| |
Godengesprekken, gehouden boven het Veld van Mars, en gevonden in de Nationale Vergadering, te Parys: naar het Hoogduitsch van Wieland. Te Utrecht by G.T. van Paddenburg, en te Rotterdam by J. Meyer, 1792. 104 bl. in gr. 8vo.
De groote dag voor Frankryk, de dag van de vaststelling der Constitutie, is door veele Geschiedboekers, van meer en min aanziens, beschreeven; door veele Staatkundigen beöordeeld, hemelhoog gepreezen, of heldiep gelaakt. - Dit alles is menschen werk. Hier komt ons deeze Dag, deeze groote Gebeurtenis, te vooren, als beschouwd en beöordeeld door de Goden; doch Goden die zeer menschlyk spreeken; Goden die op eene vreemde wyze by den anderen komen; Goden van ouden tyd,
| |
| |
en die zeer onlangs de Vergoding moeten ondergaan hebben.
Immers in het eerste Godengesprek komt ons jupiter met zyn lieve juno voor; deeze laatste als grootste Beschermeres der Throonen, de eerste als meer der Volkszyde toegedaan, en gereed om zich te onderwerpen aan het Ryk van nemesis thans gekomen, overeenkomstig met een overoud, door Goden en Menschen lang vergeeten, Orakel, dat themis gaf, toen zy nog in bezit van den Delphischen grond was, 't welk jupiter zich in deeze dagen weder herinnerde. ‘Wanneer,’ dus luidt het Orakel, ‘na eene lange omwenteling van eeuwen, 'er een Ryk op de Aarde zyn zal, waarin de tyrannye der Koningen, de Hoogmoed der Grooten, en de Onderdrukking des Volks, met de beschaaving van alle de bekwaamheden der Menschheid éénen tred houden, en beide eindelyk hun hoogste toppunt zo naby komen, dat in een oogenblik de oogen van alle Onderdrukten zich openen, en alle armen ter wraake zich opheffen; dan zal de onverbiddelyke maar steeds regtvaardige nemesis met haar diamanten toom in de eene, en heur scherp meetende maat in de andere, hand, op den throon van den olympus nederdaalen, om de trotschen te vernederen, de onderdrukten te verheffen, en een gestreng Regt van wedervergelding aan ieder booswicht, die de Regten der Menschheid met voeten tradt, en, in de bedwelming zyns Hoogmoeds, geene andere Wetten wilde kennen, dan de uitspattende begeerte zyner hartstogten en lusten, den teugel te vieren; te vrede met onder haar te regeeren zal dan jupiter zelve verder niets zyn dan de uitvoerer der Wetten, welke zy den Volken des Aardbodems zal geeven; een gouden tyd, als die van saturnus, zal zich dan over de ontelbaare Geslachten van betere Menschen verbreiden; algemeene harmonie zal een enkel Huisgezin uit hun allen maaken, en de Sterflykheid alleen zal het
onderscheid tusschen het geluk van de Bewooners der Aarde, en van den olympus, zyn.’ Juno is geenzins zo bereidvaardig om te gelooven aan deezen zoeten Dichtersdroom, en haar gedrag daarvolgens te regelen, als haar Echtgenoot,
Die in het tweede Godengesprek zich bezig houdt met st. louis, welke de zaak met elkander redelyk wel kunnen vinden. Doch jupiter horcius, Bestuurder en Handhaaver van alle de Eeden der Stervelingen, en ju- | |
| |
piter pluvius, Beheerscher van de lugt en dampkring, komen hier tusschen beiden; de een dringende om de Beëediging voortgang te doen hebben by schoon weêr, terwyl de ander het onvermydelyke van den zwaaren regenvlaag op dien Dag staande houdt, ondanks welke de Beëediging voortgaat, door de Goden uit een der doorzigtige Wolken beschouwd.
Ondertusschen houdt jupiter, olympus, mercuur, numa pompilius, st. louis, hendrik de IV, een belangryk gesprek, waar by zich in 't einde lodewyk de XIV voegt. Hendrik de IV oordeelt dat men te verre gegaan is, 't geen jupiter oplost. Numa houdt het aangevangen werk voor een zeer hachlyk stuk, en vindt 'er niet weinig in te berispen. Lodewyk de XIV is in geen goede luim, maakt een slegt figuur onder de Goden, en moet agter blyven, terwyl hendrik de IV, nevens numa, met jupiter na den Olympus vertrekt.
Het vierde Godengesprek valt voor tusschen juno, semiramis, aspasia, livia, en elizabeth van Engeland. - Juno vangt het zelve, als een Godin tot wier Departement de Koningen en de Adel altyd behoord hebben, in deezer voege aan. ‘Gy weet reeds, myne Vriendinnen! waarom ik u tot deeze geheime byeenkomst heb laaten noodigen. De Monarchien, welker Beschermster ik ben, zyn van gevaaren omgeeven, die met ieder dag zorglyker worden. Zy zyn in haare grondvesten geschud, en eenige van haar dreigen in te storten, wanneer 'er geen middelen gevonden worden, om ze nog in tyds te onderstutten. Het ergste is, dat myn Gemaal, die over het geheel, sints een geruimen tyd, zeer veranderde, kortling een groote Moralist geworden zy - de democratische aanmaatigingen schynt te begunstigen, en mynen yver voor de goede zaak, ten minsten in de keuze der middelen, paalen stelt, die ik niet durf waagen te overschreeden. In deeze omstandigheden heb ik het noodig geagt, met de wysste en ervaarenste onder de Bewooneressen van den Olympus te raadpleegen. - Vier zulke Raadgeefsters doen my een bystand verwagten, die myne poogingen noodwendig met de gelukkigste uitkomst moet bekroonen. Zeg my derhalven uwe gedagten zonder agterhouding, welke middelen en wegen zouden 'er kunnen ingeslaagen worden om den ganschen val der nog staande Monarchien te verhoeden, het verlooren vertrouwen der Volken te herwinnen, en de schokken, gelyk die, van
| |
| |
welke wy ooggetuigen geweest zyn, in het toekomende onmogelyk te maaken.
Semiramis yvert ten sterkste voor 't Koninglyk Gezag, en geeft als het beste middel op, de Volksverlichting te stuiten. Waaromtrent zy een magtige tegenspraak van aspasia ontmoet, die de geest des Volks, daar dezelve verlicht is, veelvuldige, van het Staatsbestuur afwendende, bezigheid wil verschaft hebben. Zy is van gevoelen, ‘dat men de Regenten behoorde te waarschuwen, dat zy zich niet door kortzigtige raadgeeveren mogten laaten verleiden, om de groote omwenteling, die begonnen heeft in 't menschlyk verstand plaats te grypen, te zullen tegengaan; in plaats dat het oneindig roemryker en zekerer voor hun zyn zou, met de rede in goede verstandhouding te leeven, haar heuren eigen weg te laaten gaan, en over het geheel gerustlyk aan te zien, dat ieder denkt zo als hy gevoelt, spreekt zo als hy denkt, gelooft het geen hy wenscht, en doet wat hy niet laaten kan. - Zoudt gy by deeze vriendlyke waarschouwing nog leenen goeden raad willen gevoegd hebben, deeze zou de myne zyn: dat men die geenen, die geen reden hebben om te vertrouwen, dat zy bekwaam zyn om de Jaarboeken huns tyds met pryswaardige daaden te vullen; dat zy niet te min nog altyd iets roemwaardigs doen konden - wanneer zy maakten, dat de geschiedenis niets, in 't geheel niets, van hun te verhaalen hadt.’
Livia stelt de Regeering van augustus ten voorbeeld der Vorsten, en wil dat alle Vorsten, hoe groot of klein hunne werkkring zyn moge, deeze ten modél neemen. ‘Ik weet wel,’ besluit zy, ‘hoe veel ik daar mede van deeze Heeren vordere; maar myn oogmerk is ook niets minder dan myn hof daar door te maaken. Wie het waagen wil te regeeren, zonder zich der Talenten, die daartoe vereischt worden, bewust te zyn; die eenigen arbeid en moeite schuwt, welke daar mede verbonden is, en niet het volstrektlyk voorneemen heeft, om zich door alle mogelyke verdiensten, en het geluk zyns Volks, den eersten post in den Staat waardig te vertoonen; voor dien heb ik geenen anderen raad, dan dat hy zich van een last, dien hy niet draagen kan of wil, hoe eer hoe liever tragt te ontslaan. Zelfs een erflyke Kroon is geusurpeerd, wanneer ze niet verdiend wordt.’ - Op het zeggen van livia merkt juno aan, dat zy ook zo streng is, als aspasia, in haare vorderingen omtrent de Koningen. Dan
| |
| |
livia geeft haar ten antwoord: vergeef my, Godin! ik vorder niet meer van hun, dan de jongens van myn tyd in Rome van hunne Speelkoningen, die het 't best maaken, riepen ze, zal Koning zyn!
Eindelyk treedt de beroemde elizabeth van Engeland te voorschyn, en door juno na het beste redmiddel gevraagd, geeft zy te verstaan. ‘De reden waarom zo veele kranken niet kunnen geneezen, is niet zo zeer in het gebrek aan werkzaame heelmiddelen, als wel daar in gelegen, dat de lyder zich de kure niet wil onderwerpen, of dat hy de middelen niet in de regte orde gebruikt. Dit zal misschien, zo ik vrees, ook het geval by veele der Koningen zyn, welke gy, groote Beschermeres der troonen! uit hunne verlegenheid zoudt willen geholpen hebben. Naar myne gedagten is 'er in de daad een onfeilbaar middel, waar door alles, tusschen de Volken en hunne Regenten, in behoorelyk evenwigt kan gesteld worden: maar daar het even zo enkel als onfeilbaar is, en van de zyde van uwe Clienten een offer vordert, waartoe welligt niemand van hun vrywillig zal besluiten; moet ik vooraf bekennen, dat ik niet veel meer betrouwen in het uitwerkzel van onze beraadslaaging stelle, dan aspasia, en byna verzekerd ben, dat de noodwendigheid alleen deeze verblinden eindelyk tot die stappen zal moeten dwingen, tot welke zy, om ze uit eigen beweeging te doen, zo ik vrees, noch billyk noch wys genoeg zyn.’ - Naa eenige aanmerkingen over de onbestaanbaarheid der Dwinglandy, onder welk een bekleedzel ook vermomd, met de Volksverlichting voorgesteld te hebben, betuigt elizabeth: ‘Onbetwistbaar zeide semiramis eene groote waarheid, toen zy beweerde, dat het kwaad, tegen 't welke wy de werkzaamste middelen zouden beraamen, door Palliativen niet verholpen kon worden. Maar wat zyn alle die begogelingen des Volks, in welke zy en de doorlugte livia het groot geheim der konst van regeeren schynt te stellen - het zoete verdichtzel van Vaderlyke en Kinderlyke betrekking
tusschen Regeerers en Onderdaanen - of die listige Kunsten, om een Volk in den zoeten droom van Vryheid te wiegen, - anders dan Palliativen, dan eene soort van tovermiddelen, waar door het kwaad, voor een korten tyd, bezwooren en in sluimering gebragt wordt, terwyl het inwendig steeds verder voortvreet, en, by de minste gelegenheid, met verdubbeld geweld weder uitbreeken moet?’
| |
| |
Zy stelt de Politieke Coquetterie, met welke zy zelve voorheen, om de goedkeuring en liefde haarer grillige Natie, vrydde, en daar in niet ongelukkig slaagde, in deeze dagen van verlichting met de andere Palliativen gelyk. - Juno wordt ongeduldig om het middel zo eenig, en alvermogend, te verneemen. Niet dan schoorvoetende komt elizabeth tot de opgave van 't zelve; naa betuigd te hebben hoe zy geloofde de regeerende Heeren, van den eersten der Koningen, tot den Burgemeester van het kleinste aller Abderiten-nesten in de wereld, veel te goed te kennen, om te verwagten, dat zy door de enkele beweeggronden der reden bewoogen zouden worden, om 'er de hand toe te bieden, en dat de yzeren noodwendigheid hun daartoe zal moeten dwingen.
Het middel stelt zy in deezer voege voor: ‘Het is steeds algemeen erkend, dat de volstrektste Monarch Pligten, en zelfs het dienstbaarste van alle Volken Regten, heeft: maar waar in deeze Regten en Pligten eigenlyk bestaan, hoe verre zy zich uitstrekken, binnen welke grenzen zy beslooten zyn, welke inrichtingen 'er moeten gemaakt worden om het Volk het volle genot zyner Regten te verschaffen, en de Regenten tot vervulling hunner Pligten aan te houden; daar over heeft men zich steeds met verwarde en zwakke voorstellen beholpen; daar over is zelfs opzettelyk met voordagt alle mogelyke duisterheid verspreid geworden. Eindelyk heeft, in deeze dagen, het noodlot eener groote Natie, - die zich, haare staatsgesteldheid uitgezonderd, in alle andere opzichten, voor de eerste in de Waereld kon houden, maar die door langduurige mishandelingen van allerlei aart in 't verderf gestort, en, tot de uiterste wanhoop gebragt, zich liever aan alle elenden der Anarchie verkoos bloot te stellen, dan de vergruizende drukking van het Monarchale en Aristocratische Despotismus langer te willen verdraagen - eindelyk, zeg ik, heeft het leerryke en vreeslyke lot dier Natie allen overigen de oogen geopend; en de overtuiging is thans algemeen, dat niets dan eene Constitutie, waar in de regten van alle klassen der Burgeren klaar en bepaald uitgedrukt, en door behoorelyke voorzorgen tegen alle willekeurige inbreuken verzekerd zyn, alle andere Staaten voor dergelyke tooneelen zeker kan stellen. En dit, Godin! is de tegenwoordige gesteldheid der zaaken. De beguichelingen, waar mede men tot hier toe anderen en zich zelven bedroog, kan men alleen in een nevel spee- | |
| |
len, welke de rede eindelyk verstrooid heeft, en geweldige middelen, behalven dat zy even zo onbillyk als haatlyk zyn, helpen wel voor een oogenblik, maar verhaasten slechts de
vreeslyke ontknooping, welke men daar door wil voorkomen. Oogschynlyk is 'er dus niets over, dan dat men, hoe eer hoe liever, besluit om te doen het geen reeds voor langen tyd hadt moeten gedaan worden. Eene Constitutie van weinig artykelen, op de algemeene reden en de natuur der Burgerlyke Maatschappy gegrond, is het onfeilbaare, gemaklyke en eenige, middel, om alle heelbaare kwaalen der Burger-Maatschappy te geneezen, de hoogst mogelyke harmonie tusschen de Regenten en Onderdaanen te herstellen, en de welvaard der Staaten op een onbeweeglyken grondslag te vestigen.’
Het oordeel der Godinne juno is, dat zy op middelen moeten bedagt zyn om de Hoeders der Volken te overtuigen, dat zy voor hunne eigene zekerheid, en rust, zo wel als voor hun roem, niets beters kunnen doen dan elizabeth's voorstel zonder verzuim aan te neemen. Om hun daartoe te beweegen, valt haar in, iris na den God der Droomen te zenden; ten einde deeze in de Vorsten Droomen verwekke, welker uitwerkzelen zy niet zullen kunnen wederstaan. In afwagting wat deeze Droomen, in een tyd des Ongeloofs, zullen uitwerken, scheiden de Godinnen, en de Godengesprekken, van welke wy een berigt gegeeven hebben, genoegzaam om elk ter leezinge uit te lokken, neemen een einde. |
|