Redevoering van F.J. Voltelen, Hoogleeraar in de Geneesen Scheikunde, over het Dierlyk Magnetismus, opentlyk uitgesprooken, by het plechtig nederleggen van den Post van Rector Magnificus van 's Lands Hooge Schoole te Leyden, den 8 Febr. 1791. Uit het Latyn vertaald, door J. Veirac, M.D. enz. te Rotterdam. Te Leyden by H. Mostert, 1791. Behalven het Voorwerk, 100 bladz. in gr. 8vo.
In het Voorbericht geeft de geleerde Vertaaler dezer Redevoeringe een kort en zeer onpartydig verslag van de zeer veel gerugts gemaakt hebbende en wondergelykende geneezing van zekere barbara van nout, door middel van de Mesmeriaansche betasting, of het zogenaamd Dierlyk Magnetismus, te weeg gebragt, zonder evenwel daaromtrent iets stelligs ten aanzien der mogelykheid, of onmogelykheid, van kwaade trouw, of iets diergelyks, te willen beslissen; laatende zulks (met het grootste regt) liever aan nadere proeven, of wel aan den tyd, over, die dikwyls de beste Geneesmeester is van hun, die, al te zeer tot het wonderbaare genegen, op het eerste verschynzel van diergelyke gebeurtenissen, vermoeden, dat de gaave van wonderen te verrigten op nieuws aan zommige menschen medegedeeld is. Aan het einde der Voorrede van den Auteur, vindt men, voor de Liefhebbers, een aantal Geschriften van ouder en nieuwer datum opgesteld, die over het Dierlyk Magnetismus handelen.
In het begin der Redevoering toont de Hoogleeraar, dat het Menschdom, in deze onze, by veelen voor reeds verlicht geachte, eeuw, nog even zeer tot het wonderbaare, tot bygeloof en dwepery, genegen is dan in de voorgaanden, en dat het 'er nog verre af is, dat die thans juist zo veel wyzer zoude zyn als zy geleerder geschat word. Eene gewis maar al te treurige waarheid, waarvan ieder die eenige ondervinding by wat Menschkunde gevoegd heeft, ten sterksten overtuigd is, en waarvan de oorzaak veel gemakkelyker te ontdekken dan wel te geneezen is.
Vervolgens gaat hy tot het onderwerp zelve over, en wyst de wegen aan, langs welke de roem van het wonderbaare vermogen van den Zeilsteen, door onkunde en bygeloof, by de oudste Volken tot den hoogsten top geklommen is, en wat men niet al voor Toverkunsten geloofd heeft