Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel van de Staatsche, Pruissische, Fransche, en Oostenryksche Bezittingen, in de Tien Catholyke Nederlandsche Provincien en Opper-Gelderland, van het nieuw Belgisch Gemeenebest, van de Belgische Omwenteling, van het Land van Luik en de Luiksche Onlusten. Door een Bereisd Waarneemer, voorzien met eene naauwkeurige, volgens de onderscheidene Bezittingen, gekleurde, Landkaart. Te Amsterdam by M. Schalekamp, 1790. 160 bl. In gr. 8vo.Zo veel Lands, en zo groote Gebeurtenissen, in zo weinig bladzyden, kan vooraf den opneemer van dit Boekdeeltje verzekeren, dat het een en ander niet dan kort kan weezen; en zal misschien het denkbeeld van gebreklykheid tevens in hem doen opkomen. Beide is ons by de doorleezing gebleeken, schoon men, met behulp der fraaije Kaart van e. bower, door w.a. bachiene verbeterd, eene Aardrykskundige Gemeenschap konne verkrygen van den Oord, waar de twee gewigtige Gebeurtenissen, hier beschouwd, zyn voorgevallen. De Hoofdverdeeling is eene Beschryving van onze Generaliteits Landen en Pruissisch Gelderland - van de Fransche Nederlanden - van de tot nog toeGa naar voetnoot(*) Oostenryksche Nederlanden - van de Belgische Staaten, en Omwenteling met haar gevolgen - Van het Land van Luik, en zyne Onlusten. Deeze eigenste Landen trekken voor een goed gedeelte op nieuw de aandagt, door den ontstaanen Oorlog tusschen de Franschen en de Oostenrykers, en kunnen de Land- en Plaatsbeschryvingen eenigzins ter onderrigting van Weetlust dienen. In het korte Voorberigt verzoekt | |
[pagina 477]
| |
de Schryver verschooning, indien hy, door de onzekerheid der Berigten nopens de Nieuwe Fransche Constitutie, daaromtrent eenige onnaauwkeurigheid begaan heeft. Wy vinden dezelve vry groot, indien wy, het geen hy opgeeft, vergelyken met het zeer keurig uitgewerkt verslag, Frankryk volgens de jongste Staatkundige Verdeeling, door de Nationaale Vergadering in 1789 beslooten, en in 1790 in orde gebragtGa naar voetnoot(*). Kleinigheden, mogelyk ter veraangenaaming 'er in gevoegd, konden in een zo beknopt bestek ligt gemist worden. Van de Ongezondheid van Sluis in Vlaanderen spreekende, schryft hy: ‘jantje van sluis, wil men de Militairen wys maaken, zou oorzaak der Koortzen zyn, die hen daar verslinden; doch deeze komen eerder voort, uit hunne gulzigheid in 't eeten van mosselen en zeekrabben, die zy langs het Zwin zoeken.’ - Van de Duinkerksche Kapers, en derzelver berugtheid, gewaagende, vertelt hy: ‘jan bart, van Matroos opgeklommen, [waar toe staat er niet] ‘hadt 't voorregt, dat hy in 't Cabinet van lodewyk den XIV zyn pypje mogt rooken, schoon die Monarch anders tegen niemand als [dit moet dan zyn] een gebooren Edelman sprak.’ - De Ledigloopers te Brussel, in groote menigte voorhanden, en onder den naam van Capoenen bekend, doen hem aanmerken: ‘Nergens in de wereld is 't Canaille zo onbeschaamd schelmägtig, als de Vaartcapoenen te Brussel; een 'er van liet zich bekopen om in een Flaams Treurthonneel, van de Passie, de rol van Judas te speelen, waar toe niemand van de Konstbehertende Jonkheit zich wilde laaten gebruiken. Toen ons Heer, (insgelyks een Vaartcapoen, die op het tooneel gekruicigd moest worden,) hem vroeg: Judas! Judas! waarom verraadt gy my? antwoordde hy, uit spyt over de geringe belooning, dat weet gy G*d*** wel, om twee Schellingen en twee Potten Leuvens.’ In de Beschryving van de Belgische Omwenteling, betoont hy zich een groot Voorstander van Keizer josephus; dien hy afmaalt als een Vorst, die met alle schikkingen | |
[pagina 478]
| |
in de zaaken van Nederland, alleen deszelfs welzyn en meerder bloei, bedoeld heeft. Wy willen dit niet betwisten. Dan het bevreemt ons, in een Werk, zo 't schynt uit eene Nederlandsche pen gevloeid, te leezen: ‘De gemaklykheid der Hollanders in den Engelschen Oorlog, en in 't afstaan van hun Regt op de Barriere Steden, schynt joseph aangemoedigd te hebben, om de Vaart, langs de Schelde, na Zee, aan de Catholyke Nederlanden te rug te bezorgen, daar de natuur ze hun scheen geschonken te hebben. Deeze stap heeft hem wel voor de verwenschingen der Hollanders blootgesteld; dan als men de zaak met een onpartydig oog beschouwt, hadt hy misschien eenig Regt om zyn Land van eene benadeeling, uit onze voormaalige overmagt gebooren, te verlossen; nu de overmagt aan zyne zyde was. Gelukkig hadden wy een verbond met het vermogend Frankryk aangegaan, en dit was de eenige drangreden, die joseph van zyn voorneemen af deed zien. - Wy, zo min als onze Bondgenoote, op eenige nieuwe veröveringen gesteld zynde, konden 'er niet beter afkomen, dan met aan joseph eene maatige Schadeloosstelling te geeven, voor de kosten, die hy ten welzyn van zyn volk gemaakt had.’ Om thans niet in 't breede aan te merken, hoe 's Lands Vaderen zich met allen nadruk tegen deezen eisch, de schennis der plegtigste Verbonden, aankantten, en hun Regt tot het gesloten houden der Schelde beweerdenGa naar voetnoot(*), oordeelde het Fransche Hof, ‘dat de Hollanders, met zich tegen den Eisch, het openen der Schelde, te verzetten, niet anders gedaan hadden, dan een Regt te handhaaven, omtrent een halve Eeuw ongestoord uitgeoefend, 't geen hun door een plegtig Tractaat verzekerd was, en 't welk zy als den grond van hun Welvaard, en zelfs van hun Bestaan, beschouwden. Waarom de Koning van Frankryk niet onverschillig kon zyn, omtrent het lot der Verëenigde Nederlanden, en deeze door openbaar geweld te zien aanvallen, in derzelver Regten en BezittingenGa naar voetnoot(†).’ Hoe veel zorgs 's Lands Staaten, by het sluiten van den Vrede met den Keizer, gedraagen hebben, om dit hun onwederspreekbaar Regt te handhaaven, wyzen de Staatshandelin- | |
[pagina 479]
| |
gen van dien tyd uit. En wat de maatige Schadeloosstelling, waar van onze Schryver spreekt, betreft; het is, uit die zelfde Handelingen, bekend, dat men de som van ettelyke Millioenen, tot welker betaaling men zo traaglyk kwam, en waarvan Frankryk, in 't einde, eenige op zich nam om te betaalen, ten einde de Vredes-Onderhandelingen niet afgebrooken mogten worden, geenzins als eene maatige Schadeloosstelling aanzag; maar veelëer, daar hy ze eischte voor Mastricht, als een eisch van betaaling voor een wettig Eigendom. Voorts zal men, zo in de Beschryving van de Belgische Omwenteling, als in die van de Luiksche Onlusten, nog al eenige weetenswaardige zaaken aantreffen: doch wy verzenden den Leezer tot het Boekdeeltje. |
|