Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Amsterdam, in zyne Geschiedenissen, Voorregten, Koophandel, Gebouwen, Kerkenstaat, Schoolen, Schutterye, Gilden en Regeeringe; om te dienen ten vervolge op het Werk van Jan Wagenaar, Historieschryver der Stad. Negentiende Stuk. Met Plaaten. Te Amsterdam en Harlingen by P. Conradi en V. van der Plaats, 1791. In gr. 8vo. 179 bl.Volstrekt op den eigensten voet, als wy, wegens de voorgaande Deelen deezes Vervolgs van wagenaar's Werk, Amsterdam betreffende, aangemerkt hebbenGa naar voetnoot(*), is dit Negentiende Stuk, waarmede 't zelve geslooten wordt, voortgezet, en behelst het Een-en-dertigste Boek, waar uit het grootendeels bestaat, de Geschiedenissen dier Koopstad van het Jaar 1784 tot in het Jaar 1788, wanneer op den negen-en-twintigsten van April de Pruissische Wagt, voor de laatste maal afgelost, en vervolgens de Staatsche Bezetting by de Leydsche Poort geplaatst werd, naa dat dezelve ruim zes en een halve maand in Uitlandsche Magt geweest was. ‘Verscheide zaaken,’ zegt de Schryver, ‘aldaar, zedert, voorgevallen, tot de Omwenteling betrekkelyk, het afleggen van den Eed op de Constitutie, het invorderen van den Vyf-en-twintigsten Penning, en andere aan onze Stad niet byzonder verknogt, vinden eene voegzaame plaats onder de algemeene Vaderlandsche Gebeurtenissen.’ - Dit is waarheid; maar heeft ook die Stad, zints dien tyd, tot heden, haare byzondere Lotgevallen gehad, niet minder meldinge waardig dan veele van de in dit Vervolg opgetekende; dan de Schryver vondt hier waarschynlyk, zyns oordeels, een voeglyk Tydperk om den draad zyns Verhaals af te breeken, en de opvatting of aanknooping voor eenen anderen, die des lust mogt hebben, over te laaten. Hoe geval- en belangryk zyn de aangeduide Jaaren voor Amsterdam. Van binnen en van buiten zag men tooneelen, hoedanige 'er nooit in of omtrent die Vesten vertoond waren! Welk eene ruime stoffe voor den Ge- | |
[pagina 378]
| |
schiedboeker! Wanneer men dit alles in het beloop van 137 bl. beschreeven vindt, zal men, by voorraad, reeds veronderstellen kunnen, dat alles zeer kort moet afgehandeld weezen, en niet veel meer bevatten dan 't geen van elders ten overvloede bekend was. Bekendheid der openbaare voorvallen, zo jong verleden, is altoos het lot der geenen, die de Beschryving van de Geschiedenissen huns Tyds onderneemen; doch men verlangt, en met rede, dat zy zich bevlytigen om byzondere naarigten te bekomen, en die ter opheldering mededeelen; waar door de roerzels en aanleidende oorzaaken ontdekt worden. Veelen begeeren, om my te bedienen van eene aanmerking, welke my voorstaat by den Lord bolingbroke, in zyn Regt Gebruik der Historien geleezen te hebben, ‘de werking der Myne te zien, en niet alleen de stoffen, die uit dezelve gesprongen zyn.’ Wy weeten, het valt bezwaarlyk, zo niet meer... aan dit verlangen te voldoen; doch kan het, als men eenigen toegang heeft tot oorspronglyke bescheiden, niet in elks handen, met bescheidenheid en voorzigtigheid, gedaan worden. Maar voor den Schryver van dit Vervolg waren de bronnen, zynen Voorganger wagenaar zo ruim geopend, zo wy verneemen, geslooten, en is dit mogelyk eene der oorzaaken, waarom wy zo weinig of geen nieuws, Amsterdam byzonder betreffende, vermeld vinden; schoon men met draaglyk genoegen het aaneengeschakeld verhaal der gewigtige Gebeurtenissen, in 't gemelde Tydvak, leeze, en, tot een volkomener begrip, naar 's Schryvers aanwyzinge, zich, op veele plaatzen, konne bedienen van 't bekend Werk, 't Beroerd Nederland getyteld, 't welk, uitgezonderd het Xde Deel, Friesland betreffendeGa naar voetnoot(*), uit dezelfde penne als dit Vervolg schynt gevloeid te zyn. Het overige van dit Deel wordt besteed om verslag te geeven van de veranderingen, in Wereldlyke Gebouwen en Werken; van de Kerken en 't Kerkbestuur der Gereformeerden; waar men de Conventie aantreft tusschen de Broederen Ernstigen en Cocceaanen, in den Jaare 1773, overeenkomstig met welke men zich, zedert dien tyd, met eenige veranderingen, naar tyds gelegenheid, by het beroepen van Leeraaren gedraagen heeft. - Van de Ker- | |
[pagina 379]
| |
ken en het Kerkbestuur der byzondere Gezindheden buiten de Gereformeerden; hier ontmoeten wy, onder anderen, berigt van de Boekverzameling by de Doopsgezinden; hunne Vergaderingen houdende by het Lam en den Tooren, ingevolge der Maakinge van wylen den Eerw. p. fontein. Deeze Berigten zyn zeer naauwkeurig, en dienen tot noodige Byvoegzels op wagenaar. Byzonder en overneemenswaardig oordeelen wy 't geen de Schryver, van de Kerken der Roomschgezinden spreekende, omtrent eene derzelven aanmerkt. ‘In de optelling van de Kerken der Roomschgezinden, by den Heer j. wagenaar, vinden wy geene melding van eene Kerk, welke door de Jesuiten wordt gebruikt. De naauwkeurige Historieschryver was niet onkundig, dat, binnen Amsterdam, eene Vergaderplaats van die Gezinte was. Doch, waarschynlyk, maakte hy daar van geen gewag, om dat dezelve, op hoogen last geslooten, althans de openbaare Godsdienst-oefening, ter aankweekinge der byzondere Leerbegrippen diens Aanhangs, zints eene reeks van Jaaren, verbooden was. By de Omwenteling van den Jaare 1787 ontvingen de Jesuitsgezinde Roomschgezinden verlof, om de geslootene Kerk te mogen openen, en, even als alle andere Leden der Kerke, hoewel bepaaldlyk alleen op deeze plaats, hunnen Godsdienst te mogen waarneemen. De Kerk, door ons bedoeld, heet de Krytberg, volgens het Opschrift, welk men, boven een der Ingangen, leest. Zy staat tusschen het Koningsplein en de Beulingstraat, naast en ten Noorden van de Kerk der Doopsgezinden by het Lam. De voornaame ingang is op den Singel, alwaar zy het aanzien van eene deftige Burgerwooninge, en door welke men den toegang tot het eigenlyk Kerkgebouw, heeft. De andere ingang is op de Heeregraft door eene enge steeg, een weinig ten Zuiden van de Katersteeg. De Kerk, dus tusschen de Huizen van den Singel en de gemelde Graft beslooten, is een hoog en ruim Gebouw, pronkende van binnen met verscheiden cieraaden, en den vereischten toestel, tot den plegtigen Kerkdienst behoorende.’ |
|