.J. Morks, 1792. In gr. 8vo, 82 bl.
In veele jaaren heeft men over geen belangryker onderwerp getwist, dan het welk in deeze Schriften vooren tegen behandeld wordt; namenlyk, eene nieuwe uitgevonden Cement. De Heer adriaan de booys, Koopman te Amsterdam, vervoegde zich in den Jaare 1783, met eene bewerkte en reeds versteende proeve zyner uitgevondene Metzelspetie, by den Heer van der hart, Directeur van de Stads Werken en Gebouwen te Amsterdam; zich tevens aanbiedende om in deszelfs byzyn, en onder toezicht van de Stads Baazen, een proef van dezelve te bereiden. Deeze aanbieding aangenomen zynde, werdt die proef genomen en volmaakt voldoende bevonden. Den Uitvinder, op zyn verzoek, daarvan een Declaratoir gegeeven zynde, vervoegde hy zich nog in dat zelfde jaar by den Oekonomischen Tak, by welken de proef herhaald, en met genoegen bezichtigd wierdt, Daar de Uitvinder echter niet geraaden vondt om zyn geheim te openbaaren; iets dat men ter verkryginge van eene Praemie, voor eene nieuwe uitvinding, by den Oekonomischen Tak vereischt, zo kon men weinig met hem daar over handelen; weshalven hy te raade werdt zich by den
| |
| |
Souverain deezer Landen, met een omstandig Request en bygevoegde Memorie, te vervoegen; ten einde by denzelven een uitsluitend Octroy voor vyf-en-twintig, of dertig, jaaren te verzoeken. Dan, in dit verzoek om een generaal Octroy niet geslaagd zynde, wendde hy het over eenen anderen boeg, verzoekende nu by Heeren Burgemeesteren en Vroedschappen van Amsterdam zulk een Octroy, alleen voor deeze Stad, als hy voor Holland in 't gemeen niet had kunnen verkrygen. Dit gelukte hem in November 1789; zynde hy echter verplicht, om het geheim schriftelyk vooräf te moeten openbaaren, waaraan hy dan ook daadelyk voldeed.
Het belang, dat de Uitvinder ook by de gewoone Cement, als Koopman in dezelve, had; de onaangenaamheden die zyne medehandelaaren hem, naa het bekomen van dit Octroy, aandeeden, als mede het algemeen gerucht, maakten het nu noodzaakelyk eene Proef in 't groot te neemen, ten einde alle twyfelingen en vooröordeelen daar door weg te ruimen. Deeze Proef werdt dan ook, naa eenige gemaakte schikkingen, aan de Stads Metzeltuin, te Amsterdam, genomen; en voldeed zo zeer, dat de Uitvinder zelve als verstomd was, nadien hy zyne voorige Proeven slechts by kleine klompen, en by een gewoon vuur, had vervaardigd: 't geen nu in een Oven in 't groot geschiedde. De gebrande spetie, op eene verzekerde plaats gemaalen, en tegens de gewoone Cement beproefd zynde, werdt van dezelve een Regenbak, groot 60 Tonnen Water, aan de Stads Metzeltuin gemaakt; ten einde alle kwaadwilligheid of omkooping, om het werk moedwillig te bederven, te voorkomen. Deeze Bak afgemetzeld zynde, wierd zes Weeken onder water gezet, en voldeed, even als de voorige Proeven, aan de daarby belang hebbenden. De Stads Regenbakken, welke vervolgens door helmers en zoon, van deeze door Amsterdam geoctroyeerde Cement, gemetzeld wierden, zelfs die van 1000 Tonnen Water, voldeeden mede volkomen aan het oogmerk; wordende elk nieuwsgierige openbaar uitgenoodigd om dezelven te beschouwen: zynde alle die Bakken ook tot heden nog in dienzelfden goeden toestand gebleeven.
Terwyl dit in Amsterdam geschiedde, was men in Dordrecht bezig, om, zo veel mogelyk, de verdere verbreiding deezer nieuwe Cement te stuiten. Dus gaven
| |
| |
de Geïntresseerdens aldaar, in de Nieuwspapieren, het Publiek kennis, dat men de Amsterdamsche Cement door Dordsche Keurmeesteren had doen onderzoeken; doch dat dezelve, wel verre van de vereischte versteening voor digte Waterwerken te bezitten, tot zyn voorigen modderstaat weer te rug keerde; kunnende de bewyzen daarvan te Dordrecht gezien worden. Het eerste, echter, werdt daadelyk door de Amsterdamsche Keurmeesters made in het publiek wedersprooken; verklaarende dezelve, deeze geoctroyeerde Cement volmaakt in alles aan de Keure te voldoen; terwyl, ten opzichte van het laatste, namenlyk het zien der bewyzen, een Commandeur der Stads Metzelwerken te Amsterdam, met een der Meesterknechts, verkleed naar Dordrecht gezonden wierden; ten einde dáár, als Baazen, die ten platten Lande woonden, en die zomtyds op aanneemingen uitgingen, de bewyzen van afkeuring te zien: dan welke bewyzen, geenzins in een gemaakt, en tot modder hervallen, werk, maar in het Raport bestonden, 't welk gemelde Keurmeesters van Dordrecht, den 28sten Sept. 1791, aan Burgemeesteren dier Stad schristerlyk gedaan hadden.
Deeze, en nog eenige, omstandigheden bewoogen den Heere van der hart, als onpartydig, maar kundig in alles wat ten deezen opzichte was voorgevallen, zyn Bericht, aangaande de Amsterdamsche geoctroyeerde Cement in 't licht te geeven. Hy meld daar in eerst alles wat in deeze zaak gebeurd is: vervolgens geeft hy verslag van zyne Proeven; als mede eene beschryving hoedanig de Proeven op de Cement gemeenlyk genomen worden: waar tegen de Heer detert aanmerkt, dat die Heer enkel beschouwend Lid, en geen Oefenaar, der kunst is. Daar na toont de Heer van der hart, dat de Amsterdamsche Cement aan alle de Proeven, als mede aan die van de ondervinding, voldoet: dat met de Dordsche Cement, somtyds, bedrog gepleegd wordt, zo dat dezelve wel eens niet voldoet aan de verwagting; toonende verder, dat het onderscheid tusschen de zogenaamde Kunst-Cement, en de zogenaamde Dordsche Cement, minder groot is, dan men zich gemeenlyk daarvan verbeeldt; geevende eindelyk het voordeel op, dat men, door eene algemeene gebruikmaaking van die Cement, het Vaderland zoude aandoen: als mede, op welk eene geschikte wyze, de Geïntresseerdens buiten alle schaden zouden kun- | |
| |
nen blyven, daar de nieuw uitgevonden Cement zo wel gemaalen moet worden, als die van Duifsteenen.
Minder bescheiden en meer partydig spreekt de Heer detert voor zyne Principaalen, welke in den tytel genoemd worden. Zyne wederlegging van het Bericht des Heeren van der hart bestaat meerendeels in schelden en uitvaaren tegen den Heer de booys, als Uitvinder der nieuwe Cement. Dat dit, ten opzichte van de zaak in geschil, niets afdoet, en zulks wel meer, by gebrek van duchtige bewyzen, geschied, is veelen bekend. Even zo weinig zegt het, dat de Duifsteenen, voor meer dan zestien honderd jaaren, gelyk thans de Benthemer- en Arduinsteenen, tot het bouwen gebezigd zyn. Dat de Wallen van het oude Veterana, nu Xanten genaamd, door de Romeinen daarvan gesticht zyn; en in een derzelver onderaardsche Steenkuilen, door den Heer Mr. johan van nispen, een Romeins Offer-outer daar in gevonden, en naar Leyden gevoerd is, alwaar men het nog heden, als een zeldzaam stuk der Oudheid, vertoont. Alle de Tempels, Kasteelen en oude Gebouwen, van Duissteenen gemaakt, draagen de kenmerken, dat de stoffe, van welke zy gemaakt zyn, goed was; maar bewyzen geenzins, dat de nieuw uitgevonden Cement daarom niet goed zou kunnen wezen.
Door den Heer de booys enkel voor een Naavolger van den beroemden loriot, een Fransch Bouwkundigen, te willen doen doorgaan, bewyst men ook niets ten opzichte van de nieuw uitgevonden Cement; maar versterkt den onderzoekeren veel meer in de onderstelling, dat dezelve uitgevonden kan worden. De Heer loriot raadde, in den jaare 1765, een deel fyn gegruisde en welgezifte Tichelsteenen, benevens twee deelen levendige Kalk en Rivierzand, tot het maaken van Mortier, of Cement, aan: zeggende, dat men, in plaatse van gestampte Tichelsteenen, Kluiten van onbeteelde aarde zal laaten droogen, en vervolgens in eenen Kalkoven laaten bakken; dezelve agter de Kalksteenen in den Oven plaatsende. ‘Dit laatste,’ zegt de Tegen-Berichtschryver, bl. 28. ‘deedt de zogenaamde Uitvinder der nieuwe Cement; hy verkoos, om dat de Tichelsteenen zyne Metzelstof in prys zouden verhoogen, de onbeteelde Kleiaarde uit het Y gehaald.’ - Hy deedt dus, indien het gestelde waarheid is, twee weldaaden: hy gaf
| |
| |
gelegenheid om het Y, op eene gansch onkostbaare wyze, te verdiepen; en om de Cement goedkooper te kunnen leveren. Deeze uitvindingen zyn niet gering.
Byzonder is het, dat men, in dit geval, dat geen het laatste gedaan, of begonnen heeft te doen, het welk men het eerst had moeten verrichten; namenlyk het onderzoeken der nieuwe Cement, op Chemische gronden. De Heer van der hart heeft wel proeven genomen, maar niet dezulken, die de zaak kunnen beslisschen: en de Heer detert heeft de Proeven, door den Heer j. van der bank, Apotheker te Dordrecht, en anderen, genomen, zo onbepaald geboekstaafd, dat geen sterveling 'er wys uit kan worden; ja zo, dat ze, in hunnen uitslag, alle Chemische ontdekkingen tegen zich hebben: en NB. zelfs bewyzen, dat de Dordsche Cement niet deugt. Immers het bakken van Steen alleen uit modder (niet uit Kleistoffe); het weder overgaan van gebakken Steen tot modder; het aanwezen van Olie in Kalk; en het bewyzen, dat die Olie de werkende oorzaak zoude zyn, eener eeuwige versteening; dit zyn zo veele Physische als Chemische onmogelykheden, welke, op de proef, altoos geheel anders bevonden zullen worden.
De Heer van der hart heeft zeer wel aangemerkt, dat men niet volstrekt by de Tuf- of Duifsteen behoeft te blyven, om een goede Metzelstof voor Waterwerken te bekomen. Wat weet men in Napels, en andere deelen van Italien, van die Cementstoffe; daar men de roodachtige Pozzolana tot het maaken van de voornaamste Waterwerken gebruikt? - Wat weet men in Livorne van Duitsche Cement, daar men echter zo veele groote Oliebakken heeft, welkers digtheid meer oplettenheid vorderen, dan alle bekende Waterwerken? - Waarom gebruikt men in Venetiën, en in deszelfs omtrek, gemaalen Marmersteen, ongebluschte Kalk en los Katoen? - En waarom gebruikte men, hier te lande, tot heden, de Keulsche of Duitsche Cement van Duifsteen? zekerlyk om dat Duitschland, of de Paltz, ons het naast gelegen is, en de toevoer naar deeze Provintie gemakkelyk, en het onkostbaarst is. En waarom zou men dan de Amsterdamsche Cement tegenwerken, als dezelve goed is? Als bewezen wordt, dat de 22 Windmoolens en de 34 Paardemoolens, welke in onze Provintiën zyn, om de Duifsteenen tot meel te vergruizen, door de Amsteldamsche Kleistoffe aan den gang kunnen gehouden worden? - | |
| |
Waarom zal men buitenlandsche belastingen betaalen, voor iets dat men in zyn Vaderland even zo goed, zo niet beter, kan bekomen?
Eéne byzonderheid zullen wy nog aanvoeren, om dat ze deeze uitvinding nog meer gewigt byzet, en dan van dezelve afstappen. Sedert eenige jaaren, heeft men in Duitschland zelve de Cement beginnen te maalen, tot groot nadeel der Nederlandsche Trasmoolens. Deeze gemaalen Cement werdt meest naar Utrecht gevoerd; terwyl die van Dordrecht, als eene algemeene Stapelplaats, zich by de ongemaalene Cement bepaalden. Intusschen werdt de invoer van Duitsche gemaalen Cement zo groot, dat de Heeren Staaten deezer Provintie zich genoodzaakt zagen, om op elke Ton gemaalen Cement, die uit Duitschland komt, een impost van 12 stuivers te stellen. De Keurvorst van de Paltz, in denkbeeld zynde, dat men de Duitsche Cement hier niet konde ontbeeren, zo als toen maar al te waar was; gaf, eenige jaaren laater, bevel, om alle de Schepen, welke met Duifsteenen naar de Nederlanden zouden afzakken, in beslag te neemen, ten einde daar door eene wederkeerige belasting te verkrygen van 6 Duitsche Ryksdaalders per Waag, welke op 14 Tonnen Cement gerekend wordt. Dit gaf aanleiding, dat de tegenwoordige Uitvinder der geoctroyeerde Cement, by den President Burgemeester, in dien tyd, en verscheiden maalen ten huize van eenen der Pensionarissen van Amsterdam, ontboden, en geraadpleegd werdt, om deeze zaak te schikken: wordende hem toen in substantie gevraagd: of hem geen middel bekend was, van eenige andere spetie, die dezelfde eigenschappen bezat van de gewoone Cement? - Hy konde deeze vraag toen nog niet beantwoorden, weshalven de belasting by Anticipatie, tot nadere overeenkomst, moest plaats hebben; dan welke zedert het jaar 1766 tot heden nog blyft voortduuren; wordende deeze belasting van den Keurvorst op eene aanmerkelyke somme, jaarlyksch, gerekend. Is dit geen overtuigend bewys, dat men deeze uitvinding, (indien zy wezenlyk,
by ervaaring, blyft proef houden, zo als tot heden nog geschied,) in alle gevallen, behoort te begunstigen; vooräl in Amsterdam, waar de stoffe zo onkostbaar daar toe gevonden, en zo veel geld voor Nederland, daar door, uitgewonnen kan worden! |
|