ren uit de volste bron der zuiverste kennis. - Want welke bezigheid kan waardiger zyn voor het Verstand, dan wanneer men zig met het Weezen aller Weezens nader bekend maakt, den luister zyner volmaaktheden bewondert, en van datzelve regels van gedrag en stigtig ontleent? ô Wat kan meer licht over den geest verspreiden, wat de denkwyze meer opscherpen, wat maakt heilzaamer indrukzels op het hart, dan wanneer men de wyze wegen der Voorzienigheid bestudeert? De man, met zuivere Godgeleerde Kundigheden voorzien, tart elke lokkende vrygeestery, wapent zig tegen inneemende dwaalleeringen, yvert tegen dweepige grondbeginzels, en zelfs 't bedrog agterhaalt hem niet, het welk zyn' schoonschyn van den Godsdienst ontleent. - De Godgeleerde, met den geest van den Godsdienst bezield, kent het naauw Verband tusschen Openbaaring en Natuur; hy weet, dat de eene de andere de hand biedt; dat ze zig als Zusters onderling beminnen, waarvan wel de eene fraaijer, heerlyker en verhevener is, dan de andere, maar nogthans onäfscheidelyk zyn, en denzelfden Throon altyd beweeren. - Welke onwaardeerbaare voordeelen voor het verstand en hart vloejen, uit de uitgebreide Kundigdigheden des Bybels, wanneer de Godgeleerde alle uitdrukkingen en gelykenissen, alle lessen en gebeurdtenissen des Godlyken verlossers naar zynen verheven geest bestudeert, en ze volgens de regelen eener gezonde Uitlegkunde beschouwt?’
Behoudens de aangevoerde bedenkingen, hebben wy in dit Werkje zeer fraaije gedagten ontmoet, den geest van blaakende menschenliefde, van uitgebreide goedwilligheid, en eene zucht voor rechtschapene Kundigheden. 't Ware dus te wenschen, dat zeer veele Jongelingen met de denkbeelden, hier aangestipt, meer en meer gemeenzaam wierden, en dezelve in practyk stelden.