Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOratio funebris in obitum viri clarissimi Abr. Arent van der Meersch, Theologiae atque Historiae, quam Ecclesiasticam vocant, inter Remonstrantes Professoris, defuncti die XIII Aprilis MDCCXCII, habita die XIX Junii, eodem anno, A P. van Hemert, Philosophiae ac Literarum, inter eosdem, Professore. Amstelaedami apud M. Schalekamp, 1792. In 8vo. m.f. 52 pag.Abraham arent van der meersch werdt geboren te Amersfoort, den 22sten February van het jaar | |
[pagina 460]
| |
1720, kwam in 1735 aan het Seminarium der Remonstranten te Amsteldam, werdt in October 1740, nog geen een-en-twintigGa naar voetnoot(*) jaaren oud zynde, Proponent, en een jaar daar na tot Predikant te Hazerswoude beroepen, waar hy in January 1742 bevestigd werdt. In 1750 werdt hy na Delft verplaatst, en in 1766 bekwam hy het Hoogleeraarschap te Amsteldam, in plaats van den beroemden wetstein: hy kreeg 'er, in 1767, de professie van krighout by, en bekleedde die beide posten tot in 1771, toen de onvergelykelyke wyttenbach tot Professor in de Philosophie en Taalen, aan het Seminarium der Remonstranten, beroepen zynde, van der meersch alleen het Hoogleeraarschap in de Godgeleerdheid en Kerkelyke Historie behieldt. Hy bleef het zelve waarnemen tot in het jaar 1790, wanneer hy, nu 70 jaaren oud zynde, zich te zwak gevoelde, om 'er verder in voort te gaan. Hy vertaalde de Schriften van warburton, sharp, lardner, en andere Engelsche Godgeleerden, in onze taal; hy was den Heer c. westerbaan, in het uitgeven der Algemeene Historie, behulpzaam; hy verdedigde de Remonstranten tegen eene beschuldiging, die, in het jaar 1623 het eerst tegen hen ingebragt, en in 1754 door twee Godgeleerden herhaald was, als of zy schuldig gestaan hadden aan eene zamenzweering tegen het Leven van Prins maurits, (Accusabantur Patres nostri horrendo conspirationis crimine, adversus virum excellentissimum, Principem mauritium, (zegt de Redenaar); hy gaf de Verhandelingen van locke, noodt, en barbeyrac, over de Verdraagzaamheid, die te vooren door driebergen in het licht gegeven waren, op nieuw uit, en voegde daar eene eigene Verhandeling by over de vryheid van Godsdienst in den burgerstaat; de Historie der Remonstranten, die op naam van jacobus regenboog uitgegeven is, hadt voornaamelyk hem tot Schryver; hy schreef een aantal andere naamlooze stukjes, meestal van een' polemischen aart, deels in den beruchten Socratischen oorlog, deels ter verdediging van zyne broederschap, en van de Christelyke vryheid en verdraagzaamheid in het gemeen; maar hy maakte zich vooral beroemd door eene naauwkeurige Vertaling der Kerkelyke Geschiedenis van eusebius, en door zyne aanmerkingen op dezelve. | |
[pagina 461]
| |
Hy was een vlytig beoeffenaar der waare Wysbegeerte en der oude taalen, en een zeer welsprekend Redenaar. Zyn character was, gelyk dit behoort te zyn, by een' man, die door de fraaije letteren beschaafd, en door de Lessen der waare wysheid gevormd is. Hy was een mensch, en hadt dus zyne gebreken, maar des niet tegenstaande kan men naar waarheid zeggen: meerschium, ut hominem, ut civem, ut Societatis Christianoe membrum, optimum fuisse: en, alles by elkander genomen zynde, was hy zo groot, dat de Redenaar zegt te twyffelen, of men in één mensch, hoe geleerd, hoe rykelyk van alles voorzien, wat tot de welsprekendheid gevorderd wordt, hy ook wezen mogt. zo veel welsprekendheid zou kunnen vinden, als verëischt werdt, om de verdiensten van van der meersch te vermelden. Deze zyn de voornaamste byzonderheden, die ons in deze Redevoering verteld worden. Zomtyds wordt in het verhaal eene of andere plaats uit de Ouden ingevlochten, en zomtyds vermaaningen aan de Studenten, om zich van der meersch ten voorbeelde te stellen, welke laatsten echter wat in het ééntoonige vallen. Het Latyn is doorgaands zuiver; doch, die weet, wat waare Oratorie is, zal deze Lykreden voor een mager stukje moeten houden. Was de Redenaar op het denkbeeld gevallen, om den staat van de Nederlandsche Kerk vóór de tyden van van der meersch, en de verandering, die hy in de denkwyze van veelen zyner tydgenooten veroorzaakt heeft, te schetzen, en hieruit aanleiding te neemen, om zyne verdiensten te verheffen, dan was het stuk mogelyk zynen bekwaamen Maaker waardiger, en voor de gedachtenis van den Overledenen meer verëerende, geweest. |
|