voor eenerlei, dat is, voor deelbaar en vernielbaar houdt. Om het tegendeel hiervan aan te toonen, maakt de Schryver onderscheid tusschen Wiskundige en Natuurlyke Verdeeling. Volgens de eerste moet 'er, in elk lichaam, verdeeling kunnen plaats hebben, zelf in de verbeelding, tot in het oneindige. ‘In de natuur,’ zegt hy, ‘is het geheel anders gelegen. Deeze ziet niet op de grootheid der lichaamen, en verdeelt het geheel niet willekeurig in kleinere deelen, gelyk de Wiskunstenaars, maar ziet op zelfstandigheid, of het Weezen der lichaamen, en verdeelt het uit ongelykaartige deelen samengestelde in zyne enkelvouwige gelykslachtige wezenlyke bestanddeelen, en niet verder.
Deeze gelykslachtige wezenlyke deelen, deeze Grondstoffen der lichaamen, verkreegen van den Schepper zelve de grenzen haarer uitgebreidheid, en zyn de waare deelen des lichaams. Dewyl dezelve gelykslachtig zyn, zo kunnen zy ook niet in deelen van een anderen aart verdeeld worden. Zy zyn, hoewel zy haare kleiner deelen, hunne partes integrantes, hebben, op zich zelve beschouwd, enkel en natuurlyk - enkelvoudig, by gevolg door natuurlyke krachten onvernielbaar. Uit zo veele onderscheidene soorten van dezelve, als waar uit, door samenstelling, een lichaam ontstaat, zo veele wezenlyke waarachtige deelen heeft ook het zelve, en in juist zo veele, doch geenzins meerder, deelen, is dat lichaam natuurlyk wederom verdeelbaar.’ Volgens deeze onderscheiding moet, derhalven, de Stoffe, die het Weezen of de Zelfstandigheid der Ziele uitmaakt, hierin van alle lichaamlyke voorwerpen onderscheiden zyn, dat de eerstgemelde een zo volstrekt enkelvoudig ding is, dat zy geene uitgebreidheid bezitte. Intusschen willen wy in bedenking geeven aan de zulken, die de Onstoffelykheid der Ziele lochenen, om dat zy van iets, 't welk geene Stoffe is, zich geen denkbeeld kunnen vormen, of zy, in goeden ernst, zich eenige Stoffe zonder uitgebreidheid kunnen voorstellen; en of van hun niet met regt moge gezegd worden, dat zy voor iet onbegrypelyks niet iet anders, 't welk nog meer onbegrypelyk is, in de plaats stellen?
In de derde Afdeeling handelt deeze Schryver over 's menschen verhevene bestemming, niet alleen tot dit, maar ook tot een toekomend onsterflyk, leeven. Hier ontmoeten wy eene nadere ontwikkeling, aangaande de natuur der Ziele, als den grondslag der mogelykheid van haare