leerzaamheid van het vrouwlyk geslacht, - de kundigheden, die voor het vrouwlyk geslacht onöntbeerlyk zyn, - de gesteldheid van den goeden smaak, en deszelfs invloed op de deugd, - de vrouwlyke neiging tot dweepery, - de oorzaaken, waarom het vrouwlyk geslacht zo gering van zyne bestemming denkt, - de natuurlyke, voor de deugd by uitstek gunstige geschiktheden van het vrouwlyk geslacht, - den invloed der natuurvreugden op het vrouwlyk geslacht, - in hoe verre het voor 't vrouwlyk geslacht geöorloofd zy, zig naar de Mode te schikken, - de tydverspilling, de gierigheid en zuinigheid, - en eindelyk, de vrouwlyke gezelligheid. - - Over ieder deezer onderwerpen levert de Heer maresoll eene reeks van leerryke en pligtmaatige bedenkingen, die wel inzonderheid tot het vrouwlyk geslacht betreklyk gemaakt worden, maar ook in veele opzigten het manlyk geslacht te stade komen. Van dien aart zyn onder anderen 's Mans opmerkingen, wegens het onderscheid tusschen gierigheid en zuinigheid, en derzelver gevolgen; waaruit wy een byzonderen trek, ten aanzien van het huishoudlyke, zullen overneemen.
‘De gierigheid schuwt alle kosten, ook die, welken het geluk en de welvoeglijkheid der huisgenooten vereischt; de zuinigheid laat ons zoo gewillig voor het best van ons Huisgezin zorgen, als zij ons van pracht en dartelheid te rug houdt. Hoe treurig ziet het 'er niet uit in een huis, in het welk de gierigheid heerscht! Welke laage, onedele denkwijze beheerscht daar allen, die door deze ondeugd besmet zijn, of ook die daar onder lijden moeten! Hoe greetig zoeken deze dikwijls schadeloos te stellen, wanneer hun de gelegenheid daartoe zich aanbiedt! Waar de huismoeder aan de gierigheid overgegeven is, daar straalen morsigheid en wanorde allerwege in het huishouden door; daar vergunt deze aan niemand den tijd, die tot bewaaring van orde en zindelijkheid gevorderd wordt. Waar de huismoeder aan de gierigheid overgegeven is, daar wordt de opvoeding op alle wijzen veronachtzaamd; daar schijnt haar alles, ook het slechtste, dat de minste kosten veroorzaakt, goed genoeg te zijn; daar moeten de kinderen niet, het geen nuttig en onöntbeerlijk, maar alleen dat voordeelig is, leeren. In zoodanig huis gaan de voortreflijkste aanslagen en vatbaarheden eener jonge ziel verloren, en blijven onbeschaafd en onöntwikkeld. In zoodanig huis leert niemand zich ligt boven het alledaagsche en gewoone verheffen. Hier, waar de geest verstikt, het verstand enkel met laage handelwerken bezig gehouden, en de gantsche denkwijze tot zelfbelang en eigenbaat geleid wordt, hier heerschen reeds alle die onedele menschhaatende gezindheden in de harten der kinderen, die, met den voortgang der jaaren, in werklijke grove gierigheid