schiedenissen ontleend zyn. Dit Stukje bevat veel goeds, maar meenig Leezer zal wel wenschen, dat men 'er telkens de plaatzen hadt bygevoegd, waar deeze beroemde Stukken thans voor handen zyn.
III. De Terugroeping (ten vervolge van bl. 79, in het 2de Stukje.) Eene Vertaaling van een Stuk, uit meiszner's Skizzen, het welk echter noch Vertaaler, noch Uitgeevers verkoozen hebben 'er by te zeggen. Zo wy ons niet bedriegen, was van dit Stuk, zo wel als van dat, waar op het ten vervolge dient, reeds eene overzetting in het Algemeen Magazyn van Weetenschap, Kunst en Smaak geplaatst.
IV. Hovaardy en Trotschheid; eene Vertelling, waarvan cnaeus cornelius scipio aemilianus, de eenigste nagelaten Zoon van den ongelukkigen quintus cornelius scipio metellus, die de zyde van pompejus gekozen hadt, de held is. In dit Stukje zyn de Romeiusche zeden van dat bedorven tydperk vry wel geschetst. Zomtyds echter toont of de Schryver of de Vertaaler, dat hy te Rome niet al te wel te huis was; b.v. op bl. 80, daar hy met de Idus en Kalendoe vreezelyk in de war is.
V. |
Orpheus; |
VI. |
Myn besluit; |
VII. |
Myn meisje; |
VIII. |
De vergenoegde Boer; |
IX. |
Liefde-verklaaring; |
Vyf Dichtstukjes, die zo zeer van den gewoonen stempel zyn, dat de Uitgeever of Uitgeevers zekerlyk niet te laag van zich zelven dachten, toen zy op de rugzyde van den titel van dit Stukje de woorden plaatsten, die juvenalis, uit zedigheid, van zich zelven bezigt:
- Stulta est clementia, cum tot ubique
Vatibus occurras, perituroe parcere chartae.
X. Weleer; eene aandoenlyke klacht van een' minnaar, die zyn meisje verlooren hadt; in prosa.
XI. Miscellanea; onder deezen titel geeft men ons twaalf kleine Stukjes of Aantekeningen, van verschillenden aart. Van het belang en de nieuwheid van dezelven moge het volgende, dat het negende is, en dat wy hier geheel plaatzen zullen, ter proeve verstrekken: ‘De natuurlyke Wetten des Rechts zyn by alle menschen niet volkomen dezelven. De geschiedenis geeft ons voorbeelden aan de hand van Volkeren by welken het steelen voor eene zeer geoorlofde affaire gehouden wordt.’
XII. Acht Anecdoten, waar van de volgende, die de eerste is, misschien met het meest genoegen zal geleezen worden. ‘Toen voltaire, verscheiden jaaren geleden, fredrik den II, op Hoogtsdeszelfs reize naar Westphalen, vergezelde, veroorzaakte de aankomst des Konings, byzonder onder de