Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 424]
| |
Reize door Spanje, gedaan in de Jaaren 1786 en 1787; in 't byzonder, met opzicht tot den Landbouw, Manufactuuren, Koophandel, Bevolking, Belastingen, en Inkomsten van dat Land; benevens Aanmerkingen in het doortrekken van een gedeelte van Frankryk. Door Joseph Townsend, A.L.M. en Predikant te Pewsey, in het Graafschap Wilts. Iste Deel 1ste Stuk, 1791. Te Haarlem by A. Loosjes Pz., in gr. 8vo, 180 bl.Komt de Kunst van Waarneemen, van eene zo onmeetbaare uitgestrektheid, alleszins te stade, deeze moet inzonderheid den Reiziger steeds ten gidse verstrekken, zal hy voor zich zelven juiste kundigheden opdoen, en in staat zyn om dezelve, in geschrifte mede te deelen, en, met den schat zyner kennisse, ook anderen te verryken. Hier toe wordt een byzondere aanleg, geestgesteltenisse, en overal omziende oplettenheid, gevorderd. Dat het allen Reizigeren niet moge gebeuren haar tot gezellinne te hebben, wyzen zo veele Reisbeschryvingen uit, die goheel oppervlakkig zyn, of meest bestaan in herhaalingen van 't geen men voor lange wegens die zelfde Gewesten geleezen heeft, zo dat men een Boek, met gretigheid opgevat, met wederzin en wansmaak weder nederlegge. Dit zal het geval niet weezen met den Leezer der opgemelde Reize door Spanje, van welks Eerste Deels Eerste Stuk wy hier thans verslag doen. Met welk een waarneemend oog de Eerw. townsend de Voorwerpen beschouwde, kunnen wy eenigzins opmaaken uit het geen hy, de Grenzen van Spanje betreedende, schryft. ‘Geen mensch, die niet in eigen persoon de ondervinding daar van heeft, kan zich een recht denkbeeld vormen van het weezenlyk genoegen, waar mede een Reiziger op eenig Land nederziet, dat hy voor de eerste maal zal intreeden. Ieder voorwerp wordt aldaar voor hem belangryk. Zyne oplettenheid verkrygt gestadig nieuw voedzel, door eene weelderige verscheidenheid van gestalten, en van voortbrengzelen, van zeden, en van menschen, waar mede hy tot hier toe onbekend geweest is, en al te zamen medewerkende, om, naar evenredigheid van zyne achting voor de Weetenschappen, by elke schrede die hy doet, zynen schat van kun- | |
[pagina 425]
| |
digheden te vermeerderen. De uitwendige gedaante van het Land, veele lichaamen uit het Planten- en Dierenryk, zyn ten zynen opzichte nieuw, of hebben ten minsten iets nieuws voor hem, dat hy te vooren by anderen niet waargenomen hadde. Zodanige zelfs, met welke de gewoonte hem reeds gemeenzaam gemaakt hadt, vertoonen nogthans aan zyn oog nieuwe schoonheden, uit hoofde van de afwykingen, welke zy aan de verscheidenheid van grond en lugt te danken hebben.’ Schoon Spanje het hoofddoel deezer Reize is, en de Heer townsend daarom zyn Werk aanvangt met Onderrigtingen voor den Reiziger door Spanje, zal men nogthans het gedeelte van Frankryk, in het doortrekken van hem bezogt en beschreeven, niet zonder belangneeming leezen. Zyn toegang tot, en verkeering met, Geleerden stelde voor hem de beste Gezelschappen open, en gaf hem gelegenheid om in de Academie en andere openbaare plaatzen toegelaaten te worden, om de Kabinetten te bezigtigen, waar van hy als een Kenner berigt geeft, en de voornaamste byzonderheden aanstipt, doorvlogten met Waarneemingen eenen Natuurkundigen waardig. Terwyl hy in 't voorby gaan veele zaaken, door anderen onaangeroerd gelaaten, en opmerking verdienende, als een Menschkenner beschryft. Zeer keurig is zyn berigt van de Omstreeken van Parys ten opzigte van de Delfstoffen, en onderhoudende de beschryving van het Karneval te Parys. Met vermaak volgt men den Reiziger van Parys tot Belgarde, en beschouwt de Manufactuuren te Lyons. Welke bloeiende Stad altoos byzondere voorregten heeft genooten, doch nogthans met groote zwaarigheden menigmaalen moest worstelen. ‘Deeze,’ schryft hy, ‘zyn op eene uitmuntende wyze aan den dag gelegd, door den Abt bertholon. Naardien alle Regeeringen van Europa by zyne Waarneemingen belang hebben, zal ik dezelve zeer beknopt voordraagen. De onderscheiden hinderpaalen, tegen den bloei en welvaart des Koophandels, zyn altyd geweest, en zullen blyven zo lang zy bestaan. ‘1. Oorlogen, het zy buitenlandsche of binnenlandsche, burgerlyke of godsdienstige, uit verdeeldheden in den Staat, of Vryheidsliefde, voortkomende; aangezien de Koophandel het gedruis der Wapenen vreest, voor de lauwrieren vlugt, en alleenlyk bloeit onder de schaduwe van vreedzaame Olyfboomen. | |
[pagina 426]
| |
‘2. Vervolging, en onverdraagzaamheid in het stuk van Godsdienst, als, by voorbeeld, de herroeping van het Edict van Nantes, 't welk in Frankryk dezelfde uitwerking heeft gehad als de uitdryving der Mooren in Spanje. ‘3. Wetten, strekkende om den Manufacturier, of Koopman, op eene onbescheiden manier, in zaaken, die zyn beroep betreffen, te dwarsboomen, of hinderlyk te zyn: waar door men hem te naauw op de handen ziet, zich in zyne bezigheden steekt, hem van nuttige onderneemingen te rug houdt, of door afpersingen en knevelaaryen moedloos maakt. ‘4. Belastingen, welke het vertier der Koopmanschappen, het zy middelbaar of onmiddelbaar, benadeelen. Men heeft eerst in 't Jaar 1743 toegestaan, dat de Lyonsche Manufactuuren onbelast mogten uitgevoerd worden, maar, tot op den dag van heden toe, moeten alle leevensmiddelen, inzonderheid de wyn, deeze Stad inkomende, zwaare impost betaalen. Het gevolg hier van is, in de eerste plaats, eene merkelyke verhooging van het arbeidsloon; en dewyl de Weevers, elken invallenden Feestdag de nabuurige Dorpen zeer greetig gaan bezoeken, ten einde zich aldaar tot een maatigen prys op Wyn te vergasten, vervallen zy hierdoor ligt tot dronkenschap. ‘5. Feestdagen, waar deeze in menigte gevierd worden, ryst natuurlyker wyze de waardy der overige dagen: terwyl zy tevens tot allerlei soorten van buitenspoorigheden aanleiding geeven. ‘6. Vooroordeelen, ten aanzien van den woeker, strekkende om het geld buiten omloop te houden, en dus de renten van 't zelve, tot groot nadeel van die het noodig hebben het ter leen op te neemen, aanmerkelyk te doen ryzen. Als een gevolg hiervan is de rente te Lyon gemeenlyk zes ten honderd. ‘7. Weelde onder de Manufacturiers, als verteerende allengs derzelver Kapitaal, waar door zy in hunne onderneemingen belemmerd worden. ‘8. Tytels van Adel en rang, aan Kooplieden toegestaan, uit een ongerymd denkbeeld van aldus den Koophandel aan te moedigen; doch waar door men in de daad den stroom afleidt, welke eigenlyk den Koophandel kan doen bloeijen. Deeze verkeerde Staatkunde is in onze dagen gansch niets ongewoons. Hoe veel schranderder was het gedrag van lodewyk den XI. Die | |
[pagina 427]
| |
Vorst was een vriend des Koophandels, welke hy aanmoedigde door de uitsteekendste gunstbetooningen, door wyze schikkingen, en door aan zynen tafel alle de geenen toe te laaten, die in bevordering van denzelven uitmunteden. - Een Koopman, maitre jean genaamd, trots op deeze byzondere blyken van hoogagting, begeerde in den Adelstand verheeven te worden; de Koning bewilligde zyn verzoek; maar liet hem vervolgens niet meer aan zyn tafel toe. Misnoegd wegens deeze minagting, terwyl hy zich in zynen nieuwen staat, tot meer oplettendheid jegens zyn persoon, geregtigd oordeelde, waagde hy het zyne klagten daarover in te brengen; doch werd met dit antwoord den mond gestopt. ‘Gaa heenen myn Heer de Edelman. Toen ik u aan myne tafel deed zitten, merkte ik u aan als de eerste Persoon van uwen rang; maar nu gy de laatste van uwen tegenwoordigen rang geworden zyt, zou ik de overigen beleedigen, indien ik voortaan u dezelfde gunst bewees.’ Hoe veel één enkel Mensch kan doen ter bevordering van Werkzaamheid, en dus nuttig in zyn Geslachte weezen, toont de Heer townsend als hy, te Nismes zynde, aantekent. ‘In het tegenwoordig oogenblik is myn gemoed bezig met de beschouwing van een ongelyk eerwaardiger voorwerp dan de Gedenktekenen van Romeinsche grootheid, (door hem beschouwd, maar niet beschreeven, om dat men derzelver naauwkeurige beschryving in verscheide Boeken vindt); want myne geheele aandagt is alleen gevestigd op het bevallig beeld van eenen herder, die geheel voor zyne kudde leefde. Deeze was de Heer de becdelievre, laatst overleden Bisschop van Nismes, een Prelaat even uitmuntend om zyn verstand als om zyne menschlievendheid en godvrugtigheid. Niet te vrede met uit zyne eigene middelen de rampen der behoeftigen te verzagten, vermeerde hy ook in zyn gebied de Voortbrengzelen van den arbeid, door het vieren van verscheiden uit het groot aantal heilige dagen, welke slechts de luiheid en ondeugden voeden, tot de daar aan volgende Zondagen te verschuiven. By het uitdeelen van aalmoesen, werd zyne menschlievenheid door bescheidenheid bestuurd. Hy was een vyand van die soort van milddaadigheid, welke uit eene blinde gevoeligheid ontstaat, en geen anderen grondslag heeft dan het algemeen medelyden. Hy raadpleegde daar by te zelfder tyd zyn | |
[pagina 428]
| |
verstand en hart, en was even min genegen zyne oogen van het zien van elenden af te keeren, als om deeze enkel te verligten, ten einde haar pynlyk gezigt te ontwyken; maar hy bood den behoeftigen altoos zodanige hulp aan, wanneer het gebrek zich openbaarde, als de rede en de godsdienst beide moesten goedkeuren; laatende de armen die juiste graad van gebrek gevoelen, welke, zo lang zy hunne vryheid genieten mogen, altyd noodig blyft om derzelver arbeidzaamheid leevendig te houden. Aldus geleek hy den kundigen Hovenier, die de kwynende plant begiet, en niet langer aanhoudt met dezelve te begieten, dan terwyl de hemel haar zyn regen onttrekt. Als een yverig voorstander der byzondere leerstellingen van zynen Godsdienst, maakte hy geen onderscheid in de uitoefening zyner weldaadigheid, en duldde niet alleen hen, die dezelfde leerstellingen niet konden aanneemen, noch overeenstemmen met de godsdienstige plegtigheden in dat land voorgeschreeven, maar dezelve ook wel doende. Deez' Kerkvoogd bragt, door zyne wysheid en milddaadigheid te weeg, dat, in een tydperk van vyfen-veertig jaaren, het getal der Inwoonderen van Nismes veel meer dan verdubbelde; want, by de aanvaarding van zyn ampt, slechts twintig duizend aldaar gevonden hebbende, hadt hy egter vóór zyn' dood het geluk van die Stad bevolkt te zien met vyftig duizend zielen, die hem zegenden.’ Te Montpellier merkt hy op, ‘dat geene verblyfplaats voor een Liefhebber van Weetenschappen aangenaamer kan weezen dan deeze Stad.’ In de Scheikunde, in de Natuurkunde, en de Kruidkunde worden door de Heeren chaptal, bertholon en gouan, lessen gehouden. ‘Ieder een mag de Lessen, in elke Weetenschap, vry bywoonen: want het is eene vaste stelregel by de Fransche Natie, dat de wysheid de deuren van haaren tempel voor een iegelyk wyd open zetten, en, zonder onderscheid van persoonen, allen de geenen daar in toelaaten moet, die begeerig zyn dezelve in te treeden.’ Overal wordt deeze hoogstwenschlyke regel niet gevolgd, en de verkryging van kundigheden eer moeilyk dan gemaklyk gemaakt. Des Schryvers opmerkingen op de Gronden, de Gewassen, de Leevenswyze der Inwoonderen op zynen weg van de Spaansche Grenzen tot Barcelona, laaten zich met zeer veel genoegen leezen, en verschaffen nutte ontdekkingen. | |
[pagina 429]
| |
Te Barcelona woont hy de laatste week den Vasten by; de beschryving van dezelve is uitmuntend, en doorzaaid met leerzaame en Volks character schetzende bedenkingen. Al het opmerkenswaardige deezer Stad wordt door townsend in oogenschyn genomen. Onder de Boekeryen muntte die van het Collegie der Dominicaanen uit, als bevattende een grooter aantal van hedendaagsche kostbaare Werken, dan die van het Bisschoplyk Collegie en van de Carmeliten. Eenige opgeteld hebbende, vaart hy voort: ‘Om kort te gaan, in hoedanigen tak van Weetenschappen men ook eenige onderrigting begeert, kan men verzekerd zyn de beste Werken, welke daar over handelen, in de eene of de andere deezer Boekeryen, tot welke men dagelyksch, de heilige dagen maar alleen uitgezonderd, zes uuren lang toegang kan krygen, te zullen aantreffen. - In het Dominikaaner Klooster is een vertrek, geheel en al opgevuld met boeken, welke door de Inquisitie verboden zyn. Op dat egter niemand in verzoeking valle, die te leezen, zyn alle de openingen tusschen dezelve opgevuld met duivels, knabbelende op menschen beenderen van onderstelde Ketters; doch, al vreesde men, dat het gezigt hier van niet toereiken mogt om de nieuwsgierigheid te beteugelen, zyn die boeken nog daarenboven zorgvuldig opgeslooten, en niemand wordt in dat vertrek, zonder byzondere vergunning, toegelaaten. In dit zelfde Klooster zyn authentique Registers van meer dan vyf honderd vonnissen tegen Ketters uitgesprooken; behelzende derzelver naamen, ouderdom, woonplaats, den tyd wanneer veroordeeld, en hoedanig de uitkomst daar van geweest is; te weeten of de veroordeelde lichaamlyk dan wel in beeldtenis verbrand zy, als ook of hy zyne kettersche dwaalingen herroepen hebbe, en dus bewaard gebleeven is, niet van het vuur en den brandstapel, want in dat geval kon hy op nieuw afvallig zyn geworden, maar van de helsche vlammen. De vroegste dagtekening is van 't Jaar 1489, de laatste van 1726. Onder elk Opschrift is het afbeeldzel van den Ketter, doch by sommigen half, by andere meer dan voor drie vierde gedeelten, door duivels verslonden. Ik was zodanig verwonderd over de misselyke gedaanten, welke de Schilders aan hunne helsche geesten gegeeven hadden, en over de vreemde houdingen der Ketters, dat ik my niet wederhouden kon van eenige derzelven af te tekenen, toen | |
[pagina 430]
| |
ik eens gelegenheid daar toe hadt, zonder van iemand opgemerkt te wordenGa naar voetnoot(*). Eenigen tyd daar naa zat ik by een der Inquisiteurs, die my de eere aandeed van my een bezoek te komen geeven: deeze, zonder erg daar in te hebben, vatte myn Memorieboek op, en sloeg het juist toevallig by dat zelfde blad open, dat deeze tekeningen behelsde. Ik lachte, en hy bloosde, doch geen van ons beiden sprak op dat pas daar van een enkel woord. Toen ik vyftien maanden daar naa te Barcelona wedergekeerd was, zeide hy my met een glimlach: ‘Gy ziet dat ik een geheim bewaaren kan, en dat de grondbeginzelen van eere aan ons geenzins onbekend zyn!’ ‘Geduurende myn verblyf te Barcelona, had ik gelegenheid om alle de Geregtshoven der Inquisitie, in eene groote processie, byeen vergaderd te zien, ten einde in de St. Catharina Kerk, aan de Dominikaanen toebehoorende, het Feest van st. pedro, den Martelaar, te vieren. Gelukkig ware het geweest voor het Christendom, indien alle Feestvieringen der Inquisitie zo onschuldig waren afgeloopen als de tegenwoordige. Tot roem van dit Geregtshof te Barcelona, wordt over 't algemeen erkend, dat alle leden van 't zelve mannen van verdiensten zyn, die ook meerendeels door hunne menschlievendheid uitmunten.’ Min met Engeland, dan de Engelschen doorgaans zyn, vinden wy den Heer townsend met zyn geboorteland, ingenomen. Van eene vreemde belasting te Barcelona gesprooken hebbende, schryft hy. ‘Wy verwonderen ons over de verregaande ongerymdheid deezer belasting; maar heeft men in Engeland ook geene belastingen ingevoerd, die bykans even ongerymd zyn, en onze Regeering overtuigen kunnen, dat de Souverainen van Catalonien de dwaasheid niet alleen gepacht hebben? Spanje mag met recht tegen Engeland zeggen: Cum tua pervideas oculis mala lippus inunctis,
Cur in amicorum vitiis tam cernis acutum.
Hor. Sat. Lib. I. Sat. 3.
| |
[pagina 431]
| |
Een volgend Deeltje, zo even door ons ontvangen, zal ons gelegenheid tot nieuw onderhoud met een zo wel geschreevene en gelukkig vertaalde Reisbeschryving geeven. |
|